ECLI:NL:GHARL:2025:5132

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
200.347.969
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake pachtovereenkomst en indeplaatsstelling van zoon

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant, die als gedaagde in conventie en eiser in reconventie optrad bij de rechtbank. De appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de pachtovereenkomst tussen hem en de geïntimeerde ter discussie staat. De geïntimeerde heeft in zijn incidenteel hoger beroep gevorderd dat zijn zoon in zijn plaats als pachter wordt gesteld, maar heeft nagelaten deze zoon op te roepen om in de procedure te verschijnen. Het hof heeft geoordeeld dat de geïntimeerde zijn zoon moet oproepen, aangezien een pachter die iemand in zijn plaats wil stellen, verantwoordelijk is voor de tijdige oproeping van die persoon. Het hof heeft de zaak verwezen naar een roldatum, waarop de geïntimeerde zijn zoon moet oproepen en de zoon de mogelijkheid heeft om zijn standpunt kenbaar te maken. De beslissing van het hof is op 19 augustus 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.347.969
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 10883672
arrest van de pachtkamer van 19 augustus 2025
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats 1] , gemeente [gemeente 1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en eiser in reconventie
hierna: [appellant]
advocaat: mr. B. Nijman
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats 2] , gemeente [gemeente 2]
die bij de rechtbank optrad als eiser in conventie en verweerder in reconventie
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. P. Stehouwer

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Voor het verloop van de procedure in hoger beroep verwijst het hof naar het tussenarrest van 22 april 2025.
Verder hebben partijen nog de volgende stukken gewisseld:
  • een memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel tevens akte houdende wijziging van eis (in conventie) door [geïntimeerde] en
  • een memorie van antwoord in incidenteel appel door [appellant] .

2.De beoordeling in hoger beroep

2.1.
Tussen partijen is, kort samengevat, onder andere in geschil of de pachtovereenkomst tussen [appellant] en [geïntimeerde] moet worden ontbonden, dan wel moet eindigen, zoals [appellant] heeft gevorderd. In zijn incidenteel hoger beroep heeft [geïntimeerde] zijn eis gewijzigd en van zijn kant gevorderd dat zijn zoon, [naam zoon] (hierna: [de zoon] ), in zijn plaats als pachter gesteld wordt (artikel 7:363 lid 1 BW).
2.2.
[geïntimeerde] heeft [de zoon] niet opgeroepen en [de zoon] heeft zich ook niet in het geding als partij gevoegd. Een pachter die vordert dat iemand voor hem in de plaats gesteld wordt, dient zorg te dragen voor een tijdige oproeping op de voet van artikel 118 Rv van de persoon die voor hem in de plaats gesteld moet worden. Het hof zal daarom [geïntimeerde] opdragen om alsnog zorg te dragen voor een oproeping van zijn zoon [de zoon] in deze procedure. [geïntimeerde] dient bij akte een afschrift in het geding te brengen van het exploot waarbij hij [de zoon] heeft opgeroepen om, deugdelijk vertegenwoordigd door een advocaat, in dit geding te verschijnen op de roldatum als hierna vermeld. [1]
2.3.
[de zoon] kan op die datum verschijnen, als hij dat wil, en als hij verschijnt gelijktijdig een akte nemen waarin hij zijn standpunt over de indeplaatsstelling kenbaar maakt.
2.4.
Het hof zal vervolgens een mondelinge behandeling bepalen op een nader te bepalen datum om informatie te verkrijgen en om met partijen te onderzoeken of op de zitting een oplossing bereikt kan worden. Het hof vraagt partijen, waaronder [de zoon] als hij wenst te verschijnen, om op de hieronder aangegeven roldatum ook hun verhinderdata voor de maanden januari tot en met april 2026 door te geven.

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
bepaalt dat [geïntimeerde] zijn zoon [de zoon] moet oproepen om te verschijnen op de roldatum 16 september 2025;
3.2.
verwijst de zaak naar die roldatum zodat [geïntimeerde] een akte in het geding kan brengen als bedoeld in rov. 2.2;
3.3.
bepaalt dat [de zoon] op die roldatum in het geding kan verschijnen en, als hij verschijnt, een akte in het geding kan brengen als bedoeld in rov. 2.3;
3.4.
bepaalt dat partijen en [de zoon] (als hij verschijnt) hun verhinderdata voor de maanden januari tot en met april 2026 op deze roldatum moeten doorgeven;
3.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.S.A. van Dam, H.L. Wattel en W.F. Boele en de deskundige leden ir. W.G. Nijlant en ing. H.G.J.M. Janssen en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2025.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem 9 november 2010, ECLI:NL:GHARN:2010:BO3609.