ECLI:NL:GHARL:2025:5173

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
200.352.470/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met kinderen afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing met haar kinderen naar [plaats1]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. I.C.H. Gerrits, had in eerste aanleg bij de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een verzoek ingediend dat op 23 december 2024 werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. S.S. Zijderveld, voerde verweer tegen de verhuizing. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij werd overwogen dat de moeder niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een noodzaak bestaat voor de verhuizing en dat deze verhuizing niet nadelig zou zijn voor het contact tussen de kinderen en de vader. Het hof heeft daarbij de belangen van de kinderen vooropgesteld, die geworteld zijn in hun huidige omgeving. De ouders hadden in een ouderschapsplan afgesproken dat de kinderen in de omgeving van [woonplaats1] zouden blijven wonen, wat het hof ook als belangrijk heeft geacht. De moeder had geen overtuigende argumenten aangedragen die de verhuizing rechtvaardigden, en het hof heeft geconcludeerd dat de beslissing van de rechtbank juist was. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.352.470
(zaaknummer rechtbank Gelderland 441.381)
beschikking van 21 augustus 2025
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] , feitelijk verblijvende in [plaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.C.H. Gerrits,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.S. Zijderveld.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 23 december 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 19 maart 2025;
- het verweerschrift met bijlagen;
- een journaalbericht namens de moeder van 26 juni 2025 met bijlagen;
- een journaalbericht namens de vader van 1 juli 2025 met bijlagen.
2.2
De hierna te noemen minderjarige [de minderjarige1] heeft bij brief van 23 juni 2025 aan het hof haar mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 10 juli 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
-de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2017 in [plaats2] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2021 in [plaats2] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
De ouders zijn na hun uiteengaan eind 2023 beiden in [woonplaats1] blijven wonen; de moeder in de voormalige echtelijke woning. De ouders zijn in het door hen op 23 mei 2024 ondertekende ouderschapsplan - onder meer - overeengekomen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder zullen hebben. Ook zijn partijen als regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) overeengekomen dat de kinderen één weekend per veertien dagen bij de vader verblijven van vrijdagavond 18:00 uur vanuit de opvang tot en met maandagochtend (de vader brengt [de minderjarige1] dan naar school en [de minderjarige2] daarna naar de moeder), alsmede in de andere week op vrijdagavond tussen 17:00 uur en 18:00 uur uit de opvang tot zaterdagochtend 10:00 uur bij de vader verblijven. Ook hebben de ouders met betrekking tot de verdeling van de zomervakantie, Kerstdagen, Oud & Nieuw, Sinterklaas, Vaderdag en Moederdag en Carnaval specifieke afspraken gemaakt. Gedurende de overige vakantie- en feestdagen wordt de reguliere zorgregeling gehanteerd.
3.3
Verder zijn de ouders in het ouderschapsplan - onder meer - overeengekomen dat de
ouders de intentie hebben om na een jaar de zorgregeling opnieuw te bekijken waarbij het
idee is dat de kinderen op donderdag als extra vaste dag bij de vader zullen zijn. Ook zijn zij
overeengekomen dat zij de intentie hebben dicht bij elkaar te blijven wonen, en in ieder geval in [woonplaats1] of directe omgeving, teneinde gedeeld ouderschap te kunnen uitoefenen. Tijdelijk kan de afstand groter zijn, totdat de moeder een woning in de buurt heeft gevonden.
3.4
De moeder heeft de rechtbank verzocht om, kort samengevat:
-vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [plaats1] en de kinderen
daar in te schrijven op een school;
-het in 3.2 en 3.3 genoemde ouderschapsplan te wijzigen en te bepalen dat de kinderen één
weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader
verblijven en dat de vakanties en feestdagen in onderling overleg worden verdeeld, kosten
rechtens.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - de verzoeken van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar [plaats1] en inschrijving van de kinderen op KBS [school1] in [plaats1] afgewezen.
De rechtbank heeft iedere beslissing over de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de kinderalimentatie aangehouden om ouders de gelegenheid te geven deze onderwerpen samen te bespreken nu er duidelijkheid was gekomen over het verzoek van de moeder om te mogen verhuizen.
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
- vervangende toestemming wordt verleend voor de verhuizing van de kinderen naar [plaats1] , met ingang van 7 dagen na de door het hof te geven beschikking, althans met ingang van de datum die het hof juist acht;
- vervangende toestemming wordt verleend voor aanmelding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op KBS [school1] te [plaats1] met ingang van de dag na de meivakantie 2025, althans met ingang van de dag na de zomervakantie 2025, althans met ingang van de datum die het hof juist acht;
-de bij ouderschapsplan d.d. 23 mei 2024 vastgestelde omgangsregeling wordt gewijzigd naar een omgangsregeling waarbij het volgende geldt:
• De kinderen verblijven één weekend per 14 dagen bij vader, van vrijdagmiddag na school
tot zondagavond 17.00 uur (moeder brengt de kinderen op vrijdagmiddag naar vader en moeder haalt de kinderen op zondagavond op bij vader).
• De kinderen verblijven in de andere week van vrijdagmiddag na school tot zaterdagochtend 10.00 uur bij vader (moeder brengt de kinderen op vrijdagmiddag naar vader en moeder haalt de kinderen op zaterdagochtend op bij vader).
• De kinderen verblijven, in aanvulling op de vakantieregeling zoals opgenomen in het
ouderschapsplan, gedurende de helft van de tijd in de herfstvakantie, de kerstvakantie en
de meivakantie bij de vader,
althans de beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
De vader heeft verweer gevoerd en gevraagd om de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wat in de wet staat
5.1
In artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek staat dat de rechter in een geschil, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over de kinderen belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de ouder bij wie de kinderen wonen samen met hen, een beslissing kan nemen die het meest in het belang van die kinderen is.
Uit vaste rechtspraak volgt dat, hoe belangrijk het belang van de kinderen ook is, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht moeten nemen.
De standpunten
5.2
De moeder kan zich niet verenigen met de beslissing van de rechtbank om haar geen toestemming te geven te mogen verhuizen naar [plaats1] . Zij stelt daartoe het volgende. Kort na het uiteengaan van partijen heeft zij in november 2023 haar nieuwe partner leren kennen met wie zij nu, samen met de kinderen van partijen, in diens woonplaats [plaats1] wil gaan samenwonen. Na de verkoop van de voormalige echtelijke woning en overdracht daarvan per 1 november 2024 is zij met de kinderen bij haar partner in [plaats1] ingetrokken. Het is haar niet gelukt om een passende woning te vinden in de omgeving van [woonplaats1] . Zij denkt dat een verhuizing in het belang is van haar, maar ook van de kinderen, die recht hebben op rust en stabiliteit in hun leven. Zij voelt zich in [plaats1] , in tegenstelling tot in [woonplaats1] , prettig. Het gaat goed met de kinderen tijdens hun verblijf in [plaats1] , ondanks het feit dat zij nu dagelijks worden geconfronteerd met lange reistijden vanuit [plaats1] naar hun school in [woonplaats1] . Als de kinderen in [plaats1] wonen hoeft dat geen grote gevolgen voor de kinderen te hebben en ook niet voor hun contact met de vader. Op andere momenten, zoals in de vakanties, kan het contact tussen de vader en de kinderen worden uitgebreid. Voor het geval het hof haar vervangende toestemming gaat verlenen om met de kinderen naar [plaats1] te gaan verhuizen en daar naar school te gaan, stelt zij een aangepaste verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor.
5.3
Volgens de vader is er geen noodzaak voor de moeder om met de kinderen van partijen naar [plaats1] te verhuizen. Ten tijde van het opmaken van het ouderschapsplan in mei 2024 hadden de ouders het voornemen om toe te werken naar co-ouderschap vanaf het moment dat [de minderjarige2] , in februari 2025, naar de basisschool zou gaan. Als de vader toen had geweten dat de moeder al snel zou willen verhuizen had hij er nooit mee ingestemd dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zal zijn. In het ouderschapsplan hebben partijen de intentie uitgesproken dat de ouders in [woonplaats1] of directe omgeving zullen blijven wonen. Vader wil best praten over een wijziging van de zorgregeling waarbij, als de moeder toch wil verhuizen, de kinderen in [woonplaats1] naar school (kunnen) blijven gaan en het zwaartepunt van de zorg voor de kinderen daarom bij hem komt te liggen. De vader bestrijdt het standpunt van de moeder dat zij zich tot het uiterste heeft ingespannen om geschikte woonruimte in (de omgeving van) [woonplaats1] te vinden. Door een verhuizing naar [plaats1] worden de kinderen weggehaald uit hun vertrouwde leefwereld in [woonplaats1] , waar zij zijn geworteld. In het geval de moeder toestemming krijgt om te verhuizen wil hij dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem zal zijn.
Het advies van de raad
5.4
De raad heeft geadviseerd om het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor een verhuizing met de kinderen van partijen af te wijzen. De vader wil een belangrijke rol in het leven van de kinderen hebben, waarbij hij ook doordeweekse dagen fysiek contact met hen wil hebben. Blijkbaar waren deze ouders voornemens om een co-ouderschap na te streven. Daarbij past niet de grote afstand tussen [plaats1] en [woonplaats1] , waardoor niet alleen het beoogde co-ouderschap maar ook de door de vader gewenste betrokkenheid bij school- en sportactiviteiten van de kinderen in gevaar zal komen.
Het oordeel van het hof
5.5
Het hof is van oordeel dat de rechtbank een juiste beslissing heeft genomen ten aanzien van het verzoek van de moeder om met de kinderen te verhuizen naar [plaats1] .
Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en neemt deze, na eigen onderzoek, over. De moeder krijgt ook van het hof geen toestemming om te verhuizen.
5.6
Het hof overweegt daarnaast het volgende. Ook in hoger beroep heeft de moeder op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat er voor haar een noodzaak bestaat om met de kinderen van partijen naar [plaats1] te verhuizen, dat zij die verhuizing goed heeft doordacht en voorbereid en dat die verhuizing niet een nadelige uitwerking zal hebben op het contact tussen de vader en de kinderen.
De wens van de moeder om te verhuizen naar [plaats1] is blijkbaar ontstaan nadat zij een relatie kreeg met haar huidige partner, die in die plaats woont. Een andere (economische of sociale) binding van de moeder met [plaats1] is in hoger beroep niet gesteld of gebleken. Dit geldt overigens ook voor de partner van de moeder, die in Zwolle werkt en alleen vanwege een co-ouderschapsregeling met zijn dochter in [plaats1] blijft wonen. Van werk of van een uitgebreid familienetwerk van de moeder in die omgeving is geen sprake. Hoewel de woningnood hoog is in Nederland, kan het argument van de moeder dat zij na de verkoop van de voormalige echtelijke woning geen onderdak meer heeft, haar niet baten. Het mag zo zijn dat zij, ondanks een verkregen urgentieverklaring, naar eigen zeggen nog steeds niet in aanmerking is gekomen voor een huurwoning, maar zij had naar het oordeel van het hof – zeker gelet op het aanzienlijke geldbedrag waarover zij na de verkoop van genoemde woning beschikt – in staat moeten zijn om een (tijdelijke) woning in de particulier sector of op een recreatiepark te huren dan wel een woning aan te kopen. Bovendien is niet gebleken dat de moeder serieus pogingen heeft ondernomen een woning te vinden.
5.7
Uit de hiervoor in 3.2 en 3.3 aangehaalde passages uit het in mei 2024 opgestelde ouderschapsplan blijkt dat de ouders afspraken hebben gemaakt over onder andere de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van de kinderen. Daarnaast blijkt uit dat plan dat het de bedoeling was van de ouders dat de kinderen mogelijk na een jaar ook wekelijks op donderdag bij de vader zullen zijn en bovendien dat de ouders dicht bij elkaar zullen blijven wonen, en in ieder geval in [woonplaats1] of directe omgeving, zodat gedeeld ouderschap kan worden uitgeoefend. Tijdelijk kan de afstand groter zijn, totdat de moeder een woning in de buurt heeft gevonden. Uit het voorgaande kan het hof niet anders concluderen dan dat het in mei 2024, dus relatief kort geleden en op een moment dat de moeder al een half jaar een relatie met een partner uit [plaats1] had, nog de bedoeling van de ouders was om dicht bij elkaar te blijven wonen in of in de omgeving van [woonplaats1] , zodat het voor beide ouders op een redelijk eenvoudige manier mogelijk blijft om een aanzienlijke rol te spelen in het leven van de kinderen. Het hof acht het met de raad voor deze jonge kinderen, die nog niet zo lang geleden zijn geconfronteerd met de scheiding van hun ouders, van belang dat zij in (de omgeving van) [woonplaats1] kunnen blijven wonen, waar zij altijd hebben gewoond en waar zij zijn geworteld. Het hof kan de moeder niet volgen in haar stelling dat de vader pas tijdens deze procedure zijn wens om een uitgebreidere zorgregeling heeft geuit. Uit de hiervoor aangehaalde passage uit het ouderschapsplan blijkt dat het de bedoeling van partijen was dat de kinderen na een jaar ook op donderdag bij de vader zullen zijn. Het hof acht het in het belang van de kinderen dat de wens van de vader om ook op doordeweekse dagen een belangrijke rol bij de schoolse en sociale activiteiten van de kinderen te hebben, wordt gerespecteerd. De door de moeder aangeboden extra tijd in een weekend of vakantie voorziet onvoldoende in die wens.
Ook het hof is van oordeel dat het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats1] te verhuizen moet worden afgewezen.
5.8
Nu partijen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben verklaard dat hun verzoeken ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in hoger beroep een voorwaardelijk karakter hebben, namelijk in het geval dat de moeder met de kinderen mag verhuizen, hoeven die verzoeken, nog afgezien van de ontvankelijkheid van partijen ten aanzien van die verzoeken, geen beoordeling meer van het hof. Genoemde verzoeken liggen nog voor bij de rechter in eerste aanleg.
5.9
Gelet op al het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.
5.1
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 23 december 2024, voor zover daarbij het verzoek van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar [plaats1] werd afgewezen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, R. Feunekes en A.T. Bol, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 21 augustus 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.