In deze zaak heeft de koper hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarin zijn vorderingen tegen de verkoper zijn afgewezen. De koper had een woonboerderij met bijgebouwen en kassen gekocht voor € 1.390.000, maar stelde dat na de levering bleek dat een deel van de bijgebouwen en kassen illegaal was, omdat daarvoor geen bouwvergunning was verleend. Hij vorderde terugbetaling van een schadebedrag van € 537.391,67, primair op basis van wijziging van de overeenkomst, subsidiair op basis van partiële ontbinding en meer subsidiair op grond van onrechtmatig handelen. De rechtbank heeft de vorderingen van de koper afgewezen, en het hof heeft in hoger beroep deze afwijzing bevestigd. Het hof oordeelde dat de koper onvoldoende had aangetoond dat de verkoper zijn mededelingsplicht had geschonden en dat er geen sprake was van dwaling. De koper had geen interesse getoond in de bijgebouwen en kassen en had de woning gekocht voor de locatie en niet voor de bedrijfsgebouwen. Het hof concludeerde dat de koopovereenkomst onder artikel 7:2 BW valt, wat betekent dat deze pas op 22 juli 2021 tot stand is gekomen. De vorderingen van de koper werden afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.