Zoals de kantonrechter terecht heeft geoordeeld, is van belang om vast te stellen of het gaat om een eigenlijke of een oneigenlijke dienstwoning. Alleen bij een eigenlijke dienstwoning betekent het einde van de arbeidsovereenkomst namelijk in beginsel ook dat het recht op het gebruik van de woning eindigt en komt de werknemer geen huurbescherming toe. Een eigenlijke dienstwoning is volgens vaste rechtspraak een woning die door de werkgever aan de werknemer ter beschikking is gesteld met het oog op het werk dat de werknemer uitvoert en waarbij het bewonen van de woning behoort tot de voor de werknemer uit zijn dienstverband voortvloeiende verplichtingen. Dat het voor [naam1] in verband met zijn werkzaamheden verplicht was dat hij in het chalet verbleef, heeft [appellant] onvoldoende aannemelijk gemaakt. Zo wordt in de arbeidsovereenkomst niet verwezen naar een verplichting om in het chalet te verblijven. Anders dan [appellant] betoogt is ook niet gebleken dat er gelet op de aard van de werkzaamheden die [naam1] verrichtte een noodzaak was om op het terrein van [appellant] te wonen, waarbij ook meespeelt dat de werktijden van [naam1] in de loop van de tijd zijn veranderd. [appellant] voert aan dat de bedrijfsprocessen ter plaatse zoveel tijd en aandacht eisen dat op grond daarvan een redelijk belang aanwezig moet worden geacht om personeel op het perceel te laten wonen zodat zij te allen tijde beschikbaar zijn. Maar al zou dat zo zijn, dan betekent dat nog niet dat de bewoning van het chalet door [naam1] dus voldoet aan de kwalificatie eigenlijke dienstwoning. Op het terrein van [appellant] wonen ook mensen die niet bij hem werken. En naar eigen zeggen van [appellant] werken er mensen bij hem op de boerderij die dezelfde werkzaamheden verrichten als [naam1] , maar die niet op het terrein wonen. Daar is de noodzaak er dus kennelijk niet. Waarom dat in het geval van [naam1] anders zou zijn, heeft [appellant] niet toegelicht. Integendeel, tijdens de zitting bij de voorzieningenrechter heeft [appellant] zelf aangegeven dat [naam1] zonder bezwaar ook verder weg had kunnen wonen.
[appellant] wijst er verder nog op dat het chalet bedoeld is voor een agrarische knecht, voor wie huisvesting aldaar noodzakelijk is, en tot de komst van [naam1] ook altijd zo is gebruikt. Maar dat doet aan het voorgaande niet af. Beoordeeld moet worden of het chalet in het specifieke geval van [naam1] kan worden aangemerkt als eigenlijke dienstwoning.
[appellant] voert verder aan dat de cao Productiegerichte Dierhouderij ook vermeldt dat een werknemer bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst verplicht is tot ontruiming van de dienstwoning. Maar ook dat kan [appellant] niet baten. De cao bevat geen definitie van het begrip dienstwoning en vermeldt alleen dat in het geval van een dienstwoning de werkgever voor het gebruik daarvan een bedrag inhoudt op het loon. Vaststaat dat dat in het geval van [naam1] niet gebeurde: [appellant] ontving namelijk een woonkostenvergoeding vanuit Parkub en hield geen huur in op het loon van [naam1] . Maar los daarvan, het enkele feit dat in de cao de mogelijkheid wordt genoemd van het aanbieden van een dienstwoning die bij einde dienstverband ontruimd moet worden, in combinatie met het gegeven dat deze cao van toepassing is verklaard op de arbeidsovereenkomst, is onvoldoende om aan te nemen dat er in het geval van [naam1] sprake is van een dienstwoning.
Bij deze stand van zaken is onvoldoende aannemelijk dat er sprake is van een eigenlijke dienstwoning en dat [appellant] , omdat het dienstverband van [naam1] inmiddels is geëindigd, op die grond [naam1] toegang tot het chalet kan ontzeggen.