In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor. De zaak betreft een conflict tussen [appellanten], bestaande uit [appellant] en [appellante] B.V., en [verweerders], bestaande uit Nanada Music B.V. en Nada Music B.V., over de afrekening van royalty's voor het gebruik van muziekwerken. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor afgewezen, omdat het belang van de verweerders om niet opnieuw in een procedure betrokken te worden zwaarder woog dan het belang van de appellanten om bewijs te vergaren. De appellanten hebben hoger beroep ingesteld, met als doel het verzoek alsnog toegewezen te krijgen.
Het hof heeft geoordeeld dat de vraag of de beoogde vordering is verjaard een inhoudelijke beoordeling vereist van alle door de verzoekers gestelde en door de verweerders betwiste feiten en omstandigheden. Het hof heeft het verzoek gedeeltelijk toegewezen en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere afdoening. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten voldoende belang hebben bij het verzoek en dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid. De beslissing van het hof houdt in dat de getuigen [appellant], [naam2], [naam3] en [naam4] gehoord zullen worden in het voorlopig getuigenverhoor, dat zich richt op de nakoming van de muziekuitgave-overeenkomsten door de verweerders.