ECLI:NL:GHARL:2025:4553

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
21-004133-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing onderzoekswensen en bewezenverklaring openlijk geweld met oplegging van taakstraf in jeugdzaak

In deze jeugdzaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 2009, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 20 uur voor openlijke geweldpleging. In hoger beroep heeft de verdediging onderzoekswensen ingediend, maar het hof heeft deze afgewezen, omdat het zich voldoende voorgelicht achtte. Het hof heeft de bewezenverklaring van openlijk geweld tegen twee slachtoffers bevestigd en de eerdere veroordeling vernietigd om proceseconomische redenen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 20 uur, onvoorwaardelijk, gezien de ernst van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot schadevergoeding is toegewezen tot € 1.750,-, terwijl de vordering van [benadeelde 2] niet-ontvankelijk is verklaard. Het hof heeft de wettelijke vertegenwoordiger van de verdachte verplicht om de schadevergoeding te betalen, en de wettelijke rente is vastgesteld vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004133-24
Uitspraak d.d.: 22 juli 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 30 september 2024 met parketnummer 05-295167-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.A.J. Spierings, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter heeft verdachte ter zake van openlijke geweldpleging veroordeeld tot een taakstraf van 20 uur. Verder is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] toegewezen tot € 1.750,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op één of meerdere momenten op of omstreeks 29 oktober 2022 te [plaats] , openlijk, te weten aan de [pleegplaats] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] door
- die [benadeelde 2] één of meermalen op of tegen zijn oren en/of zijn gezicht te slaan en/of te stompen en/of
- die [benadeelde 2] één of meermalen in, op of tegen zijn buik, althans op of tegen zijn lichaam, te slaan en/of te stompen en/of een knietje in zijn buik te geven en/of
- die [benadeelde 1] één of meermalen in zijn gezicht te slaan en/of
- die [benadeelde 1] één of meermalen tegen zijn oor, althans zijn hoofd te slaan en/of stompen en/of - die [benadeelde 1] in zijn buik te stompen;
subsidiair
hij op of omstreeks 29 oktober te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] heeft mishandeld door - die [benadeelde 2] één of meermalen op of tegen zijn oren en/of zijn gezicht te slaan en/of te stompen en/of
- die [benadeelde 2] één of meermalen in, op of tegen zijn buik, althans op of tegen zijn lichaam, te slaan en/of te stompen en/of een knietje in zijn buik te geven en/of
- die [benadeelde 1] één of meermalen in zijn gezicht te slaan en/of
- die [benadeelde 1] één of meermalen tegen zijn oor, althans zijn hoofd te slaan en/of stompen en/of - die [benadeelde 1] in zijn buik te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Onderzoekswensen verdediging

De verdediging heeft ter terechtzitting van het hof de onderzoekswensen, genoemd in de appelschriftuur van 10 oktober 2024, herhaald. De raadsvrouw wenst dat onderzoek wordt verricht naar een 112-melding, een bivakmuts en naar de selectiviteit in het horen van getuigen. Voorts heeft de verdediging verzocht om getuigen [getuige 1] en [getuige 2] te horen.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de onderzoekswensen afgewezen dienen te worden. Hij verwijst hiervoor naar de onderbouwing in zijn eerdere schriftelijke standpunt.
Het hof acht zich op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting voldoende voorgelicht om op de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering te beslissen. Daarbij zijn geen punten naar voren gebracht die van belang zijn voor enige in de strafzaak uit hoofde van voornoemde artikelen te nemen beslissing. Bovendien heeft de verdediging voldoende gelegenheid gehad om de verklaringen van aangevers te toetsen door het horen van een viertal getuigen bij de rechter-commissaris, waarbij de verdediging in de gelegenheid is gesteld de getuigen te bevragen en ook van deze gelegenheid gebruik heeft gemaakt. Het hof wijst de verzoeken met betrekking tot de onderzoekswensen dan ook af.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De advocaat-generaal acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat de verklaringen van aangevers en getuigen onbetrouwbaar zijn.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op
één of meerdere momenten op of omstreeks29 oktober 2022 te [plaats] , openlijk, te weten aan de [pleegplaats] ,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen
een of meerpersonen, te weten [benadeelde 2] en
/of[benadeelde 1] door
- die [benadeelde 2] één of meermalen op of tegen zijn oren en
/ofzijn gezicht te slaan en/of te stompen en
/of
- die [benadeelde 2]
één of meermalenin, op of tegen zijn buik
, althans op of tegen zijn lichaam, te slaan en/ofte stompen en
/ofeen knietje in zijn buik te geven en
/of
- die [benadeelde 1] één of meermalen in zijn gezicht te slaan en
/of
- die [benadeelde 1]
één of meermalentegen zijn oor, althans zijn hoofd te slaan
en/of stompenen
/of- die [benadeelde 1] in zijn buik te stompen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft een taakstraf van 40 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar gevorderd.
De raadsvrouw heeft zich in het geval van een bewezenverklaring op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Met zijn agressieve optreden heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Door het handelen van verdachte hebben de slachtoffers pijn en letsel ondervonden. Bovendien draagt dit soort geweld bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Bij de op te leggen straf heeft het hof acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juni 2025. Hieruit blijkt dat verdachte na de pleegdatum van onderhavig feit nogmaals in aanraking is geweest met justitie wegens een soortgelijk feit. Omdat die uitspraak nog niet onherroepelijk is, weegt het hof die niet mee bij de strafoplegging. In het voordeel van verdachte houdt het hof bij de op te leggen straf rekening met het gegeven dat het bewezenverklaarde een oud feit betreft.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 1 juli jongstleden onder meer gerapporteerd dat er zorgen zijn over de schoolgang van verdachte en dat inzicht in gedrag en keuzes die daaraan ten grondslag liggen punten van aandacht zijn. Omdat er een jeugdreclasseringmaatregel in een andere zaak is opgelegd, adviseert de Raad in deze zaak een geheel voorwaardelijke straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een taakstraf van 20 uur, passend en geboden. Het hof zal deze straf niet als voorwaardelijke straf opleggen met name gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.750,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.750,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt dat de vordering volledig hoofdelijk toegewezen kan worden.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het verzoek tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard dient te worden gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair meent de verdediging dat de vordering gematigd moet worden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Op grond hiervan en rekening houdend met de aard en de ernst van het delict, de gevolgen ervan voor de benadeelde partij, waaronder zijn letsel, en met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht het hof toewijzing van het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.750,- billijk.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Het slachtoffer heeft zich in eerste aanleg niet in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Blijkens het verzoek om een schadevergoedingsmaatregel van 31 maart 2025 en het verhandelde ter terechtzitting, blijkt dat het slachtoffer zich in de fase van het hoger beroep alsnog wil voegen tot een bedrag van € 1.250,-. Omdat voeging in hoger beroep niet meer mogelijk is, heeft het slachtoffer het hof verzocht ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel op te leggen ter hoogte van voornoemd bedrag.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadevergoedingsmaatregel kan worden toegewezen tot het bedrag van € 416,67.
De raadsvrouw heeft bepleit dat een schadevergoeding niet voor het eerst in hoger beroep kan worden ingediend en de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel geldt dat de strafrechter ambtshalve, los van een door de benadeelde partij ingestelde vordering, de in artikel 36f, eerste lid, Sr bedoelde schadevergoedingsmaatregel kan opleggen indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Naar het oordeel van het hof noopt het hierboven omschreven verbod tot voeging van de vordering van de benadeelde partij in de fase van hoger beroep, tot zeer terughoudende toepassing van de mogelijkheid om in hoger beroep over te gaan tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregel die de hoogte van de initiële vordering van de benadeelde partij overstijgt. Indien daartoe te lichtvaardig zou worden overgegaan, zou dit kunnen leiden tot omzeiling van het verbod tot verhoging daarvan. Dit impliceert dat de mogelijkheid tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregel in hoger beroep, die de hoogte van de vordering van de benadeelde partij in eerste aanleg overstijgt, dient te worden voorbehouden aan zeer uitzonderlijke gevallen. Naar het oordeel van het hof is in het onderhavige geval geen sprake van zo’n uitzonderlijk geval. Het hof ziet derhalve geen aanleiding om een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de wettelijke vertegenwoordiger(s) van de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 29 oktober 2022.
Aldus gewezen door
mr. O.O. van der Lee, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. R. Feunekes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.E. Schoenmakers, griffier,
en op 22 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.