In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, dat op 8 juli 2025 is uitgesproken. De procedure in hoger beroep omvatte een dagvaarding met grieven van 31 juli 2025, een memorie van antwoord met vermeerdering van eis, en een mondelinge behandeling op 22 augustus 2025. Tijdens deze behandeling heeft mr. S.J.M. Jaasma, de advocaat van [appellant], spreekaantekeningen overgelegd. Gezien de spoedeisendheid van de zaak heeft het hof op 25 augustus 2025 alleen de beslissing gegeven, waarbij de motivering op 9 september 2025 volgt.
Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd, met uitzondering van het dictum onder 4.2, dat is vernietigd. [Appellant] is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.831,50 aan de Alliantie, bestaande uit € 872,36 voor huurachterstand voor de maand augustus 2025 en € 959,14 voor proceskostenveroordeling van de eerste aanleg. Daarnaast is [appellant] veroordeeld tot betaling van proceskosten in hoger beroep, waaronder € 827 aan griffierecht en € 2.428 aan salaris van de advocaat van de Alliantie. Het hof heeft bepaald dat deze kosten binnen 14 dagen na de uitspraak moeten worden betaald en heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.