ECLI:NL:GHARL:2025:4821

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 augustus 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
21-004172-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep inzake medeplegen van diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor medeplegen van diefstal met geweld en bedreiging met geweld, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 195 dagen voorwaardelijk. De rechtbank had ook een taakstraf opgelegd en een vordering van de benadeelde partij toegewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.

Tijdens de zitting op 18 juli 2025 heeft het hof de zaak onderzocht. De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde, terwijl de verdediging heeft verzocht om vrijspraak wegens gebrek aan bewijs. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig bewijs was om te concluderen dat de verdachte betrokken was bij de diefstal. De getuigenverklaringen en camerabeelden gaven geen duidelijkheid over de rol van de verdachte in het incident, dat plaatsvond op 2 april 2022.

Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger van de diefstal, omdat er geen bewijs was dat hij actief heeft deelgenomen aan het delict. De verdachte is vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het handelen waardoor de schade zou zijn veroorzaakt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004172-23
Uitspraak d.d.: 1 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Utrecht, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 30 augustus 2023 met parketnummer 16-143416-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-252866-20, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.J.E. Berfelo, en de advocaat van de benadeelde partij, mr. A.T. van Vulpen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld voor – kortgezegd – medeplegen van diefstal met geweld en bedreiging met geweld tegen personen terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, en heeft verdachte daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 195 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden gekoppeld en heeft verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uur subsidiair 90 dagen hechtenis opgelegd. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] is toegewezen tot een bedrag van € 18.052,36, bestaande uit € 9.052,36 aan materiële schade en € 9.000,00 aan immateriële schade. De rechtbank heeft daarnaast de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-252866-20 toegewezen, te weten een werkstraf voor de duur van 20 uur subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 2 april 2022 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (iPhone 12 mini) en/of een sleutelbos en/of een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- om de auto van voornoemde [benadeelde] heen te staan en zodoende (door het getalsmatig overwicht) een bedreigende situatie te doen ontstaan en/of
- bij voornoemde [benadeelde] in de auto te stappen en hem de woorden toe te voegen: "Geef het, geef het", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of - voornoemde [benadeelde] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst en/of buik, althans het lichaam, te steken/snijden en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of te richten op de auto van voornoemde [benadeelde] , terwijl het feit voor voornoemde [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel, te weten
- één of meer steekwond(en) en/of snijwond(en) en/of prikwond(en) en/of
- laceratie van de maag en/of de slagader van de maag en/of de lever en/of de slagader tussen de ribben ten gevolge heeft gehad.

Vrijspraak

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad blijkt het volgende. Van medeplegen (c.q. het in vereniging plegen) kan worden gesproken in het geval er sprake is van een wezenlijke betrokkenheid van een (mede)verdachte bij een gepleegd strafbaar feit. Het opzet van de deelnemer moet gericht zijn op zowel het feit waaraan wordt deelgenomen als de eigen deelnemingsgedraging. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de (mede)verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Op 2 april 2022 heeft een incident plaatsgevonden op de parkeerplaats bij ‘ [theater] ’ te [plaats] . Uit het dossier blijkt dat vier personen, waaronder verdachte, allen met een capuchon op, zich in de richting van de auto van het slachtoffer hebben bewogen. Slachtoffer [benadeelde] was de bestuurder van de auto, de [getuige 1] en [getuige 2] zaten op de achterbank. De vier verdachten hebben zich bij de auto verzameld. Een van de medeverdachten is vervolgens in de auto gestapt, heeft de ketting van de nek van het slachtoffer getrokken en heeft geroepen: “Geef alles”. Hierop is het slachtoffer met een mes in zijn buik gestoken en zijn verdachte en medeverdachten weggerend.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist wat er zou gaan gebeuren op de parkeerplaats en slechts met een vriend meeging naar een afspraak. Hij stelt dat hij in shock was toen de bestuurder bebloed uit de auto kwam en het daarna op een rennen heeft gezet.
Het hof oordeelt als volgt.
Hoewel getuige [getuige 1] bij de politie heeft verklaard dat de personen rondom de auto ‘gezamenlijk’ uit allerlei hoeken uit de auto spullen probeerden te pakken, is niet vast komen te staan wat er precies is weggenomen, anders dan genoemde ketting, en door wie. Uit deze verklaring blijkt niet zonder meer dat ook verdachte wegnemingshandelingen heeft verricht. Getuige [getuige 1] is op 15 maart 2023 ten overstaan van de rechter-commissaris gehoord. Op de vraag “Er blijven dan nog drie jongens over. Pakten die jongens ook spullen uit de auto?” antwoordt de getuige: “Dat weet ik niet. Zij waren buiten de auto.” Op de vraag “Pakten die drie overige jongens ook spullen of stonden zij daar te staan? Wat kunt u zich daarvan herinneren?” antwoordt de getuige: “Dat kan ik mij niet meer goed herinneren.”
Het hof merkt op dat ook de camerabeelden geen uitsluitsel geven of verdachte iets heeft weggenomen.
Van enige geweldshandeling of bedreiging door verdachte is evenmin gebleken. Vast staat dat verdachte niet degene is die in de auto is gestapt en het slachtoffer heeft gestoken. De getuige [getuige 1] en aangever [benadeelde] hebben bij de politie verklaard over een pistool dat zou zijn getoond, maar bij de rechter-commissaris hebben zij beiden verklaard zich geen ander wapen dan het mes te kunnen herinneren. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte een wapen bij zich had of dat hij wist dat de medeverdachten een wapen of wapens bij zich droegen. Tot slot kan ook het ten val brengen van [getuige 2] niet aan verdachte worden gelinkt.
Ook anderszins is niet gebleken dat verdachte wetenschap had van en op enigerlei wijze een actieve rol heeft gespeeld bij het incident die kan duiden op een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. Het enkel lijfelijk aanwezig zijn bij het incident, het meelopen in de groep, het dragen van de capuchon en het met de anderen wegrennen, is naar het oordeel van het hof onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Dat verdachte zelf niet goed kon aangeven waarom hij is meegegaan en wat daarvan de bedoeling was, levert geen steunbewijs op. Als het hof al aan zou nemen dat het niet ging om het kopen van “een spel”, zoals [getuige 2] stelde, maar om een andersoortige, ‘duistere’ transactie, is het immers ook mogelijk dat verdachte vanwege het duistere karakter van de transactie werd meegevraagd om de groep numeriek te versterken, zonder dat verdachte wist of had moeten begrijpen dat er een diefstal (met geweld) zou worden gepleegd en dat hij daaraan zou (kunnen) bijdragen.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 20.052,36. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 18.052,36. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Vordering tenuitvoerlegging

Wijst afde vordering van de officier van justitie van het Parket Midden-Nederland van 12 augustus 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 17 juni 2021, parketnummer 16-252866-20, voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 20 uur subsidiair 10 dagen jeugddetentie met een proeftijd van twee jaar.
Aldus gewezen door
mr. L.G.J.M. van Ekert, voorzitter,
mr. P.A.H. Lemaire en mr. H.A. Stalenhoef, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Lambriks, griffier,
en op 1 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.