Uitspraak
in eerste aanleg: verzoekster
verweerster
2. [belanghebbende1]
belanghebbende
3. [belanghebbende2],
wonende te [woonplaats4] ,
belanghebbende
in eerste aanleg: verweerster respectievelijk belanghebbenden
[naam1] zal hierna worden genoemd: [naam1] of moeder
1.1. Het verdere verloop van het geding
2.De nadere beoordeling
Voor wat betreft de door [verzoekster] verzochte aanvullende stukken hebben [verweerster en belanghebbenden] c.s opgemerkt dat de jaarrekeningen van de maatschap en van de persoonlijke onderneming van vader en moeder voldoende inzage geven in de samenstelling van het privévermogen van de ouders en van het ondernemingsvermogen. Ook voor het overleggen van andere aanvullende stukken hebben zij gemotiveerd toegelicht dat daarvoor geen grond bestaat.
Vervolgens heeft [verzoekster] uitvoerig onderhandeld over een koopovereenkomst met moeder, eveneens op basis van die aanspraak van € 204.806. De koopovereenkomst is uiteindelijk ook tot stand gekomen waarbij alleen een voorbehoud is gemaakt met betrekking tot de financiering. [verzoekster] heeft gesteld dat het voorbehoud een verder strekkend karakter had, maar daar is niets van gebleken. De koopovereenkomst is ontbonden omdat het financieringsvoorbehoud door [verzoekster] is ingeroepen. Die ontbinding was dus het gevolg van een [verzoekster] zelf betreffende omstandigheid. Ook daarna heeft [verzoekster] nog pogingen ondernomen om de koop alsnog rond te krijgen. Pas nadat ook dat niet gelukt was, is zij haar erfaanspraak gaan baseren op de waarde van de nalatenschap van vader in het economisch verkeer. In een e-mailbericht van 22 februari 2018 was daar was door haar toenmalig financieel adviseur, de heer [naam3] , al op gezinspeeld, maar [verzoekster] heeft dat standpunt in de verdere onderhandeling over een koopovereenkomst kennelijk laten varen.
Omdat de koopovereenkomst uiteindelijk niet is doorgegaan, is daarbij nog wel haar voorbehoud ten aanzien van de waarde van de onderneming in stand gebleven.
In de tussenbeschikking is uitdrukkelijk vermeld dat op hen een inzageverplichting rust als [verzoekster] voor haar uitlating eerst nog inzage zou willen hebben in nadere financiële bescheiden waarover de andere erfgenamen beschikken.
Pas in haar akte uitlating doet [verzoekster] een gespecificeerde opgave van de bescheiden waar zij nog kennis van wil nemen. Niet is gebleken dat [verzoekster] al vóór haar akte uitlating een verzoek heeft neergelegd bij [verweerster en belanghebbenden] om nadere stukken. Een nadere toelichting waarom zij daar niet al eerder om heeft verzocht, zoals in de tussenbeschikking bepaald, heeft [verzoekster] niet gegeven.
In de tussenbeschikking is [verzoekster] al in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de jaarrekeningen, maar zij heeft nagelaten van die mogelijkheid gebruik te maken. Bij die stand van zaken ziet het hof geen aanleiding om [verweerster en belanghebbenden] nu op te dragen om daarover nadere stukken over te leggen.
Voordat [verzoekster] zich daarover hoeft uit te laten, dienen [verweerster en belanghebbenden] [verzoekster] nog te verschaffen:
[verweerster en belanghebbenden] zullen op de akte van [verzoekster] kunnen reageren.