Uitspraak
18-253122-21 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
De beslissing waarvan beroep
€ 458.201,60. De verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is door de rechtbank op datzelfde bedrag vastgesteld, met bepaling van een gijzeling van ten hoogste 1080 dagen.
Vordering
€ 224.374,19. De verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient wat de advocaat-generaal betreft te worden vastgesteld op datzelfde bedrag. Volgens de advocaat-generaal is geen sprake geweest van een professioneel opgezette hennepkwekerij en heeft betrokkene alleen gehandeld. Op basis van de verklaring van betrokkene in hoger beroep acht de advocaat-generaal het aannemelijk dat hij dertien weken over de opbouwwerkzaamheden van de hennepkwekerij heeft gedaan. Ook acht de advocaat-generaal het aannemelijk dat de hennepkwekerij niet functioneerde als een goed geoliede machine wat erin moet resulteren dat een kweekcyclus van vijftien weken per oogst gehanteerd wordt. De ontnemingsperiode beslaat 73 weken minus de dertien weken die betrokkene heeft gebruikt voor de opbouwwerkzaamheden. Derhalve hebben vier oogstmomenten van vijftien weken plaatsgevonden, aldus de advocaat-generaal. Verder acht de advocaat-generaal het aannemelijk dat betrokkene niet de volledige opbrengst van de hennepkwekerij heeft genoten, omdat het geen professioneel opgezette hennepkwekerij betrof. Hij schat de opbrengst die betrokkene heeft ontvangen aldus op twee derde van de totale opbrengst.
Standpunt van de verdediging
De bewijsmiddelen
1. De inhoud van het arrest van de meervoudige kamer van het hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 4 augustus 2025 in de zaak met parketnummer 21-003110-22 tegen betrokkene gewezen, voor zover inhoudend:
hij in de periode van 15 juni 2019 tot en met 18 juni 2020 te [plaats] opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36e tweede lid van het Wetboek van Strafrecht d.d. 8 januari 2021 opgenomen op pagina 105 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020150033, van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Natuurlijk persoon
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Vaststelling opbrengst per oogst in de 1e kweekruimte
Opbrengst hennep per plant
Opbrengst hennep per oogst
Financiële opbrengst per oogst
€ 19.855,90.
Vaststelling eerdere oogsten in de 1e kweekruimte
Hennepresten
Kalkafzetting / vervuiling
Zie foto 46 van het bij gevoegde fotoblad indicaties eerdere oogsten.
Droognetten
Knipscharen
Een dergelijke elektrische hakselaar duidt op verwerken van grote hoeveelheden van hennepplanten.
Potgrond/wortelresten
Kostenberekening in de 1e kweekruimte
Vaststelling opbrengst per oogst in de 2e kweekruimte
Opbrengst hennep per plant
Opbrengst hennep per oogst
€ 33.514,01.
Kostenberekening in de 2e kweekruimte
Vaststelling opbrengst per oogst in de 3e kweekruimte
Opbrengst hennep per plant
Opbrengst hennep per oogst
Financiële opbrengst per oogst
€ 25.594,60.
Kostenberekening in de 3e kweekruimte
Vaststelling opbrengst per oogst in de 4e kweekruimte
Opbrengst hennep per plant
Opbrengst hennep per oogst
Financiële opbrengst per oogst
€ 27.775,31.
Kostenberekening in de 4e kweekruimte
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Oordeel van het hof
21-003110-22 veroordeeld voor onder meer het opzettelijk telen van hennepplanten in de hennepkwekerij die is aangetroffen te [plaats] . Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat betrokkene voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het door hem gepleegde strafbare feit.
15 juni 2019 tot en met 18 juni 2020 gelet op de bewezenverklaarde periode van het door betrokkene gepleegde strafbare feit. Deze totale periode beslaat 52 weken. Het hof acht het aannemelijk dat betrokkene dertien weken over de opbouwwerkzaamheden van de hennepkwekerij heeft gedaan en dat sprake is geweest van een kweekcyclus van dertien weken per oogst. Uitgaande van die kweekcyclus hebben drie oogstmomenten plaatsgevonden.
nu voor deze stelling geen concrete aanknopingspunten zijn aangedragen. De enkele omstandigheid dat de hennepkwekerij niet functioneerde als een goed geoliede machine,
is naar het oordeel van het hof onvoldoende om aan te nemen dat betrokkene financieel minder heeft geprofiteerd van de hennepkwekerij. Nu er geen concrete aanwijzingen zijn dat de drie oogsten minder hebben opgebracht, gaat het hof ervan uit dat betrokkene de volledige opbrengst heeft genoten.
€ 19.855,90(4,8786 kg x € 4.070,00)
€ 1.480,37
€ 33.514,01(8,2344 kg x € 4.070,00)
€ 2.445,48
€ 25.594,60(6,2886 kg x € 4.070,00)
€ 1.914,87
€ 27.775,31(6,8244 kg x € 4.070,00)
€ 2.060,98
€ 260.525,36.
tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
4 augustus 2025 arrest wordt gewezen. Derhalve is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep van ongeveer één jaar. Het hof volstaat met de constatering dat sprake is van een termijnoverschrijding, nu in de met de ontnemingszaak samenhangende en gelijktijdig behandelde strafzaak de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep door strafvermindering is gecompenseerd (Vgl. HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578).
€ 260.525,36.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
260.525,36 (tweehonderdzestigduizend vijfhonderdvijfentwintig euro en zesendertig cent).
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 260.525,36 (tweehonderdzestigduizend vijfhonderdvijfentwintig euro en zesendertig cent).
Aldus gewezen door