In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door de koper van een woning tegen de verkoper. De koper heeft de woning in februari 2024 gekocht voor € 1.875.000, maar heeft na de levering klachten geuit over een onveilige veranda en asbestverontreiniging in de tuin. De verkoper heeft aansprakelijkheid voor deze gebreken afgewezen. In een eerdere kort gedingprocedure is de verkoper veroordeeld om de koper te vergoeden voor de kosten van asbestonderzoek en herstel van de veranda. De koper vordert nu in hoger beroep een voorschot op saneringskosten en vergoeding voor de asbestverontreiniging. Het hof oordeelt dat alleen de vordering tot opheffing van de gevaarlijke situatie van de veranda toewijsbaar is, tot een bedrag van € 3.000. De overige vorderingen van de koper worden afgewezen, omdat het hof van mening is dat er onvoldoende bewijs is dat de verkoper aansprakelijk is voor de asbestverontreiniging. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en wijst de vorderingen van de koper af, met uitzondering van de vergoeding voor de veranda.