ECLI:NL:GHARL:2025:4499

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
21-000714-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdzaak met betrekking tot diefstal en ongelijke behandeling van verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een jeugdige verdachte, geboren in 2009, die is beschuldigd van diefstal van een fatbike en winkeldiefstal in vereniging. De verdediging heeft aangevoerd dat er sprake is van ongelijke behandeling van de verdachte ten opzichte van een minderjarige met een Nederlandse achtergrond. Het hof heeft echter geoordeeld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de strafvervolging en dat er geen sprake is van ongelijke behandeling. De verdachte heeft de diefstal van de fatbike aanvankelijk ontkend, wat een contra-indicatie is voor een Halt-afdoening. Het hof heeft vastgesteld dat de waarde van de fatbike de grens van € 190,- overschrijdt, waardoor een Halt-afdoening niet aan de orde is. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een werkstraf van veertig uren, waarvan twintig uren voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en hulpverlening. Het hof heeft de bijzondere voorwaarden gekoppeld aan de voorwaardelijke straf om de verdachte te ondersteunen in zijn ontwikkeling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000714-25
Uitspraak van 22 juli 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
12 februari 2025 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers
05-327728-24 en 05-378469-24, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

Verdachte, hierna: [verdachte] , heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door [verdachte] en zijn raadsvrouw,
mr. N. Tanoglu, en door [medewerker Stichting Nidos] van Stichting Nidos en [medewerker Leger des Heils]
van Leger des Heils Jeugdreclassering en bescherming, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan [verdachte] is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 05-327728-24:
hij op of omstreeks 17 september 2024 te Arnhem een Fatbike en/of lokfiets (De lokfiets PON 3648 FATBike 02), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie
[regio] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 05-378469-24 (gevoegd):
hij op of omstreeks 30 september 2024 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere kledingstukken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Preliminair verweer

Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van een ongelijke behandeling van [verdachte] ten opzichte van een minderjarige verdachte met een Nederlandse achtergrond en naam. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat in een soortgelijke casus met een Nederlandse verdachte zou zijn gekozen voor een afdoening via Bureau Halt, een voorwaardelijk sepot of een hoorzitting bij het Openbaar Ministerie.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de strafvervolging. [verdachte] heeft de diefstal van de fatbike aanvankelijk ontkend. Dat is een contra-indicatie voor een Halt-afdoening. De bedoeling was toen dat de zaak zou worden afgedaan op een OM-hoorzitting, maar [verdachte] had kort na de diefstal van de fatbike een winkeldiefstal gepleegd. De winkeldiefstal is gepleegd met een geprepareerde tas, waaruit een semiprofessioneel karakter van die diefstal volgt. Beide diefstallen tezamen hebben gemaakt dat niet meer is gekozen voor een OM-hoorzitting, maar voor een dagvaarding voor de kinderrechter. Dat heeft niets te maken met de achtergrond en naam van [verdachte] , maar met beleidslijnen van het Openbaar Ministerie.
Het oordeel van het hof
Uit artikel 2 van het Besluit aanwijzing Halt-feiten 2024 volgt dat een Halt-afdoening kan worden aangeboden indien een strafbaar feit van geringe ernst is begaan, het strafbare feit eenvoudig is vast te stellen, verdachte het strafbare feit bekent, en het strafbare feit en verdachte zich lenen voor een pedagogische benadering.
[verdachte] heeft de diefstal van de fatbike aanvankelijk ontkend, hetgeen een contra-indicatie is voor een Halt-afdoening. Voor de beoordeling of het strafbare feit van geringe ernst is, sluit het hof aan bij artikel 3 van het Besluit aanwijzing Halt-feiten 2024. Uit sub e van dat artikel volgt – voor zover van belang – dat een Halt-afdoening kan worden aangeboden bij een diefstal, voor zover de waarde van het goed ten hoogste € 190,- betreft. De waarde van een fatbike overstijgt in ieder geval ruim de grens van € 190,-. Daarnaast is [verdachte] binnen twee weken na de diefstal van de fatbike aangehouden op verdenking van een winkeldiefstal in vereniging. Het is daarom goed te begrijpen dat het Openbaar Ministerie heeft besloten [verdachte] alsnog te dagvaarden voor de kinderrechter. Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van een ongelijke behandeling. Deze afweging zou ook gemaakt kunnen worden bij een minderjarige met een Nederlandse achtergrond en naam die van soortgelijke feiten wordt verdacht.
Het hof concludeert dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de strafvervolging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Nu [verdachte] ten aanzien van de tenlastegelegde feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en er geen vrijspraak is bepleit kan, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Zaak met parketnummer 05-327728-24: [1]
1. Het proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2024 van verbalisant
[verbalisant 1] , met bijlage, p. 6 en 8;
2. Het proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2024 van verbalisant
[verbalisant 2] , p. 9;
3. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 17 september 2024 van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] , inhoudende de aanhouding van
[verdachte] , met bijlagen, p. 15-16 en 18-20;
4. De verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.
Zaak met parketnummer 05-378469-24 (gevoegd): [2]
Het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de op 30 september 2024 afgelegde verklaring van [aangever] , met bijlagen, p. 11-12 en 30-31;
Het proces-verbaal van bevindingen van 30 september 2024 van verbalisant
[verbalisant 4] , p. 14-16;
3. Het proces-verbaal van bevindingen van 30 september 2024 van verbalisanten
[verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , met bijlagen, p. 21-22, 24-29, 32-47 en 59-64;
4. De verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het in de zaken met parketnummers 05-327728-24 en 05-378469-24 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05-327728-24:
hij opof omstreeks17 september 2024 te Arnhem een Fatbikeen/of lokfiets(De lokfiets PON 3648 FATBike 02),in elk geval enig goed, dat/diegeheel of ten deleaan Politie
[regio] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Zaak met parketnummer 05-378469-24 (gevoegd):
hij opof omstreeks30 september 2024 te Arnhem tezamen en in vereniging met eenof meeranderen, althans alleen,een ofmeerdere kledingstukken,in elk geval enig goed, dat/diegeheel of ten deleaan [benadeelde], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen [verdachte] meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05-327728-24 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 05-378469-24 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van [verdachte]

is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die hem niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

In eerste aanleg is [verdachte] veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie, waarvan twintig uren, subsidiair tien dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van [verdachte] tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren. De
advocaat-generaal heeft verzocht om de bijzondere voorwaarden uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
(hierna: de Raad)van 3 juli 2025 (meldplicht, dagbesteding, meewerken aan hulpverlening en een drugsverbod) aan de voorwaardelijke straf te koppelen.
De raadsvrouw heeft verzocht, mocht het hof tot strafoplegging komen, om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van [verdachte] en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof neemt bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in aanmerking.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fatbike en winkeldiefstal in vereniging. Bij de winkeldiefstal heeft hij gebruik gemaakt van een geprepareerde tas en dit deed hij samen met andere personen. Daaruit blijkt dat er sprake was van een vooropgezet plan waarvoor hij voorbereidingen heeft getroffen. Met zijn handelen heeft [verdachte] er blijk van gegeven zijn eigen belangen voorop te stellen en geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Het hof rekent [verdachte] dit aan.
[verdachte] heeft een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft daarmee een begin gemaakt met het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn handelen.
Het hof heeft gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor minderjarigen, waarin als oriëntatiepunt voor winkeldiefstal met een schade van meer dan € 150,- een taakstraf voor de duur van dertig uren is opgenomen. Voor diefstal van een fiets is een taakstraf vanaf de duur van dertig uren opgenomen.
Het hof heeft gelet op het strafblad van [verdachte] van 5 juni 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder in Nederland is veroordeeld. Het hof merkt daarbij op dat [verdachte] pas ruim een jaar in Nederland verblijft en dat hij al snel in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Het hof houdt rekening met de jeugdige leeftijd van [verdachte] .
Het hof heeft verder gelet op het advies van de Raad van 3 juli 2025. De Raad adviseert tot oplegging van een voorwaardelijke werkstraf met oplegging van bijzondere voorwaarden. Het is van belang [verdachte] een beschermd kader te bieden bij zijn woonplek met veel risicofactoren. Om voldoende drukmiddel te hebben binnen een beschermd kader lijkt de Raad een volledig voorwaardelijke straf het meest passend. De bijzondere voorwaarden houden – kort gezegd – in dat [verdachte] zich moet melden bij de reclassering, dat hij meewerkt aan een dagbesteding en hulpverlening en dat hij geen drugs zal gebruiken.
Ter terechtzitting van het hof heeft [verdachte] verklaard dat hij zijn diploma heeft gehaald op school en dat hij nu aan het werk is als schoonmaker. Hij gebruikt geen verdovende middelen meer. Er is nog geen zicht op een beslissing in zijn asielprocedure. [verdachte] wil graag in Nederland blijven en zijn familie naar Nederland laten komen. [verdachte] heeft verklaard dat hij bereid is zich aan de bijzondere voorwaarden uit het advies van de Raad van 3 juli 2025 te houden.
De voogd van [verdachte] heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat [verdachte] een moeizame start in Nederland heeft gehad, maar dat hij het op dit moment goed doet.
Het hof overweegt dat een geheel voorwaardelijke werkstraf niet in verhouding staat tot de aard en de ernst van de feiten en dat de oplegging daarvan geen recht zou doen aan wat er is gebeurd. Alles afwegende acht het hof een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie, waarvan twintig uren, subsidiair tien dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.
Het hof zal ter ondersteuning van [verdachte] aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden koppelen zoals geadviseerd in het advies van de Raad van 3 juli 2025.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het in de zaken met parketnummer 05-327728-24 en 05-378469-24 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-327728-24 en in de zaak met parketnummer 05-378469-24 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
20 (twintig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte zich gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte meewerkt aan een dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers-)werk en/of school.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte meewerkt aan hulpverlening waarbij gefocust wordt op delict analyse en sociale vaardigheden.

Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte geen drugs zal gebruiken.

Geeft opdracht aan GI Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering te [plaats] tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Aldus gewezen door
mr. R. Feunekes, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. O.O. van der Lee, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman, griffier,
en op 22 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 22 juli 2025.
mr. M.L. Plas, voorzitter,
mr. F.P. Holthuis, advocaat-generaal,
mr. M.J. Ruitenbeek, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
Verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s uit het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Eenheid Landelijke Expertise en Operaties, opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0600-2024435812, opgemaakt en afgesloten op 18 september 2024 door [verbalisant 2] , hoofdagent.
2.Hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s uit het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Eenheid