ECLI:NL:GHARL:2025:4555

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
21-002935-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde doodslag en diefstal door middel van een valse sleutel in de woning van het slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor gekwalificeerde doodslag op zijn moeder, [slachtoffer], en voor gekwalificeerde diefstal van goederen uit haar woning. De feiten vonden plaats tussen 27 en 28 mei 2022. De verdachte heeft zijn moeder om het leven gebracht door haar te smoren, waarbij hij gebruik maakte van geweld. Na de daad heeft hij verschillende goederen van het slachtoffer, waaronder een mobiele telefoon en een handtas, ontvreemd. Het hof heeft vastgesteld dat de doodsoorzaak van het slachtoffer waarschijnlijk te maken heeft met samendrukkend geweld, zoals bevestigd door een patholoog. De verdachte heeft tijdens het proces wisselende verklaringen afgelegd, maar het hof heeft geconcludeerd dat hij opzettelijk handelde met het oogmerk om de diefstal te vergemakkelijken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren, wat het hof heeft bevestigd. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn eveneens toegewezen, elk ter hoogte van € 17.500,00, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002935-24
Uitspraak d.d.: 24 juli 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 28 juni 2024 met parketnummer 16-182839-22 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
thans verblijvende in [P.I.] .

1.Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.A. Boersma, en de advocaten van de benadeelde partijen naar voren is gebracht.

3.Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 28 juni 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte veroordeeld ter zake van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde doodslag en de onder 2 tenlastegelegde diefstal tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest, en de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] toegewezen, ter hoogte van ieder € 17.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

4.De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2022 tot en met 28 mei 2022 te [pleegplaats] , althans in Nederland, zijn moeder, [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade, van het leven heeft beroofd, door het uitoefenen of toepassen van (samen)drukkend geweld (te weten smoren) op/tegen/in de mond en/of neus, in elk geval het gezicht en/of het hoofd en/of de nek/hals van die [slachtoffer] , althans het belemmeren en/of onmogelijk maken van de ademhaling van die [slachtoffer] ;
1.
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2022 tot en met 28 mei 2022 te [pleegplaats] , althans in Nederland, zijn moeder, [slachtoffer] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door het uitoefenen of toepassen van (samen)drukkend geweld (te weten smoren) op/tegen/in de mond en/of neus, in elk geval het gezicht en/of het hoofd en/of de nek/hals van die [slachtoffer] , althans het belemmeren en/of onmogelijk maken van de ademhaling van die [slachtoffer] , welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten (poging tot) diefstal (met geweld) (strafbaar gesteld in (de) artikel(en) 312/310 van het Wetboek van Strafrecht), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of hetbezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2022 tot en met 28 mei 2022 te [pleegplaats] , althans in Nederland, uit een woning, gelegen aan het [adres] te [pleegplaats] een alarmknop (merk Tunstall) en/of een of meerdere (huis)telefoons en/of een bankpas (Rabobank) en/of een (zwarte) handtas (met inhoud) en/of een (bruine) portemonnee en/of een mobiele telefoon (merk Samsung), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Vrijspraak moord

Met de advocaat-generaal en de verdediging heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
6 Overweging met betrekking tot het bewijs van een gekwalificeerde doodslag en diefstal door middel van een valse sleutel
6.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde gekwalificeerde doodslag wordt veroordeeld. Voorts heeft de advocaat-generaal veroordeling gevorderd ter zake van de onder 2 tenlastegelegde diefstal. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het bestanddeel ‘met valse sleutel’ niet bewezen kan worden, nu verdachte over een sleutel beschikte die hem door zijn moeder zelf was gegeven.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
6.3
Oordeel van het hof
6.3.1
Bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen [1] zijn als bijlage I aan dit arrest gehecht.
6.3.2
Bewijsoverwegingen
Het hof verenigt zich met de hierna cursief weergegeven overwegingen van de rechtbank. Aanvullingen door het hof worden niet-cursief weergegeven.
Inleiding
Op 28 mei 2022 heeft [benadeelde partij 3] (hierna: [benadeelde partij 3] ) aan een vriend gevraagd om bij zijn moeder [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) langs te gaan omdat hij telefonisch geen contact kon krijgen met haar. De vriend van [benadeelde partij 3] ging daarop samen met de buurman van het slachtoffer langs bij de woning van het slachtoffer. Eenmaal binnen troffen zij het slachtoffer aan in de slaapkamer. Zij lag levenloos op bed. Zij voelde koud aan en had geen polsslag. Het slachtoffer lag onder een dekbed met een vogeltjesmotief. De buurman belde om 16.00
uur met 112.
De hulpdiensten kwamen ter plaatse en de ambulancemedewerkers stelden vast dat het slachtoffer was overleden. Eén van de ambulancemedewerkers heeft het kussen met het vogeltjesmotief, waarop het slachtoffer lag, omgewisseld met het kussen dat op het bed naast haar lag. Dit kussen had een bloemetjesmotief. Het kussen met het vogeltjesmotief heeft de ambulancemedewerker op de grond bij het raam neergelegd.
Er waren geen sporen van braak, maar al snel bleek dat er meerdere goederen misten. Het gaat hierbij om een alarmknop, twee huistelefoons, een bankpas, een handtas, een portemonnee en een mobiele telefoon.
Later werd - na onderzoek van het lichaam door de patholoog - als voorlopige conclusie bevonden dat het overlijden van het slachtoffer, 77 jaar oud, kon worden verklaard door mogelijk samendrukkend geweld tegen de mond en/of neus (smoren).
(…)
Overwegingen met betrekking tot de bewezenverklaring
Doodsoorzaak
Over de mogelijke doodsoorzaak is op 18 januari 2023 een (definitief) deskundigenrapport opgesteld door de patholoog drs. [patholoog] , arts en forensisch patholoog bij het NFI (hierna: de patholoog). De patholoog heeft de mogelijke doodsoorzaak forensisch geïnterpreteerd. (…)
De patholoog heeft zich bij deze interpretatie gebaseerd op de verrichte sectie. Verder heeft de patholoog alle medische relevante informatie betrokken, waaronder de geconstateerde hyperglycemie en de bij het slachtoffer al aanwezige ziekelijke afwijkingen. In die zin zijn de bevindingen van het ambulancepersoneel, de huisarts en de schouwarts niet relevant, omdat zij bij hun bevindingen niet over deze complete informatie beschikten. (…)
Uit dit rapport en de beantwoording van de aanvullende vragen volgt dat de patholoog geen zekere doodsoorzaak kan vaststellen. Een anatomische doodsoorzaak wordt niet aangetroffen. Wel wordt door de patholoog in de conclusie een waarschijnlijkheidsoordeel gegeven, waarbij tevens een aantal (ook door de verdediging genoemde) mogelijke oorzaken wordt uitgesloten.
In aanvulling op het voorgaande overweegt het hof als volgt.
Anders dan de verdediging, is het hof met de rechtbank van oordeel dat de bevindingen van het ambulancepersoneel, de huisarts en de schouwarts niet afdoen aan de bevindingen en conclusies van de patholoog. Zij hadden, toen zij hun waarnemingen deden, niet de beschikking over alle medisch relevante informatie, waaronder de geconstateerde hyperglycemie en de bij het slachtoffer al aanwezige ziekelijke afwijkingen. Het doel van hun komst was bovendien niet (primair) gericht op het vaststellen van mogelijke doodsoorzaken. Daar komt bij dat, anders dan het ambulancepersoneel, de huisarts en de schouwarts, de patholoog gespecialiseerd is in het onderzoeken en vaststellen van doodsoorzaken.
Waarschijnlijkheidsoordeel
De patholoog concludeert in het rapport van 18 januari 2023 dat het totaalbeeld van een aantal specifiek omschreven letsels waarschijnlijker is aan te treffen onder het scenario van in bedwang houden en smoren dan onder het scenario van accidenteel oplopen (zoals bijvoorbeeld door vallen). Bij dat waarschijnlijkheidsoordeel is de aangeleverde informatie over de context (met missende spullen van waarde) niet meegewogen. Er waren bij sectie geen aanwijzingen voor samendrukkende krachtsinwerking aan de hals (zoals bijvoorbeeld door wurging).
De patholoog beschrijft dat bij postmortaal toxicologisch onderzoek enkele geneesmiddelen werden teruggevonden, die niet tot de conclusie konden leiden dat deze het bewustzijn van het slachtoffer hadden beïnvloed of een bijdrage aan of oorzaak voor het overlijden waren. Er waren dan ook geen aanwijzingen dat het slachtoffer door een toxicologische oorzaak (waaronder intoxicatie met geneesmiddelen en/of drugs valt) is overleden.
Verder werden bij biochemisch onderzoek aanwijzingen aangetroffen voor een reeds langer bestaande afwijkende suikerhuishouding en een verhoogd suikergehalte in het bloed (hyperglycemic) ten tijde van het overlijden. De patholoog heeft echter aangegeven dat dit in onderhavige casus geen goede verklaring voor het overlijden lijkt, omdat de overige sectiebevindingen sterke aanwijzingen vormen voor een andere mogelijke doodsoorzaak, te weten ‘smoren’ (waarbij de ‘hyperglycemic’ dus niet direct van betekenis is voor het overlijden).
Daarnaast waren er meerdere ziekelijke afwijkingen, waarbij de veranderingen aan de schildklier, de longen, de lever, de nieren en de darmen geen rol van betekenis hebben gespeeld ten aanzien van het overlijden van het slachtoffer. Het hart was volgens de patholoog slechts gering ziekelijk veranderd en heeft waarschijnlijk geen rol van betekenis gespeeld ten aanzien van het overlijden.
(…)
Bruikbaarheid van het rapport van de patholoog
De raadsman heeft de bevindingen uit het sectierapport betwist en vindt dat het rapport in zijn huidige vorm onvoldoende betrouwbaar en concreet is. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat uit het rapport niet volgt dat de letsels in de mond en aan de rechterarm op hetzelfde moment zouden zijn ontstaan, terwijl dat scenario wel als uitgangspunt bij het waarschijnlijkheidsoordeel wordt betrokken.
(…)
De patholoog geeft duidelijk aan waarom bepaalde letsels redengevend zijn voor het waarschijnlijkheidsoordeel. De patholoog wijst daarbij op bloeduitstortingen aan de onderlip, de tongpunt en diep in de mondbodem/hoge hals aan de linkerkant van het tongbeen. Verder wijst de patholoog op de onderhuidse bloeduitstortingen aan de rechterarm, die qua aspect (vorm en grootte) en lokalisatie (aan het lichaam en ten opzichte van elkaar) eventueel kunnen passen bij samendrukkende krachtsinwerking door stevig vastnemen met vingers ('fingertip bruising').
De patholoog geeft daarnaast over bepaalde letsels (sub B10 en B11) aan waarom deze geen directe rol van betekenis hebben gespeeld ten aanzien van het overlijden. Deze waren volgens de patholoog aspecifiek van vorm en deels hadden deze letsels een reeds genezend, ouder aspect.
De patholoog beschrijft dat het totaalbeeld van de letsels (aan de onderlip, tongpunt, het tongbeen en de rechterarm) tezamen (waarbij uitgegaan wordt dat deze letsels tezamen door één scenario verklaard worden) waarschijnlijker aan te treffen is onder een scenario van in bedwang houden en smoren dan onder een scenario van accidenteel oplopen (zoals door vallen).
(…)
In aanvulling op het voorgaande overweegt het hof als volgt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de bevindingen van de patholoog-anatoom bruikbaar zijn voor het bewijs. De patholoog doet de aanname dat bepaalde hiervoor omschreven letsels in één en hetzelfde scenario zijn ontstaan. Het hof is van oordeel dat dit een logische aanname is in het licht van het scenario en de hypothese, namelijk het in bedwang houden én smoren. Het dossier bevat ook geen aanwijzingen die een andere aanname - te weten dat deze letsels op verschillende momenten en door verschillende oorzaken zijn ontstaan - rechtvaardigen.
Op 13 februari 2025 is de patholoog, drs. [patholoog] , in hoger beroep door de raadsheer-commissaris als getuige-deskundige gehoord. Het hof stelt vast dat de patholoog onverkort bij zijn eerdere conclusies bleef. Hij verklaarde dat hij van de letsels in de mond in zijn rapport een gezamenlijke interpretatie heeft gegeven. Die letsels kunnen passen bij een scenario van smoren. De letsels aan de arm erbij maken die interpretatie voor de patholoog nog harder, omdat deze iets kunnen inhouden van in bedwang houden. Tijdens dit verhoor heeft de patholoog zijn eerder getrokken conclusies met betrekking tot de zes kleinere onderhuidse bloeduitstortingen aan de rechterarm (van 1x1 tot 1x1,5 cm) van het slachtoffer herhaald. De patholoog verklaart dat de reden dat hij deze specifieke letsels in verband brengt met smoren, gelegen is in de vorm, te weten rond-ovaal, en deze mogelijk kunnen passen bij fingertipbruising, terwijl dit niet gezegd kan worden van de letsels die aspecifiek van vorm zijn. Over de laatste letsels heeft de patholoog verklaard dat die wel zouden kunnen passen bij het scenario van smoren, maar dat het niet specifiek genoeg voor hem is om die conclusie te kunnen trekken.
Tussenconclusie
Blijkens het vorenstaande concludeert de patholoog dat het overlijden van het slachtoffer het best verklaard kan worden door belemmering van de luchtwegen (smoren) tijdens verder in bedwang houden. Met de rechtbank neemt het hof het rapport van de patholoog (inclusief de ten overstaande van de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring in hoger beroep) en daarmee het waarschijnlijkheidsoordeel over de doodsoorzaak als startpunt voor de verdere beoordeling.
Anders dan de verdediging stelt, maakt de patholoog geen onbegrijpelijk onderscheid tussen letsels die wel en letsels die niet eventueel belastend worden geacht. Integendeel, de patholoog heeft verklaard welke letsels naar zijn deskundig oordeel specifiek genoeg waren om te kunnen bijdragen aan zijn conclusie. Het hof concludeert dat andere letsels aan de arm van het slachtoffer geen afbreuk doen aan het concludente waarschijnlijkheidsoordeel van de patholoog. De door de verdediging opgevoerde indicaties voor een natuurlijk overlijden doen aan het voorgaande niets af. De patholoog heeft in zijn verklaring ten overstaan van de raadsheer-commissaris overtuigend uitgelegd waarom hij een natuurlijke doodsoorzaak minder waarschijnlijk acht.
Weggenomen goederen
De patholoog heeft in zijn rapport de context, namelijk dat goederen uit de woning van het slachtoffer zijn weggenomen, niet in zijn oordeel meegewogen. (…)
Al snel na het aantreffen van het slachtoffer, bleek uit verklaringen van getuigen dat een aantal goederen uit de woning was weggenomen. Het gaat hierbij om de volgende goederen:
  • een mobiele telefoon;
  • een zwarte tas;
  • een portemonnee met daarin een bankpas, identiteitskaart van het slachtoffer en
overige pasjes;
  • twee thuistelefoons;
  • een alarmknop/koord.
Naar aanleiding van de vermissing van de mobiele telefoon van het slachtoffer zijn de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van het slachtoffer opgevraagd. Het slachtoffer maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit het onderzoek naar de historische verkeersgegevens van dit telefoonnummer blijkt dat de mobiele telefoon van het slachtoffer op 27 mei 2022 omstreeks 23:54 uur voor het laatst de mast ‘ [adres] ’ in [pleegplaats] heeft aangestraald. Dit is de mast die het slachtoffer vanuit haar woning het meest aanstraalt en deze kan dan ook als de thuismast worden beschouwd. Ongeveer anderhalf uur later, namelijk op 28 mei 2022 om 01:21 uur, straalt de telefoon vervolgens de mast ‘ [adres] ’ in [pleegplaats] aan. Deze locatie ligt ver uit de buurt van de woning van het slachtoffer en kan ook niet vanuit de woning worden aangestraald. (…) Dat betekent dat de telefoon tussen 27 mei 2022 om 23:54 uur en 28 mei 2022 om 01:21 uur uit de woning van het slachtoffer moet zijn verplaatst.
De mast ‘ [adres] ’ ligt nabij de [adres] . Dit betrof dus één van de locaties in de buurt waarvan de telefoon zou kunnen liggen. Naar aanleiding van deze bevindingen is een zoekactie naar de telefoon gestart. Tussen hectometerpaal 58.0 en 58.1 werd een zwarte handtas in de tussenberm aangetroffen. In de tas zat onder andere een portemonnee met daarin de identiteitskaart van het slachtoffer. Haar bankpas werd niet in deze portemonnee aangetroffen. In de berm van de parallelrijbaan tussen hectometerpaal 57.0 en 57.1 werden vervolgens diverse onderdelen van een telefoon en een telefoonhoesje aangetroffen. De simkaart van de telefoon werd niet aangetroffen. Deze telefoon bleek van het slachtoffer te zijn.
Tussenconclusie
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande aannemelijk dat de telefoon van het slachtoffer tussen 27 mei 2022 om 23:54 uur en 28 mei 2022 om 01:21 uur vanuit de woning van het slachtoffer naar de A6 is verplaatst. Dit was dus in de nacht voorafgaand aan de dag dat het slachtoffer dood in haar woning werd aangetroffen. Ook dit biedt - naast het hiervoor genoemde waarschijnlijkheidsoordeel van de deskundige - naar het oordeel van de rechtbank meer steun aan het scenario van een niet-natuurlijk overlijden dan aan het scenario van een natuurlijk overlijden.
Voertuig verdachte en rittenstaat
Nu een deel van de goederen van het slachtoffer langs de snelweg A6 zijn gevonden, dient de vraag zich aan hoe deze goederen daar terecht zijn gekomen.
Uit onderzoek bleek dat in de nacht van 27 op 28 mei 2022 in de directe omgeving van de woning van het slachtoffer een bedrijfsbus van het bedrijf [bedrijfsnaam] was gesignaleerd. Volgens de eigenaar van dat bedrijf reed er maar één zo’n bus met een imperiaal op het dak en dat was de bus met kenteken [kenteken] . [2]
Verdachte heeft, nadat hij door de politie werd geconfronteerd met de hiervoor genoemde bevindingen, verklaard dat hij op 27 mei 2022 deze bedrijfsbus met kenteken [kenteken] heeft bestuurd. Verdachte heeft verder verklaard dat hij toen vanaf zijn woning in [woonplaats] naar [pleegplaats] is gereden. Daar heeft hij de bedrijfsbus op de [adres] , dichtbij de woning van zijn moeder, geparkeerd. Hij is vervolgens later in de nacht van 28 mei 2022 met dezelfde bedrijfsbus via de A6 teruggereden naar [woonplaats] .
Naar aanleiding van de door verdachte afgelegde verklaring is door de politie onderzoek gedaan naar zijn reisbewegingen in de avond van 27 mei 2022 en vroege nacht van 28 mei 2022. In de bedrijfsbus bevindt zich een track en trace systeem. Hierdoor kan precies worden afgeleid welke route verdachte op 27 en 28 mei 2022 heeft afgelegd. Uit de track en trace gegevens van de bedrijfsbus valt af te leiden dat verdachte op 27 mei 2022 om 22:42 uur vanaf de [adres] in [woonplaats] vertrok. Dit is op korte afstand van de woning van verdachte. Om 23:09 uur arriveerde verdachte op de [adres] in [pleegplaats] en daar werd de bus op korte afstand (60 meter) van de woning van het slachtoffer geparkeerd. Om 23:58 uur vertrok verdachte vanaf daar uit [pleegplaats] en reed hij via de A6 terug naar [woonplaats] , waar hij op 28 mei 2022 om 00:25 uur weer arriveerde op de parkeerplaats nabij zijn woning in [woonplaats] .
Uit de rittenstaat van deze bedrijfsbus blijkt dat verdachte vanaf hectometerpaal 53.5 zijn snelheid heeft geminderd. Verdachte heeft zijn snelheid toen 3 minuten lang vertraagd van 103 km/u naar 90 km/u. De toegestane maximumsnelheid was op dat moment 120 km/u, en uit onderzoek is gebleken dat er geen snelheidsbeperkende maatregelen van kracht waren en er geen registraties van verkeersongevallen of iets soortgelijks waren die een vertraging van de snelheid zouden kunnen verklaren. Ongeveer tot hectometerpaal 58.0 heeft verdachte de snelheid van 90 km/u aangehouden. Op het gedeelte van de route waar een deel van de ontvreemde goederen van het slachtoffer zijn aangetroffen, heeft verdachte dus zijn snelheid vertraagd. Vervolgens heeft verdachte zijn snelheid verhoogd naar 151 km/u, om na 4 minuten weer te vertragen naar 120 km/u. Die snelheid heeft verdachte vervolgens aangehouden tot de afslag [woonplaats] .
Tijdlijn
Eén van de zwaarwegende aspecten in deze zaak is de volgorde van de gebeurtenissen en de rol van verdachte daarin. De rechtbank zal hieronder daarom een tijdlijn schetsen van de gebeurtenissen die tot nu toe zijn vastgesteld, aangevuld met een aantal andere bevindingen die relevant zijn voor het tijdspad:
  • op 27 mei 2022 om 22:42 uur vertrekt verdachte met zijn bedrijfsbus vanuit [woonplaats] ;
  • op 27 mei 2022 om 23:09 uur parkeert verdachte zijn bedrijfsbus op de [adres] in [pleegplaats] , op ongeveer 60 meter afstand van de woning van het slachtoffer, voor de duur van ruim 48 minuten (dit volgt uit de track en trace gegevens);
  • op 27 mei 2022 om 23:52 uur brandt het licht in de woonkamer van het slachtoffer (dit volgt uit de getuigenverklaring van [getuige] en de bevindingen omtrent de Go-scooter);
  • op 27 mei 2022 omstreeks 23:54 uur straalt de telefoon van het slachtoffer voor het laatst aan bij haar thuismast, ‘ [adres] ’ in [pleegplaats] (dit volgt uit de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon van het slachtoffer);
  • op 27 mei 2022 om 23:58 uur vertrekt verdachte met zijn bedrijfsbus vanaf de [adres] in [pleegplaats] (dit volgt uit de track en trace gegevens van de bedrijfsbus);
  • op 28 mei 2022 om 00:25 uur komt verdachte met zijn bedrijfsbus aan op de [adres] in [woonplaats] , nabij zijn woning (dit volgt uit de track en trace gegevens van de bedrijfsbus);
  • op 28 mei 2022 om 01:21 uur straalt de telefoon van het slachtoffer de mast ‘ [adres] ’ in [pleegplaats] aan (dit volgt uit de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon van het slachtoffer);
  • het tijdstip van overlijden van het slachtoffer is indicatief vastgesteld tussen de avond van 27 mei 2022 en de vroege nacht van 28 mei 2022 (dit volgt uit de bevindingen van de forensisch coördinator met behulp van de website ‘Swisswuff).
Tussenconclusie
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat:
  • verdachte gedurende het tijdvak waarin de telefoon van het slachtoffer uit de woning is verplaatst, zich op zijn minst in de directe nabije omgeving van de woning bevond;
  • op het traject waar de goederen zijn aangetroffen, verdachte langzamer is gaan rijden, namelijk 90 km/u, en dat hij daarna zijn snelheid naar 151 km/u heeft verhoogd;
  • het passeren door verdachte van dit gedeelte van het traject (waar de goederen zijn aangetroffen) eveneens valt in het tijdvak waarin de telefoon van het slachtoffer uit haar woning is verplaatst.
Het hof neemt deze tussenconclusie over en overweegt in aanvulling daarop het volgende.
Gelet op het voorgaande gaat het hof ervan uit dat voormelde voorwerpen van het slachtoffer vanuit de auto van verdachte in de berm van de A6 zijn gegooid.
DNA
Nu de verdenking bestond dat het slachtoffer aan een niet-natuurlijke dood is overleden, heeft DNA-onderzoek plaatsgevonden. Dit DNA-onderzoek is uitgevoerd (...) op de in haar slaapkamer aangetroffen kussenslopen. Hieronder zullen de bevindingen van dit DNA-onderzoek worden uiteengezet.
(…)
Kussenslopen
Over het DNA-onderzoek op de kussenslopen is op 18 november 2022 een deskundigenrapport opgesteld door de deskundige dr. [deskundige] , NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA (hierna: [deskundige] ).
Er is DNA op twee kussenslopen aangetroffen, namelijk op een kussensloop met een bloemetjesmotief en een kussensloop met een vogeltjesmotief.
(…)
Op de linkerzijde van de kussensloop met vogeltjesmotief zijn DNA-profielen van drie personen aangetroffen. De deskundige concludeert dat het DNA-profiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer, verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van het slachtoffer en twee willekeurige onbekende personen.
Tussenconclusie
Gelet op de bevindingen van de deskundigen in combinatie met het feit dat door verdachte niet is betwist dat zijn DNA op (…) de kussenslopen is aangetroffen, stelt de rechtbank vast dat het DNA van verdachte op (…) op de beide kussenslopen aanwezig was.
In aanvulling op het voorgaande overweegt het hof als volgt.
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het aantreffen van het DNA van verdachte op de kussensloop met het vogeltjesmotief kan zijn veroorzaakt doordat verdachte daar op is gaan staan dan wel daartegen aan heeft geschopt met zijn schoen, of door het gegeven dat verdachte anderhalve week daarvoor nog bij het slachtoffer in een bed heeft geslapen en daarbij op de vloer heeft gelopen.
Naar het oordeel van het hof verklaren deze scenario’s niet hoe het DNA van verdachte op zowel de voor- als achterzijde van de kussensloop met het vogeltjesmotief terecht is gekomen, alsmede het feit dat het DNA van verdachte (verspreid) op zes plekken op de kussensloop is aangetroffen. Het hof acht de door de verdediging geschetste alternatieve scenario’s derhalve niet aannemelijk geworden.
(…)
Verklaringen verdachte
Het procesdossier bevat een groot aantal verklaringen van verdachte. Verdachte heeft gedurende het onderzoek wisselend verklaard. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen een groot aantal (innerlijke) tegenstrijdigheden bevat, dat vragen oproept over de betrouwbaarheid.
Allereerst heeft verdachte tijdens de eerste verhoren (als getuige en verdachte) verklaard dat hij in de avond van 27 mei 2022 in zijn woning in [woonplaats] verbleef en Netflix aan het kijken was. Na onderzoek van de rittenstaatgegevens van de door hem bestuurde bedrijfsbus bleek dat dit niet kon kloppen. Nadat verdachte hiermee werd geconfronteerd, paste hij zijn verklaring aan. Tijdens het verhoor van 14 september 2022 verklaarde verdachte dat hij naar [pleegplaats] was gegaan voor een seksdate met ene ‘ [naam] ’ en dat deze afspraak om 22:00 uur was. Na onderzoek bleek ook dit niet te kunnen kloppen. Uit de track en trace-gegevens van de bedrijfsbus en de camerabeelden bleek namelijk dat verdachte veel later in [pleegplaats] aankwam, namelijk om 23:09 uur. Nadat verdachte hiermee werd geconfronteerd veranderde hij wederom zijn verklaring. Verdachte verklaarde toen dat de afspraak rond 23:00 uur was.
Zoals hierboven is vastgesteld, heeft verdachte zijn auto op de [adres] in [pleegplaats] , nabij de woning van het slachtoffer, om 23:09 uur geparkeerd. Vanaf hier zou hij naar zijn seksdate zijn gelopen. Verdachte heeft hierbij de door hem gelopen route beschreven en aangegeven waar de seksdate heeft plaatsgevonden. De politie heeft dit nader onderzocht. Op de door verdachte beschreven route staan meerdere camera’s gepositioneerd waarop verdachte dan te zien moet zijn.
Zowel op de camerabeelden van deze route als op de camerabeelden van de plaats waar de date zou moeten hebben plaatsgevonden - in de auto van ‘ [naam] ’ op een parkeerplaats - is verdachte niet in beeld. Verdachte is zowel op de heenweg als op de terugweg niet te zien op de camerabeelden. Ook blijkt dat op de door verdachte aangewezen parkeerplaats de hele avond een andere auto geparkeerd stond. Dus ook dit blijkt niet te kloppen.
Geconfronteerd met de onjuistheden in zijn verklaringen heeft verdachte zijn verklaringen steeds aangepast naar de op dat moment bekend zijnde onderzoeksresultaten, of verklaard dat hij het niet meer weet. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog dat sprake zou zijn van een feilbaar geheugen waardoor inconsistenties optreden in verdachtes verklaringen. Daarvoor zijn er in de verklaringen die verdachte zeer kort na het incident heeft afgelegd te veel onjuistheden op te veel eenvoudig te herinneren punten.
(…)
In aanvulling op het voorgaande overweegt het hof als volgt.
Tussenconclusie
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de door verdachte afgelegde verklaring over zijn aanwezigheid bij de woning van het slachtoffer, te weten een seksafspraak in de betreffende buurt met ene ‘ [naam] ’ en de gegeven looproute daarnaartoe, wordt weerlegd door de bevindingen in het dossier [3] . Het door verdachte geschetste alternatieve scenario is dan ook niet aannemelijk geworden en dat doet daarmee geen enkele afbreuk aan de gebezigde bewijsmiddelen.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen en van wat hiervoor is overwogen tot de volgende conclusies. Het slachtoffer is tussen de vroege avond van 27 mei en begin van de nacht van 28 mei 2022 door smoren om het leven gebracht. Verdachte is tussen 23:09 uur en 23:58 uur - en dus in dat tijdvak - in de woning van het slachtoffer geweest; daarbij stelt de rechtbank ook vast dat verdachte beschikte over een sleutel van die woning. Uit het dossier volgen geen aanwijzingen dat er die avond nog andere personen aanwezig zijn geweest in de woning.
Op de beide kussenslopen (die met het bloemenmotief en die met het vogelmotief) is op meerdere plekken, zowel aan de voor- als aan de achterzijde, DNA van verdachte aangetroffen.
In aanvulling op het voorgaande overweegt het hof als volgt.
Het hof merkt op dat het in zijn bewijsoverweging enkel de kussensloop met het vogeltjesmotief meeweegt.
Uit de woning van het slachtoffer zijn goederen weggenomen en kort nadat verdachte uit de woning is vertrokken heeft hij een deel van deze goederen (de mobiele telefoon van het slachtoffer en een tas met inhoud) in de berm van de A6 gegooid vanuit het voertuig waarin hij reed.
De rechtbank is gelet(het hof begrijpt: op)
het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan dan dat het in deze keten van gebeurtenissen verdachte is geweest die het slachtoffer heeft gesmoord. Met die conclusie komt de rechtbank tevens tot het oordeel dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die de voorwerpen uit de woning heeft weggenomen.
(…)
In aanvulling op het voorgaande overweegt het hof als volgt.
Conclusies met betrekking tot de bewezenverklaring
Gekwalificeerde doodslag
Voor een bewezenverklaring van gekwalificeerde doodslag is vereist dat verdachte opzet heeft gehad op het doden van het slachtoffer alsmede dat deze doodslag is gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van het feit, te weten diefstal, voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
De vraag die het hof eerst dient te beantwoorden is of verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Verdachte heeft hieromtrent geen inzicht gegeven. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft hij betrokkenheid bij de dood van het slachtoffer ontkend.
Anders dan de advocaat-generaal acht het hof niet bewezen dat sprake is geweest van vol opzet. Daarbij heeft het hof acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte bij het verlaten van de woning onder andere twee huistelefoons en een alarmknop van het slachtoffer heeft weggenomen, waardoor niet uitgesloten kan worden dat verdachte bij het verlaten van de woning in de veronderstelling verkeerde dat het slachtoffer mogelijk nog leefde en op enig moment hulp zou kunnen inroepen. Dat laat onverlet dat het hof wel bewezen acht dat sprake is van voorwaardelijk opzet. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het slachtoffer om het leven is gekomen door smoren en/of (samen)drukkend geweld tegen de mond en/of neus. Dat heeft geleid tot zuurstofgebrek in verschillende (vitale) organen. De kans dat iemand door een dergelijke gedraging kan komen te overlijden is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Deze gedraging is naar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood, dat het niet anders kan zijn - gelet ook op de tijd die daarmee gemoeid is - dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op de dood bewust heeft aanvaard. Of verdachte op het moment van het verlaten van de woning mogelijk dacht dat het slachtoffer nog zou kunnen leven, doet aan de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer door zijn handelen zou komen te overlijden niets af.
Voorts dient het hof de vraag te beantwoorden of verdachte deze doodslag heeft gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van het feit, te weten de diefstal, voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Verdachte heeft ook hieromtrent geen inzicht gegeven. Naar het oordeel van het hof bevat het dossier geen aanwijzingen dat verdachte naar de woning van het slachtoffer is gegaan om haar geweld aan te doen of haar te doden. Uit het dossier blijkt dat verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten een drugsverslaving had en in financiële problemen verkeerde. Hij stond onder bewind en ontving slechts € 60,00 weekgeld.
Omdat het merendeel van het weekgeld naar eigen zeggen opging aan het kopen van drugs, vroeg verdachte geregeld andere mensen, waaronder het slachtoffer, om geld. Gelet op het voorgaande gaat het hof ervan uit dat verdachte in de late avond van 27 mei 2022 naar de woning van het slachtoffer is gegaan om aan geld te komen om daarvan vervolgens drugs te kunnen kopen. Dat past ook bij de vaststelling, ook op basis van track en trace gegevens van de bedrijfsbus, dat verdachte later die nacht om 0.34 uur arriveerde en kort verbleef (8 minuten en 33 seconden) bij een adres aan de [adres] in [woonplaats] , dat onderwerp was van een onderzoek naar handel van verdovende middelen.
Uit de hiervoor opgenomen tijdlijn blijkt dat verdachte de woning van het slachtoffer betrad op een tijdstip dat zij doorgaans al in bed lag. Dat past bij het voornemen om een diefstal te gaan plegen.
Eenmaal in de woning heeft er klaarblijkelijk een confrontatie tussen verdachte en het slachtoffer plaatsgevonden, die uiteindelijk heeft geresulteerd in de dood van het slachtoffer. Vervolgens heeft verdachte bij het verlaten van de woning de in de bewezenverklaring vermelde goederen van het slachtoffer weggenomen. Het hof acht van belang dat het enerzijds ging om goederen van enige waarde (tas en portemonnee met inhoud) en anderzijds om een alarmknop en huistelefoons. Dat zijn goederen die op zichzelf doorgaans geen waarde hebben voor een dief. Het wegnemen van die goederen past juist bij het voorkomen van het slaan van alarm. Het hof kan niet vaststellen of het geweld voorafgaand, tijdens, of na de diefstal is gepleegd, maar naar het oordeel van het hof kan wel worden bewezen dat het door verdachte toegepaste geweld is gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Gekwalificeerde diefstal
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich (ook) schuldig heeft gemaakt aan diefstal met een valse sleutel. Uit het dossier blijkt weliswaar dat verdachte over een sleutel van de woning van het slachtoffer beschikte, maar het hof is van oordeel dat verdachte, door laat op de avond naar de woning van het slachtoffer te gaan, wetende dat zij rond dat tijdstip meestal sliep, en met het oogmerk zich wederrechtelijk goederen van het slachtoffer toe te eigenen, onbevoegd gebruik heeft gemaakt van deze sleutel. Daarmee is sprake van binnentreden door middel van een valse sleutel.
Voorwaardelijk verzoek
Voor het geval het hof het rapport van de patholoog drs. [patholoog] d.d. 18 januari 2023 voor bewijs zal bezigen, heeft de verdediging verzocht om zijn bevindingen voor te leggen aan een andere - niet aan het NFI-gelieerde - patholoog-anatoom. In het kader van de volledigheid van het onderzoek acht de verdediging het noodzakelijk dat er nader wordt gerapporteerd omtrent de bevindingen van de patholoog.
In het licht van de thans voorhanden zijnde informatie in het dossier, acht het hof zich voldoende geïnformeerd omtrent de tenlastegelegde feiten, meer in het bijzonder de doodsoorzaak. Daarbij heeft het hof naast het door de patholoog opgemaakte forensisch rapport en de door hem in eerste aanleg en in hoger beroep afgelegde verklaringen, tevens acht geslagen op de overige omstandigheden waaronder de tenlastegelegde feiten hebben plaatsgevonden (zoals hiervoor zijn weergegeven). Het verzoek wordt derhalve afgewezen, bij gebrek aan noodzakelijkheid.

7.Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
hij in de periode van 27 mei 2022 tot en met 28 mei 2022 te [pleegplaats] zijn moeder, [slachtoffer] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door het uitoefenen of toepassen van (samen)drukkend geweld (te weten smoren) op/tegen/in de mond en/of neus, althans het belemmeren en/of onmogelijk maken van de ademhaling van die [slachtoffer] , welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
2.
hij op 27 mei 2022 te [pleegplaats] uit een woning, gelegen aan het [adres] te [pleegplaats] een alarmknop (merk Tunstall), meerdere huistelefoons, een bankpas (Rabobank), een zwarte handtas (met inhoud), een bruine portemonnee en een mobiele telefoon (merk Samsung), toebehorende aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

8.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van doodslag, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren
en
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

9.Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

10.Oplegging van straf en/of maatregel

10.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde gekwalificeerde doodslag en onder 2 tenlastegelegde diefstal wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren, met aftrek van voorarrest.
10.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om oplegging van een lagere straf dan de rechtbank heeft gedaan, te weten een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren. Daartoe heeft de raadsman verwezen naar in zijn ogen vergelijkbare zaken waarin lagere straffen zijn opgelegd.
10.3
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het bewezenverklaarde
Op 27 mei 2022 is verdachte, die te kampen had met een drugsverslaving en geldproblematiek, laat op de avond naar de woning van het slachtoffer, zijn 77-jarige moeder, gegaan. Nadat verdachte zichzelf toegang tot de woning had verschaft, heeft hij gedurende die avond op enig moment het slachtoffer om het leven gebracht door haar te smoren. Daarna heeft hij de woning weer verlaten, waarbij hij een aantal goederen van het slachtoffer, waaronder haar portemonnee, heeft weggenomen.
Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan het plegen van gekwalificeerde doodslag en gekwalificeerde diefstal. Dit zijn schokkende feiten. Door aldus te handelen heeft verdachte het slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. Hierdoor is aan de nabestaanden van het slachtoffer, waaronder de broers en zus van verdachte, een groot en onherstelbaar verlies en veel verdriet toegebracht, zoals blijkt uit de ter terechtzitting in hoger beroep voorgedragen slachtofferverklaringen. Voorts brengen dergelijke feiten angst en gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
Persoon van verdachte
Het hof heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 februari 2025. Daaruit blijkt dat verdachte zich in het verdere verleden heeft schuldig gemaakt aan het plegen van diefstal en geweld.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de Pro Justitia-rapportage van 30 december 2022, opgemaakt door drs. [deskundige] , klinisch psycholoog. Daarin concludeert de psycholoog dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid en een stoornis in het gebruik van opioïde (cocaïne) en dat dit aan de orde was ten tijde van het tenlastegelegde. Omdat verdachte de tenlastegelegde feiten ontkent, is het voor de psycholoog niet mogelijk om het delictscenario te reconstrueren en om een eventuele doorwerking van de stoornis te beoordelen. Ook is er daardoor geen zicht gekomen op specifieke risicofactoren. Dit alles bemoeilijkt de inschatting van het risico op toekomstig regelovertredend gedrag. Volgens de psycholoog is er in klinische zin wel enig zicht gekomen op algemene risicofactoren. Daaruit blijkt dat verdachte over weinig beschermende factoren beschikt.
Met name zijn zwakke intellectuele vermogens, zijn afhankelijkheid van cocaïne en zijn povere financiële situatie maken hem in algemene zin kwetsbare. De psycholoog heeft zich onthouden van een interventieadvies.
Op te leggen straf
Naar het oordeel van het hof kan op het bewezenverklaarde niet anders worden gereageerd dan met de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft het hof gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. De verdediging heeft betoogd dat de door de rechtbank opgelegde straf te hoog is. Daarbij heeft zij gewezen op een aantal uitspraken in doodslagzaken. Het hof stelt echter vast dat het in deze zaak gaat om een gekwalificeerde doodslag. Verdachte is met een criminele intentie, namelijk om te gaan stelen, naar de woning van het slachtoffer gegaan. Daar heeft hij niet alleen uitvoering gegeven aan die criminele bedoeling, maar eenmaal in de woning heeft hij ergens bij de uitvoering van de diefstal het slachtoffer gedood. Waar het opleggen van een gevangenisstraf van twaalf jaren voor een doodslag in het algemeen mogelijk aan de zware kant is, is dat bij een gekwalificeerde doodslag zoals in deze zaak anders.
Hoewel de rechtbank daar in haar strafmotivering niet expliciet op in gaat, zal zij ongetwijfeld de diefstal hebben meegewogen. Zij overweegt immers rekening te hebben gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. In de bijzondere overwegingen staat de rechtbank vervolgens stil bij de doodslag. Dat is begrijpelijk, omdat het zwaartepunt van de ernst natuurlijk ligt bij het doden van het slachtoffer. Het hof weegt de diefstal niet alleen mee als een van de omstandigheden waaronder de doodslag is begaan, maar legt een straf op voor gekwalificeerde doodslag in combinatie met gekwalificeerde diefstal.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur twaalf jaren, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

11.Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] , nabestaanden van het slachtoffer [slachtoffer] , hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met elk een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 17.500,00. De vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De vorderingen zijn in hoger beroep gehandhaafd.
11.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen worden toegewezen, elk vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
11.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich ter zake van de gevorderde affectieschade aan het oordeel van het hof gerefereerd, met uitzondering van de proceskosten. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat deze proceskosten dienen te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze kosten niet zijn gevorderd en onderbouwd, en het bovendien toekomstige kosten betreffen.
11.3
Oordeel van het hof
De nabestaanden van het slachtoffer, te weten [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] hebben vergoeding van affectieschade gevorderd. Het hof stelt vast dat zij tot de in artikel 6:108, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde kring van gerechtigden behoren die aanspraak maken op affectieschade. Zij hebben bij hun vorderingen aansluiting gezocht bij de in het Besluit vergoeding affectieschade vermelde bedragen. Het hof zal deze vorderingen toewijzen, nu de feiten en omstandigheden die ten grondslag zijn gelegd aan de vorderingen voldoende vast zijn komen te staan.
Voor wat betreft de proceskosten overweegt het hof als volgt. Ingevolge artikel 237, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt de partij die bij het vonnis in het ongelijk wordt gesteld, in de proceskosten veroordeeld (zie ook artikel 361, zesde lid van het Wetboek van Strafvordering). Uit de ingediende schadevergoedingsformulieren blijkt dat door de benadeelde partijen om vergoeding van de door hen gemaakt proceskosten is verzocht. Namens de benadeelde partijen is evenwel ter zitting meegedeeld dat geen proceskosten worden gevorderd. Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, niettemin veroordelen in de proceskosten en de eventuele ten behoeve van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten. Ook hetgeen de raadsman van verdachte daaromtrent heeft aangevoerd, doet daar niet aan af. Het hof dient nou eenmaal, zo nodig ambtshalve, te beslissen over de proceskosten.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 55, 57, 288 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 121 (honderdeenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 27 mei 2022.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 122 (honderdtweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 27 mei 2022.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] , ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 122 (honderdtweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 27 mei 2022.
Aldus gewezen door
mr. F.E.J. Goffin, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. E.W. van Weringh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 24 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage I: bewijsmiddelen feiten 1 subsidiair en 2
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
1. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 30 mei 2024, inhoudende:
Het klopt dat ik op 27 mei 2022 de bedrijfsbus met kenteken [kenteken] bestuurde. Ik ben toen vanaf [woonplaats] naar [pleegplaats] gereden en heb de bedrijfsbus op de [adres] in [pleegplaats] geparkeerd. Deze parkeerplaats was dichtbij de woning van mijn moeder [slachtoffer] . Vervolgens ben ik later met dezelfde bedrijfsbus vanaf de [adres] in [pleegplaats] weer terug naar [woonplaats] gereden. Ik heb toen via de A 6 gereden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 september 2022 [4] , inhoudende de verklaring van verdachte:
V: Wat weet je over de bedtijd van je moeder doorgaans
A: Echt tussen half tien en tien
3. Een deskundigenrapport van het NFI [5] : “Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden” met bijlage van 18 januari 2023 opgesteld door drs. [patholoog] , arts en forensisch patholoog, voor zover inhoudende als verklaring van voornoemde deskundige:
1. Overledene
Naam: [slachtoffer]
Bovengenoemde persoon is levenloos aangetroffen te [adres] in [pleegplaats] op 28 mei 2022.
6. Interpretatie van resultaten
Er is geen zekere doodsoorzaak aangetroffen. Ten aanzien van een mogelijke doodsoorzaak wordt het volgende overwogen:
- Aan de onderlip, de tongpunt en diep in de mondbodem/hoge hals aan de linkerkant van het tongbeen waren bloeduitstortingen (sub B5 t/m B7). Deze zijn opgelopen door stomp botsende en/of samendrukkende krachtsinwerking. Alleen het aspect van alleen deze letsels kan derhalve even goed passen bij bijvoorbeeld vallen of geslagen worden (waarbij de krachtsinwerking deels frontaal op het gelaat en deels onder de kaakrand links plaats vond) als bij bijvoorbeeld door samendrukkende krachtbelemmering van de luchtwegen (van de neus en de mond), zijnde smoren. Indien de lokalisatie van de letsels eveneens wordt meegewogen, wordt oplopen door vallen echter een minder passende verklaring.
Aan de rechterarm waren meerdere onderhuidse bloeduitstortingen (sub B9) welke qua aspect (vorm en grootte) en lokalisatie (aan het lichaam en ten opzichte van elkaar) eventueel kunnen passen bij samendrukkende krachtsinwerking door stevig vastnemen met vingers ('fingertip bruising') (alhoewel aan de hand van alleen deze letsels een stomp botsende krachtsinwerking zoals door vallen, zich stoten, geslagen worden, etc. eveneens mogelijk is).
Het totaalbeeld van deze letsels (aan de onderlip, tongpunt, weke delen rond het tongbeen en de rechterarm) tezamen (waarbij ervan uitgegaan wordt dat deze letsels tezamen door 1 scenario verklaard worden) is waarschijnlijker aan te treffen onder een scenario van in bedwang houden en smoren dan onder een scenario van accidenteel oplopen (zoals door vallen). Bij deze afweging is de aangeleverde informatie betreffende de context (met missende spullen van waarde) niet meegewogen. Belemmering van de luchtwegen (smoren) zou het overlijden derhalve mogelijk kunnen verklaren, te meer daar er geen andere zekere doodsoorzaak is gebleken.
- Bij postmortaal toxicologisch onderzoek (sub C) werden enkele geneesmiddelen teruggevonden, welke niet toestonden beïnvloeding van het bewustzijn dan wel een bijdrage aan of oorzaak voor het overlijden te concluderen.
Bij biochemisch onderzoek werden aanwijzingen aangetroffen voor een reeds langer bestaande afwijkende suikerhuishouding. Tevens werd een aanwijzing gevonden voor een verhoogd suikergehalte in het bloed ('hyperglycemie') ten tijde van het overlijden (hetgeen geen onverwachte bevinding is gegeven een reeds langer bestaande afwijkende suikerhuishouding). Alhoewel de toxicoloog terecht concludeert dat dit mogelijk aan het overlijden kan hebben bijgedragen of het overlijden kan verklaren, is dit enerzijds een diagnose die enkel gesteld kan worden bij uitsluiten van andere doodsoorzaken (waarbij hier sterke aanwijzingen zijn voor een andere doodsoorzaak, namelijk smoren) en anderzijds zou dit de aangetroffen letsels niet kunnen verklaren. Derhalve lijkt dit in de onderhavige casus geen goede verklaring voor het overlijden.
De letsels sub B10 en B11 waren aspecifiek van vorm en zijn opgelopen door stomp botsende en deels schavende krachtsinwerking, zoals door zich stoten, vallen, geslagen worden, etc. Deels hadden zij een reeds genezend, ouder aspect. Deze letsels hebben geen directe rol van betekenis gespeeld ten aanzien van het overlijden (sub A en B12).
Er waren meerdere ziekelijke afwijkingen (sub A en B13 t/m BI5), waarbij de veranderingen aan de schildklier, de longen, de lever, de nieren en de darmen geen rol van betekenis gespeeld hebben ten aanzien van het overlijden. Het hart was slechts gering ziekelijk veranderd en heeft waarschijnlijk geen rol van betekenis gespeeld ten aanzien van het overlijden.
7. Conclusie
Bij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer] , 77 jaar oud geworden, werd geen anatomische doodsoorzaak aangetroffen. Het overlijden kan het best verklaard worden door belemmering van de luchtwegen (smoren) tijdens verder in bedwang houden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige-deskundige d.d. 13 februari 2025, opgemaakt door de raadsheer-commissaris, inhoudende als verklaring van [patholoog] :
Uit uw rapport volgt dat mevrouw [slachtoffer] zowel aan haar linker- als rechterarm verschillende letsels had:
Links: 4 onderhuidse bloeduitstortingen à 3,3 x 7 cm;
Rechts: 10 onderhuidse bloedingen tot circa 3 x 6,5 cm, waarvan 6 onderhuidse bloedingen van 1 x 1 tot 1 x 1,5 cm.
Kunt u toelichten op welke punten deze letsels onderling verschilden? Anders de grootte en locatie?
De zes onderhuidse bloedingen rechts hebben een rond-ovale vorm. De overige bloedingen zijn meer vlekkerig.
U geeft aan dat u specifiek de 6 kleinere bloeduitstortingen aan de rechterarm (van 1 x 1 tot 1 x 1,5 cm) in uw overweging heeft betrokken bij het scenario van smoren. Wat maakt dat u juist deze specifieke letsels in verband brengt met smoren, terwijl u de overige letsels niet relevant acht voor dit scenario?
Die zes letsels zijn specifiek van vorm en deze kunnen mogelijk passen bij fingertipbruising. Bij smoren zit vaak ook een inbedwangshoudingscomponent. Omdat die zes letsels specifiek van vorm zijn, kan ik daarvan zeggen dat ze mogelijk passen bij fingertipbruising. Van de letsels die aspecifiek van vorm zijn, kan ik dat niet zeggen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 mei 2022 [6] , inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 28 mei 2022 omstreeks 19.40 uur bevond ik mij aan het [adres] te [pleegplaats] . Daarbij zou er tevens sprake zijn van het ontvreemden van goederen uit de woning van het slachtoffer.
Na onderzoek in de woning werden de weggenomen goederen niet aangetroffen. Naar later bleek waren de volgende goederen niet in de woning aanwezig:
- mobiele telefoon van het slachtoffer. In de woning werd een leeg doosje van een Samsung A52 aangetroffen. Mogelijk dat dit de telefoon betrof van het slachtoffer;
- zwarte tas van het slachtoffer. Klein model, welke ter hoogte van de heup wordt gedragen;
- in de tas zat onder meer een portemonnee met daarin:
o bankpas Rabobank;
o identiteitskaart van het slachtoffer;
o overige pasjes.
- twee thuistelefoons. Deze stonden niet meer in het oplaadstation;
- een alarmknop/koord.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 augustus 2022 [7] , inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] :
Vanuit het onderzoek is vastgesteld dat er vanuit de woning van het slachtoffer [slachtoffer] diverse goederen zijn verdwenen. Goederen die in ieder geval nog worden vermist zijn;
- een noodknop zeer waarschijnlijk type Tunstall VI Lite;
- twee draadloze huistelefoontoestellen van het merk Gigaset, type E560A duo;
- een bankpas van de Rabobank op naam van [slachtoffer] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 september 2022 [8] , inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] :
De mobiele telefoon van het slachtoffer werd niet aangetroffen. Uit onderzoek TGO Barkey is gebleken dat het slachtoffer gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer] .
Van telefoonnummer [telefoonnummer] is een histo opgevraagd bij de provider T-Mobile over een periode van 12-12-2021 tot en met 07-06-2022.
Op 27 en 28 mei 2022 wordt telefoonnummer [telefoonnummer] gebruikt in combinatie met een mobiele telefoon voorzien van het IMEI-nummer [IMEI-nummer] . Tussen 27 mei 2022 21:21 uur en 28 mei 2022 01:54 uur zijn de volgende cellid's van telefoonnummer [telefoonnummer] geregistreerd.
Datum
Tijdstip
Cellid
Street cellid
Plaats
27-05-2022
21:21:12
[cellid 1]
[adres]
[pleegplaats]
27-05-2022
23:21:12
[cellid 1]
[adres]
[pleegplaats]
27-05-2022
23:54:55
[cellid 1]
[adres]
[pleegplaats]
27-05-2022
23:54:55
[cellid 1]
[adres]
[pleegplaats]
28-05-2022
01:21:12
[cellid 2]
[adres]
[pleegplaats]
28-05-2022
01:54:55
[cellid 2]
[adres]
[pleegplaats]
28-05-2022
01:54:55
[cellid 2]
[adres]
[pleegplaats]
28-05-2022
03:21:12
[cellid 2]
[adres]
[pleegplaats]
Bovengenoemde registraties betreffen alle dataverkeer met een duur van 7200 seconden.
Uit een temsmeting bij perceel [adres] te [pleegplaats] blijkt dat vanaf dit perceel wel bovengenoemde cellid [cellid 1] kan worden gebruikt en cellid [cellid 2] niet. Als de mobiele telefoon van het slachtoffer op 27 mei 2022 om 23.54 uur nog in de woning aanwezig was, kan het niet anders zijn dan dat de mobiele telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] tussen 27 mei 2022 23:54 uur en 28 mei 2022 01:21 uur uit de omgeving van perceel [adres] te [pleegplaats] is gebracht.
Vanaf 28 mei 2022 01:21 uur tot en met 31 mei 2022 uur 15:58 uur worden er alleen nog cellid’s [cellid 2] ( [adres] te [pleegplaats] ) en [cellid 3] ( [adres] te [pleegplaats] ) geregistreerd. Deze locaties zijn dicht bij elkaar gelegen. Op 26 juli 2022 is de mobiele telefoon met IME1-nummer [IMEI-nummer] aangetroffen in de berm tussen de parallelbaan en hoofdbaan van de Rijksweg A8 tussen hectometerpaal 57.0 en 57.1. Uit een meting is gebleken dat de cellid’s [cellid 2] ( [adres] te [pleegplaats] ) en [cellid 3] ( [adres] te [pleegplaats] ) vanaf de locatie van aantreffen van de mobiele telefoon kunnen worden gebruikt. Het is zeer goed mogelijk dat de mobiele telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] tussen 27 mei 23:54 uur en 28 mei 2022 01:21 uur op de locatie is achtergelaten waar hij is aangetroffen.
In de periode van 28 mei 2022 01:21 uur tot en met 31 mei 2022 uur 15:58 uur is er alleen nog sprake van dataverkeer, inkomende SMS- en gespreksverkeer. Deze registraties hoeven niet door menselijk handelen te hebben plaatsgevonden.
Gelet op bovenstaande bevindingen is het meest waarschijnlijk dat de mobiele telefoon met het IMEl-nummer [IMEI-nummer] , met daarin een simkaart voorzien van het telefoonnummer [telefoonnummer] , tussen 27 mei 2022 te 23:54 uur en 28 mei 2022 01:21 uur is verplaatst vanuit de omgeving van perceel [adres] te [pleegplaats] naar de vindlocatie in de berm bij de Rijksweg A 6 en dat het toestel na de verplaatsing niet meer door een persoon hoeft te zijn gebruikt.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 augustus 2022 [9] , inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] :
Analyse historische verkeers- en tapgegevens nummer [telefoonnummer]
Uit de opgevraagd historische verkeersgegevens van het nummer [telefoonnummer] bleek dat de mobiele telefoon van [slachtoffer] op 27 mei 2022 omstreeks 23:54 uur voor het laatst de mast [adres] te [pleegplaats] aanstraalde. Deze mast kan worden beschouwd als de thuismast van het slachtoffer. Op 28 mei 2022 te 01:21 uur straalt de mobiele telefoon de mast [adres] te [pleegplaats] aan. Deze locatie ligt ver uit de buurt van de woning van het slachtoffer. Uit de gegevens van de tap en historische verkeersgegevens bleek ook dat de mobiele telefoon daarna nog enkele dagen actief is geweest. Het toestel bleef namelijk tot en met 31 mei 2022 te 16:09 uur actief. De enige activiteit die in deze periode nog plaatsvond was het aanstralen van de zendmasten [adres] en [adres] te [pleegplaats] . De zendmast die het vaakst werd aangestraald, is gestationeerd aan de [adres] te [pleegplaats] . De andere mast die werd aangestraald betrof de mast aan de [adres] te [pleegplaats] . Uit bovengenoemde gegevens rees het vermoeden dat de mobiele telefoon van het slachtoffer zeer waarschijnlijk kort na het delict in de omgeving van de [adres] in [pleegplaats] is achtergelaten. De [adres] loopt gedeeltelijk parallel aan de [adres] .
Onderzoek locatie mobiele telefoon
Eén van locaties waar de mobiele telefoon zou kunnen liggen betrof de omgeving langs de [adres] tussen afslag 6 en afslag 7.
Zoekactie 26 juli 2022
Op 26 juli 2022 stond wederom een zoekactie naar de mobiele telefoon gepland. Dit keer met ondersteuning van professionele maaiers onder leiding van het bedrijf [bedrijfsnaam] .
Aantreffen handtas
Vanaf hectometerpaal 57.0 werd met de pijlwagen langzaam over de vluchtstrook verder gereden in de richting van [woonplaats] . Tussen hectometerpaal 58.0 en 58.1 zagen de medewerker van [bedrijfsnaam] en collega [naam] een zwarte handtas in de tussenberm liggen. In de tas werd onder andere een portemonnee met daarin de ID kaart van het slachtoffer [slachtoffer] aangetroffen. Nader onderzoek wees uit dat dit de verdwenen handtas van slachtoffer [slachtoffer] betrof.
Aantreffen mobiele telefoon slachtoffer [slachtoffer]
Na het aantreffen van de handtas van het slachtoffer werd voor de volledigheid ook het stuk tussen hectometerpaal 57.0 en 58.0 doorzocht. In de berm van de Parallel rijbaan, tussen hectometerpaal 57.0 en 57.1 werden vervolgens diverse onderdelen van een mobiele telefoon en een telefoonhoesje aangetroffen. De simkaart van de telefoon werd niet aangetroffen.
Op een gedeelte van de telefoon werd een sticker met daarop de IMEI-nummers [IMEI-nummer] en [IMEI-nummer] aangetroffen. Na controle bleken dit dezelfde IMEI-nummers te zijn als dat van het toestel van slachtoffer [slachtoffer] . Hieruit kon worden geconcludeerd dat de aangetroffen telefoononderdelen behoren tot de verdwenen mobiele telefoon van het slachtoffer [slachtoffer] .
Maaiwerkzaamheden ter plaatse ( [adres] )
Volgens [bedrijfsnaam] is er vanaf 23 mei 2022 gemaaid en normaal gesproken duurt het maaien ongeveer een week. Er wordt dan tot één meter van de berm gemaaid (meterstrook). Daar waar de berm dus breder is dan 2 meter, blijft er gras/onkruid staan. Gelet op het feit dat het telefoontoestel op 31 mei 2022 te 16:09 uur de laatste keer een zendmast aanstraalde sluit het onderzoeksteam niet uit dat de mobiele telefoon van het slachtoffer is uitgegaan doordat het is geraakt tijdens maaiwerkzaamheden. Het feit dat de handtas nog heel was, zou te verklaren zijn doordat de handtas mogelijk buiten de genoemde meterstrook lag.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 augustus 2022 [10] , inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] :
Inleiding
In dit proces-verbaal van bevindingen heb ik de ter zake dienende rittenstaatgegevens beschreven van de witte bedrijfsbus met het logo en belettering van schoonmaakbedrijf [bedrijfsnaam] van het merk Volkswagen, type Transporter, voorzien van kenteken [kenteken] , tevens eigendom van [bedrijfsnaam] (hierna te noemen bedrijfsbus) in de periode van 1 mei 2022 tot en met 31 mei 2022.
Aanleiding
Uit die verstrekte rittenstaatgegevens bleek onder andere dat de Volkswagen Transporter, voorzien van het kenteken [kenteken] op 27 mei 2022 om 22:42 uur vertrok vanaf het [adres] te [woonplaats] (rechtbank: uit het proces-verbaal blijkt dat dit op ongeveer 94 meter afstand van de woning van verdachte is) en vervolgens reed naar de [adres] in [pleegplaats] , alwaar de bedrijfsbus op 27 mei 2022 omstreeks 23:09 uur arriveerde. Dit is in de nabije omgeving van de woning van het slachtoffer [slachtoffer] (rechtbank: uit het proces-verbaal blijkt dat dit op 62 meter afstand was). De bedrijfsbus bleef hier ruim 48 minuten geparkeerd staan. Vervolgens verplaatste de bedrijfsbus om 23:58 uur vanaf de [adres] te [pleegplaats] naar de [adres] in [woonplaats] . Deze locatie ligt evenals de [adres] in [woonplaats] , vlakbij de woning van [verdachte] .
Beschrijving opvallende ritten van 27 mei 2022
Op 27 mei 2022 zijn in totaal 19 ritten geregistreerd. Aan de hand van de start- en stop adressen lijkt het er op dat rit 1 t/m 15 zakelijke ritten betroffen.
Rit 18 op 27 mei 2022
Op rit 18 van 27 mei 2022 was te zien dat de bedrijfsbus om 22:42 uur vanaf de [adres] in [woonplaats] vertrok en om 23:09 uur arriveerde op de [adres] in [pleegplaats] . De rit duurde 26 minuten en 39 seconden en besloeg een afstand van 32,5 kilometer. De stop duurde 48 minuten en 50 seconden. Deze rit werd als zakelijk gelogd.
De GPS locatie van de eindlatitude en -longitude betrof52. [gps locatie] . Met behulp van Google Maps kon vast worden gesteld dat de bedrijfsbus op de hieronder aangegeven locatie geparkeerd was. Dit bevindt zich op 62 meter ten opzichte van de plaats delict.
Rit 19 op 27 mei 2022
In navolging op deze rit startte de 19e rit van de bedrijfsbus op 27 mei 2022 om 23:58 uur vanaf de [adres] in [pleegplaats] en eindigde op 28 mei 2022 om 00:25 uur op de [adres] in [woonplaats] . Deze rit duurde 27 minuten en 40 seconden en besloeg een afstand van 35,5 kilometer.
Aan de hand van de GPS loggegevens van Mobile Intelligence was te zien dat vanaf de [adres] in [pleegplaats] de volgende route was gereden naar de [adres] in [woonplaats] :
[adres] - [adres] - [adres] - [adres] - [adres] - [adres] - [adres] - [adres] - [adres] - [adres] - [adres] - [adres] - [adres] - [adres] - [adres] - [adres] - [adres] – [adres] .
Opmerkelijk rijgedrag tijdens deze rit
Op de rittenstaat gegevens van Moving Intelligence was de gemeten snelheid af te lezen. Daarbij vielen mij de volgende gedragingen op:
1. Nadat de bedrijfsbus op de [adres] was ingevoegd bij afslag 5 [pleegplaats] , was te zien dat deze versnelde tot 103 km/u en vervolgens 3 minuten lang vertraagde tot een snelheid van gemiddeld 90 km/u. Dit was opvallend, aangezien de maximum toegestane snelheid op dat moment 120 km/u was. Bij berekening blijkt dat na 3 minuten een gemiddelde snelheid van 90 km/u een afstand van ongeveer 4.5 kilometer wordt overbrugd. De invoegstrook van afslag 5 van [adres] [pleegplaats] begint bij hectometerpaal 53,5. De bedrijfsbus zal daardoor ongeveer tot hectometerpaal 58,0 deze snelheid hebben aangehouden.
2. Vervolgens was te zien dat de bedrijfsbus versnelde en ruim boven de maximum toegestane snelheid reed over de [adres] en daarbij een snelheid van tot wel 151 km/u behaalde.
3. 4 minuten later was te zien dat de bedrijfsbus vertraagde naar een snelheid van 120 km/u en ongeveer deze snelheid aanhield tot aan de afslag [woonplaats] (afslag 10 op de [adres] ).
4. Uit navraag bij Rijkswaterstaat bleek dat er op die avond en nacht geen snelheidsbeperkende maatregelen van kracht waren op de Rijksweg A 6. Uit het politiesysteem blijken ook geen registraties van verkeersongevallen of iets soortgelijks dat een vertraging van de snelheid kon verklaren.
Opmerking verbalisant
Het hierboven staande is des te meer opvallend, omdat op 26 juli 2022 de weggenomen handtas en mobiele telefoon van overledene [slachtoffer] op die route waar de bedrijfsbus zijn snelheid vertraagde waren teruggevonden op de middenberm van de [adres] ;
- de mobiele telefoon werd in stukken aangetroffen tussen hectometerpaal 57.0 en 57.1;
- de handtas werd aangetroffen tussen hectometerpaal 58.0 en 58.1.
Uit die aangeleverde gegevens bleek dat het laatste moment voordat de bedrijfsbus versnelde van 90 km/u naar 151 km/u op de GPS locatie [gps locatie] was, ter hoogte van hectometerpaal 58.0. (…)
Ritten op zaterdag 28 mei 2022
Op zaterdag 28 mei 2022 zijn in totaal 5 ritten geregistreerd. Op rit 1 van zaterdag 28 mei 2022 was te zien dat de bedrijfsbus om 00.29 uur vertrok vanaf de [adres] in [woonplaats] en om 00.34 uur arriveerde op de [adres] in [woonplaats] . De stop duurde 8 minuten en 33 seconden.
Opmerking verbalisant:Op vrijdag 22 juli 2022 werd een onderzoek ingesteld rondom [adres] in [woonplaats] . Hierbij werd de Volkswagen Transporter van [bedrijfsnaam] met kenteken [kenteken] aangetroffen op de oprit van [adres] in [woonplaats] . Bij het natrekken van deze woning in het politiesysteem bleek dat er bij de afdeling Veel Voorkomende Criminaliteit (VVD) van Basiseenheid Politie [woonplaats] een onderzoek liep naar handel van verdovende middelen rondom de woning [adres] in [woonplaats] . Voor dit onderzoek was op grond van artikel 3 Politieweg van vrijdag 27 mei 2022 tot en met zondag 29 mei 2022 een observatiecamera geplaatst op dat adres. Op de beelden van deze camera is te zien dat [verdachte] op zaterdag 28 mei 2022 omstreeks 00.34 uur een bezoek bracht aan de [adres] in [woonplaats] .
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 augustus 2022 [11] , inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op 23 augustus 2022 hebben wij verbalisanten in de woning aan de [adres] te [pleegplaats] de getuige genaamd: [getuige] , geboren [geboortedatum] 1987 gehoord als getuige inzake het overlijden van [slachtoffer] . [getuige] is de directe buurvrouw van [slachtoffer] en woont samen met haar vriend [naam] en haar kind in de woning aan de [adres] te [pleegplaats] .
Op de vraag of ze nogmaals zou willen vertellen over de avond/nacht van 27 mei 2022 verklaarde zij samengevat dat:
Op 7 mei 2022 omstreeks 21:30 uur heb ik samen met mijn vriend [naam] een film gekeken in de bioscoop te [pleegplaats] Centrum waarna ik rond 23:30 uur op een Go-scooter naar huis ben gereden. We zaten samen op een scooter. De Go-scooter heb ik geparkeerd voor het tuinhek van de buurvrouw. Ik vroeg mij nog af wat de buurvrouw daarvan zou vinden, dit omdat ik zag dat er in de huiskamer nog een fel licht aan stond en ik daardoor in de veronderstelling was dat de buurvrouw kennelijk nog niet naar bed was. Het felle licht in de huiskamer van de buurvrouw viel mij op omdat normaal het huis van de buurvrouw rond 21:30 uur donker is. Ik ga ervan uit dat ze dan om die tijd naar bed ging.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 november 2022 [12] , inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] :
Aanleiding
Naar aanleiding van een getuigenverklaring waar werd verklaard gebruik te zijn gemaakt van een Go-Sharing scooter, werd bij het bedrijf Go-Sharing B. V. historische gegevens gevorderd over de periode van 27 mei 2022 19:00 uur tot en met 28 mei 2022 02:00 uur.
Op 27 mei 2022 om 23:48 uur tot 23:52 uur werd door [naam] , Go-Scooter [kenteken] gehuurd.
- Startlocatie: [adres] te [pleegplaats] .
- Eindlocatie: [adres] te [pleegplaats] .
- Duur rit: 3m 37s.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 oktober 2022 [13] , inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op 21 september 2022 werd door ons verbalisanten op het bureau van politie te [pleegplaats] de getuige [naam] , geboren op [geboortedatum] 1982 gehoord. Getuige [naam] is woonachtig op het adres [adres] te [pleegplaats] en grenst met zijn woning direct aan de woning van het slachtoffer [slachtoffer] , wonende [adres] te [pleegplaats] .
Huren van Go-Scooter door getuige [naam]
Getuige [naam] verklaarde dat hij en zijn vrouw na de bioscoopvoorstelling een scooter hadden gehuurd op 27 mei 2022 te 22:52 uur bij het bedrijf van “Go-Scooter". Op de later toegestuurde huurovereenkomst blijkt echter dat de scooter 4 minuten eerder was gehuurd te weten om 23:48 uur die dag.
Camerabeelden [adres] te [pleegplaats]
Bij het uitkijken van veilig gestelde camerabeelden is te zien dat op 27 mei 2022 te 23:51:47 uur een scooter over de [adres] aan kwam rijden. Deze scooter reed vanaf de [adres] over de [adres] de [adres] op en werd aldaar zeer vermoedelijk geparkeerd. Het betrof hier een groene huurscooter van GO Sharing huurscooters.
13. Een deskundigenrapport van het NFI [14] : “Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van slachtoffer [slachtoffer] in [pleegplaats] op 28 mei 2022” met bijlagen van 18 november 2022 opgesteld door dr. [deskundige] , NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, voor zover inhoudende als verklaring van voornoemde deskundige:
Onderzoek naar biologische sporen
Kussensloop AAPD4988NL
De buitenzijde van het kussensloop is met het blote oog onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is één bloedspoor aangetroffen op één zijde (in het vervolg vermeld als zijde 1). Het kussensloop is met behulp van een forensische lichtbron onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Hierbij zijn op beide zijden meerdere oplichtende vlekken waargenomen van mogelijke speekselsporen. Een spoor, vanaf zijde 1, waar bloed en mogelijk speeksel is waargenomen, is bemonsterd en als AAPD4988NL#01 veiliggesteld voor een nader onderzoek naar de aanwezigheid van speeksel en een DNA-onderzoek. Deze bemonstering is onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Hierbij is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel.
Beide zijden van het kussensloop zijn in delen bemonsterd, gericht op het verzamelen van DNA van diegene(n) die in contact is (zijn) geweest met deze delen van het kussensloop. Hierbij is het aanwezige bloed vermeden en is getracht de oplichtende vlekken te vermijden. De bemonsteringen zijn als AAPD4988NL#02 tot en met #10 veiliggesteld voor DNA-onderzoek. De bemonsteringen zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij is geen bloed aangetroffen. De bemonsteringen zijn niet onderzocht op de aanwezigheid van speeksel.
DNA-onderzoek
Tabel 1 Bemonsteringen van sporenmateriaal
SIN
Omschrijving bemonstering
Kussensloop AAPD4988NL
AAPD4988NL#01
spoor op zijde 1
AAPD4988NL#02 t/m #05
delen zijde 1
AAPD4988NL#06 t/m #10
delen zijde 2
Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
Tabel 2 DNA-profielen van personen betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Naam
Geboortedatum
AAOA7607NL
Slachtoffer [slachtoffer]
[geboortedatum] 1944
RGG774
Verdachte [verdachte]
[geboortedatum] 1968
RFH373
[benadeelde partij 1]
[geboortedatum] 1965
Tabel 3 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
Kussensloop AAPD4988NL
AAPD4988NL#01
DNA-onderzoek gestopt (zie toelichting 1)
AAPD4988NL#02
minimaal drie personen:
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
- minimaal één onbekende persoon
- zie toelichting 2
- meer dan 1 miljard
- niet van toepassing
AAPD4988NL#03 (deel zijde 1) en #10 (deel zijde 2)
minimaal twee personen:
- slachtoffer [slachtoffer]
- onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen van wie dit DNA afkomstig kan zijn
- zie toelichting 2
- niet van toepassing
AAPD4988NL#04 (deel zijde 1)
minimaal drie personen:
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
- minimaal één onbekende persoon
- zie toelichting 2
- niet berekend vanwege het resultaat van #02
- niet van toepassing
AAPD4988NL#05 (deel zijde 1) #08 en #09 (delen zijde 2)
minimaal twee personen:
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
- zie toelichting 2
- niet berekend vanwege het resultaat van #02
AAPD4988NL#06 (deel zijde 2)
minimaal drie personen:
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
- minimaal één onbekende persoon
- zie toelichting 2
- niet berekend vanwege het resultaat van #02
- niet van toepassing
AAPD4988NL#07 (deel zijde 2)
minimaal vier personen:
- slachtoffer [slachtoffer]
- minimaal drie andere personen waarvan naar verwachting minimaal twee mannen (zie toelichting 3)
- zie toelichting 2
- niet van toepassing
Toelichting:
1. Het DNA-onderzoek aan deze bemonsteringen is gestopt omdat de concentratie van het DNA in deze bemonsteringen, ook na aanvullend DNA-onderzoek, tegen verwachting in lager is dan de door ons gehanteerde grenswaarde. Er zijn geen DNA-profielen opgemaakt. Er zijn (vooralsnog) geen aanvullende bemonsteringen van de kussenslopen genomen.
2. Vanwege de overeenkomsten met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer] en omdat het bemonsteringen van de kussenslopen, horloge en sieraden van slachtoffer [slachtoffer] betreft, is ervan uitgegaan dat er daadwerkelijk DNA van slachtoffer [slachtoffer] in de bemonsteringen aanwezig is. Dergelijke bemonsteringen bevatten doorgaans DNA van de persoon zelf De bewijskracht is daarom niet berekend. Wel is deze aanname gebruikt in de bewijskrachtberekening ten aanzien van verdachte [verdachte] .
3. Dit DNA-mengprofiel is, ook na aanvullend DNA-onderzoek, onvoldoende informatief om te kunnen beoordelen of een gedeelte van het DNA afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] en/of [benadeelde partij 1] .
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAPD4988NL#02 (linker deel zijde 1 van kussensloop)
Voor deze bemonstering is de bewijskracht berekend ten aanzien van de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [verdachte] . Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie personen. Ook is aangenomen dat een relatief groot deel van het DNA afkomstig is van het slachtoffer [slachtoffer] en dat de onbekende personen in het DNA-mengprofiel niet aan elkaar of aan slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] verwant zijn.
DNA-mengprofiel AAPD1988NLttO2 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] , verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en twee willekeurige onbekende personen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 oktober 2023, genummerd MD2R022069 (onderzoek Barkey), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd 1 tot en met 1598 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 februari 2023 (forensisch dossier), genummerd MD2R022069 (onderzoek Barkey), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd 1 tot en met 212. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 134-136.
3.Pagina’s 800-816.
4.Pagina 1298.
5.Pagina’s 73-88 van het forensisch dossier.
6.Pagina’s 8-11.
7.Pagina’s 239-242.
8.Pagina’s 219-221.
9.Pagina’s 225-231.
10.Pagina’s 154-170.
11.Pagina’s 712 en 713.
12.Pagina’s 705-708.
13.Pagina’s 709-711.
14.Pagina’s 264-277.