ECLI:NL:GHARL:2025:4846

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
P25/108
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 december 2024. De rechtbank had de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1971, met een termijn van twee jaar verlengd. De terbeschikkinggestelde heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, niet tegen de verlenging zelf, maar tegen de duur van de verlenging. De terbeschikkinggestelde heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt, is medicatietrouw en er zijn geen incidenten geweest. De raadsman heeft verzocht om de verlenging te beperken tot een jaar, terwijl het openbaar ministerie van mening is dat de verlenging van twee jaar gerechtvaardigd is vanwege het aanhoudende recidivegevaar en het beperkte ziektebesef van de terbeschikkinggestelde. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, onder aanvulling van gronden, en benadrukt dat de verlenging van de terbeschikkingstelling met achttien maanden niet mogelijk is volgens artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht, dat bepaalt dat de verlenging telkens met een jaar of twee jaar kan plaatsvinden. Het hof concludeert dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en de beslissing heeft bevestigd.

Uitspraak

TBS P25/108
Beslissing van 5 juni 2025
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
verblijvende in [instelling 1] ,
onder verantwoordelijkheid van [instelling 2] ,
verder te noemen: de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 december 2024. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 17 december 2024 waarbij de terbeschikkinggestelde beroep heeft ingesteld;
- de aanvullende informatie van [instelling 2] van 7 mei 2025.
Het hof heeft ter zitting van 22 mei 2025 gehoord de advocaat-generaal, mr. M.C. Polfliet, en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.A. Bruinsma, advocaat te Amsterdam.

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
Het beroep is niet gericht tegen de verlenging van de terbeschikkingstelling als zodanig, maar tegen de duur van de verlenging. De terbeschikkinggestelde heeft een positieve ontwikkeling laten zien. Hij heeft zijn medicatie in eigen beheer en is medicatietrouw. Er zijn geen prangende behandeldoelen meer en er zijn geen incidenten geweest. Het traject is gericht op resocialisatie en uiteindelijk naar een begeleide woonvoorziening. De verwachting was dat de terbeschikkinggestelde eind 2024 naar [instelling 1] zou gaan, maar het werd 29 april 2025. Het gaat te traag. Hierdoor verliest de terbeschikkinggestelde perspectief.
De raadsman heeft primair verzocht om de verlenging van de maatregel te beperken tot een jaar. Het is van belang om de vaart in het traject te houden en dat er op kortere termijn een toetsmoment komt. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de maatregel te verlengen met achttien maanden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De problematiek van de terbeschikkinggestelde is nog onverminderd aanwezig, net als het recidivegevaar. Gelet hierop is voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel en is voortzetting van de maatregel geïndiceerd. De terbeschikkinggestelde heeft beperkt ziektebesef en -inzicht. Recent is hij verhuisd naar [instelling 1] . De terbeschikkinggestelde staat aan het begin van zijn resocialisatietraject. Het is van belang dat dit traject stapsgewijs plaatsvindt en de verwachting is dat dit meer tijd in beslag neemt dan de tijd die resteert bij de verlenging met een jaar. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Bevestigen
Het hof is, onder aanvulling van gronden als hierna weergegeven, van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op de juiste wijze heeft beslist. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden bevestigen.
Uitgangspunt verlengingsduur
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Het hof ziet in hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Aanvullende overweging
Een verlenging van de terbeschikkingstelling met verpleging met een termijn van achttien maanden is niet mogelijk, nu in artikel 38d, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht uitdrukkelijk is bepaald dat de termijn van de terbeschikkingstelling door de rechter telkens hetzij met een jaar hetzij met twee jaar kan worden verlengd, welke bepaling uitdrukking geeft aan door de wetgever beoogde systematiek van verlengingsbeslissingen (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 18 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:282).

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt, met aanvulling van gronden als voormeld, de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 16 december 2024 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde,
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. D. Visser, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. M. Keppels, raadsheren,
en drs. I.A.M. Breukel en drs. J.L.M. Dinjens, raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis, griffier,
en op 5 juni 2025 in het openbaar uitgesproken.
mr. Mintjes en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.