3.8.Zij zijn het nog niet voor alle goederen eens over de waarde van daarvan op 22 mei 2021. Het hof zal dat hierna voor elk goed afzonderlijk beoordelen.
a.
De helft van de woning [adres] in [woonplaats1] .
[geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] schatten de waarde van de woning op 22 mei 2021 op € 400.000 en willen graag een taxatie door een deskundige. [appellant] wil uitgaan van de WOZ waarde 2021 van € 347.000. Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen samen een deskundige (een NVM makelaar/taxateur uit [woonplaats1] ) te vragen de marktwaarde vrij van huur en gebruik van de woning op 22 mei 2021 te bepalen. Slagen zij niet voor 23 september 2025 in het gezamenlijk aanwijzen van een deskundige, dan dienen zij een makelaar verbonden aan [naam1] in [woonplaats1] te vragen de woning te taxeren. Het hof gaat ervan uit dat partijen uiterlijk 15 november 2025 de beschikking hebben over een taxatierapport en zal de zaak naar de rol verwijzen voor het overleggen van dat taxatierapport door [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] . Zij kunnen zich dan bij akte uitlaten over de waarde van de woning. Vervolgens krijgt [appellant] de gelegenheid zich daarover uit te laten.
Bankrekening bij de ING [nummer1] .
Partijen zijn het erover eens dat het saldo op 22 mei 2021 € 18.086,89 is. De helft daarvan behoort tot de nalatenschap van erflaatster: € 9.043,45.
Bankrekening bij de ING [nummer2] .
Volgens [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] is het saldo op 22 mei 2021 € 7.625, Dat betwist [appellant] niet. Hij voert wel aan dat dit saldo geheel aan hem toekomt, omdat het saldo op deze rekening in februari 2019 feitelijk al is verdeeld en de bedragen die daarna op die rekening zijn geboekt uitsluitend zijn inkomsten waren. Omdat [appellant] geen concrete gegevens over de verdeling van dat saldo en het verloop van deze rekening na die verdeling noemt en documenteert gaat het hof ervan uit dat de helft van het saldo tot de nalatenschap van erflaatster behoort. Dat is € 3.812,50. Het hof treft deze rekening en het saldo daarvan ook nog aan in de belastingaangiften van erflaatster over 2020.
Sieraden.
Partijen zijn het erover eens dat de sieraden op 22 mei 2021 € 5.000 waard waren. Die sieraden zijn in het bezit van [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] . [appellant] wenst de waarde daarvan te verrekenen met de legitieme portie die hij aan [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] moet betalen. Kennelijk wil hij de schuld die hij aan [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] heeft (legitieme portie) verrekenen met de vordering die hij op hen heeft tot teruggave van de sieraden. De vordering tot teruggave van de sieraden is voor [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] een verplichting om te doen. Het hof is van oordeel dat [appellant] niet bevoegd is tot verrekening, omdat de prestatie die hij te vorderen heeft (teruggave sieraden) niet beantwoordt aan zijn schulden jegens [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] tot betaling van de legitieme portie in geld (artikel 6:127 lid 2 BW). [appellant] kan een verplichting tot betaling van een bedrag in geld niet verrekenen met de verplichting van [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] om iets te doen. Uiteraard kunnen partijen zelf andere afspraken hierover maken.
De helft van de Renault Berlingo.
Partijen zijn het erover eens dat deze auto van erflaatster en [appellant] op 22 mei 2021 € 500 waard was. De helft daarvan telt mee voor de berekening van de legitieme portie. Dat is € 250.
De helft van de inventaris in de woning.
Volgens [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] was deze inventaris op 22 mei 2021 € 5.000 waard. [appellant] heeft een lijst gemaakt van deze inventaris en voert aan dat de waarde daarvan nihil is. Daarop hebben [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] niet meer gereageerd. Het hof is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de inventaris enige geldwaarde heeft. [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] hebben hun stelling op dit onderdeel onvoldoende toegelicht en onderbouwd. Zij hebben niet gespecificeerd waaruit deze inventaris bestaat en welke waarde aan de onderdelen daarvan is toe te kennen. Het hof zal hen niet toelaten tot bewijs, omdat zij niet aan hun stelplicht hebben voldaan.
Teruggaven Belastingdienst.
Het hof gaat ervan uit dat deze conform de opgave van [appellant] € 4.667,90 bedragen. [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] geven in hun akte van uitlatingen een bedrag van € 4.231 op, maar noemden eerder in hun voorlopige boedelbeschrijving ook een bedrag van € 4.667,90.
schulden van erflaatster op 22 mei 2021