ECLI:NL:GHARL:2025:5171

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
200.352.541/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de onderbewindstelling en instelling van mentorschap voor de rechthebbende met alcoholprobleem

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, waarbij de goederen van de rechthebbende, Jansen, onder bewind zijn gesteld en een mentorschap is ingesteld. De rechthebbende, geboren in 1949, verblijft sinds 3 september 2024 in een herstelcentrum en heeft een alcoholprobleem, wat leidt tot geheugenstoornissen. De kantonrechter had op 20 december 2024 de onderbewindstelling en het mentorschap ingesteld, omdat de rechthebbende niet in staat werd geacht zijn belangen zelf te behartigen. De rechthebbende ging in hoger beroep tegen deze beschikking, maar het hof oordeelde dat de onderbewindstelling en het mentorschap noodzakelijk zijn. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter, ondanks de betwisting van de rechthebbende over zijn toestand en de noodzaak van de maatregelen. Het hof concludeerde dat de rechthebbende niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf waar te nemen, en dat er belangrijke beslissingen over zijn zorg en financiën moeten worden genomen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.352.541
(zaaknummer rechtbank Gelderland 11448471 CU VERZ 24-357)
beschikking van 21 augustus 2025
inzake
[verzoeker],
wonende in [woo] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. B. Molenaar.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de besloten vennootschap
[naam1] B.V.
gevestigd in [vestigingsplaats1] ,
verder te noemen: [naam1] B.V.,
en
Stichting
[naam2] ,
gevestigd in [vestigingsplaats2] ,
verder te noemen: [naam2] ,
en
[de zoon] ,
wonende in [woonplaats1] ,
verder te noemen: [de zoon] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 20 december 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 18 maart 2025;
- het verweerschrift van [naam2] ;
- het journaalbericht namens de rechthebbende van 7 juli 2025.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 juli 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
-de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld door zijn partner;
-een vertegenwoordiger van [naam2] ;
[de zoon] en [naam1] B.V. zijn, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende, geboren [in] 1949, verblijft sinds 3 september 2024 in het herstelcentrum van [naam2] .
3.2
Bij verzoekschrift van 9 december 2024 heeft [naam2] verzocht om de rechthebbende onder curatele te stellen en [naam1] B.V. tot curator te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind gesteld, een mentorschap ten behoeve van de rechthebbende ingesteld en [naam1] B.V. tot bewindvoerder en mentor benoemd.
4.2
De rechthebbende is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij verzoekt het hof die beschikking te bekrachtigen voor zover daarbij het verzoek tot ondercuratelestelling is afgewezen en te vernietigen voor zover daarbij bewind en mentorschap is ingesteld, kosten rechtens.
4.3
[naam2] heeft een verweerschrift ingediend en gevraagd om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Bewind
5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
a. voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Mentorschap
5.2
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
De standpunten
5.3
De rechthebbende stelt dat de kantonrechter ten onrechte de onderbewindstelling en het mentorschap heeft ingesteld. Volgens hem wordt niet voldaan aan de wettelijke criteria. Hij is van mening dat hij goed in staat is om zijn belangen, zowel de vermogensrechtelijke als de niet-vermogensrechtelijke, zelf behoorlijk waar te nemen.
Ten onrechte is in het verzoek aan de kantonrechter genoemd dat hij lange tijd zijn post niet heeft geopend, dat zijn woning verwaarloosd was, dat hij alcoholverslaafd is en dat er sprake is van een schuld van € 6.000,-.
5.4
Namens [naam2] is verklaard dat ten tijde van de opnames al duidelijk was dat de rechthebbende niet in staat was om zijn belangen behoorlijk zelf waar te nemen. Inmiddels is voor het multidisciplinair behandelteam duidelijk geworden dat de rechthebbende niet in staat is om terug te keren naar zijn oude woning. Omdat hij zich verzet tegen zijn huidige verblijf is een rechterlijke machtiging aangevraagd, die inmiddels is verleend. Er moeten belangrijke zaken geregeld worden, die grote impact hebben. Daarom is volgens [naam2] onderbewindstelling en mentorschap nodig.
De overwegingen van het hof
5.5
Het hof is van oordeel dat de onderbewindstelling en het mentorschap nodig zijn voor de rechthebbende. Uit de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is gezegd, is, anders dan in het inleidend verzoek aan de kantonrechter werd vermeld, tegenover de betwisting door de rechthebbende niet gebleken dat de woning van de rechthebbende verwaarloosd is en ook niet dat er sprake is van een schuld van de rechthebbende van ongeveer € 6.000,-. Echter, wat daar ook van zij, naar het oordeel van het hof is wel voldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk zelf waar te nemen. Gebleken is dat de rechthebbende bekend is (geweest) met een alcoholprobleem, waardoor hij last heeft van geheugenstoornissen (Korsakov). Hij heeft gebrek aan ziekte-inzicht en bovendien een slikprobleem, waarvan hij de risico’s niet kan overzien. Hij heeft behoefte aan dag en nacht zorg, die niet bij hem thuis geboden kan worden. Zijn behandelaren zijn het erover eens dat hij niet kan terugkeren naar zijn eigen woning. Voor hem is een indicatie aangevraagd om in aanmerking te komen voor beschermd wonen, waartegen hij zich heeft verzet. Daarom is een rechterlijke machtiging verleend voor zijn huidige verblijf. Volgens de verklaring van de vertegenwoordiger van [naam2] ervaart de rechthebbende nu weinig problemen, juist omdat hij nu de voor hem nodige dagelijkse zorg en structuur krijgt aangeboden. Volgens haar moeten in de (nabije) toekomst diverse belangrijke beslissingen over de zorg en de financiën van de rechthebbende worden genomen, waarbij een bewindvoerder en/of een mentor een praktische rol kan spelen. Het hof acht, gelet op al het voorgaande en daarbij de geestelijke en/of lichamelijke toestand van de rechthebbende, het bewind en het mentorschap in diens belang. Het hof betrekt in zijn overwegingen mede de omstandigheid dat de rechthebbende op vragen van de voorzitter tijdens de mondelinge behandeling, met name betreffende inkomen en pensioen, geen adequate antwoorden heeft kunnen geven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.6
Het hof zal, gelet op het familierechtelijk karakter van de procedure, de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 20 december 2024;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, R. Feunekes en A.T. Bol, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 21 augustus 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.