ECLI:NL:GHARL:2025:5429

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
200.350.540
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hof belast moeder alleen met het gezag over kinderen na verleden van misbruik moeder door vader als minderjarige en huiselijk geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag en de omgangsregeling van twee minderjarige kinderen, geboren in 2021 en 2023. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt het hof om alleen belast te worden met het gezag over de kinderen, terwijl de vader, met wie zij is gescheiden, verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De moeder heeft in haar verzoek onderbouwd dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, gezien het verleden van misbruik en huiselijk geweld door de vader. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder voldoende heeft aangetoond dat gezamenlijk gezag niet mogelijk is en dat dit een negatieve impact op de kinderen heeft. De vader heeft een belast verleden, waaronder een veroordeling voor ontucht met de moeder als minderjarige, en er is een groot leeftijdsverschil tussen de ouders. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezag over hen alleen aan de moeder toekomt. Daarnaast is er een begeleide omgangsregeling vastgesteld tussen de vader en de kinderen, waarbij de GI verantwoordelijk is voor de uitvoering. De moeder is verplicht om informatie over de kinderen aan de vader te verstrekken, maar het hof heeft besloten dat het sturen van foto's niet noodzakelijk is. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.350.540
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 565962)
beschikking van 4 september 2025
in de zaak van
[verzoekster]
die woont in [woonplaats1]
verzoekster in hoger beroep
verder te noemen: de moeder
advocaat: mr. M. van Hunnik
en
[verweerder]
die woont in [woonplaats2]
verweerder in hoger beroep
verder te noemen: de vader
advocaat: mr. J.J.C. Engels
en
de gecertificeerde instelling
Stichting
Samen Veilig Midden-Nederland
die is gevestigd in Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 31 oktober 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal die beslissing hierna de bestreden beschikking noemen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 januari 2025
- het verweerschrift.
2.2
De mondelinge behandeling was op 12 augustus 2025. Aanwezig waren:
- de moeder met haar advocaat
- de vader met mr. C. Guzel
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming
- een vertegenwoordiger van de GI.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de moeder en de vader is ontbonden op 19 december 2024.
3.2
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2021
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2023
over wie de ouders samen het gezag uitoefenen.
3.3
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn op 27 september 2024 voor een jaar onder toezicht gesteld van de GI.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is:
  • de echtscheiding uitgesproken tussen de ouders
  • bepaald dat de kinderen voortaan hun hoofdverblijfplaats bij hun moeder hebben
  • een begeleide zorgregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld van één keer in de twee weken minimaal 30 minuten begeleid, waarbij de GI verantwoordelijk is voor het inschakelen van de instantie die deze begeleiding uitvoert en waarbij eventuele verdere uitbreiding of invulling van de zorgregeling in handen van de GI ligt
  • bepaald dat de moeder een keer per vier weken met tussenkomst van haar advocaat of een hulpverlener schriftelijke informatie stuurt aan de vader over de gezondheid van de kinderen, hoe het met de kinderen gaat op school/peuterspeelzaal/de opvang en de hobby’s van de kinderen, waarbij de moeder een recente foto van de kinderen meestuurt.
De beschikking is met uitzondering van de uitgesproken echtscheiding uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat de beschikking direct in werking treedt.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op het gezag, de contactregeling en de informatieregeling. De moeder verzoekt het hof te bepalen dat zij alleen belast wordt met het gezag over de kinderen, de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen en als informatieregeling te bepalen dat de moeder een keer per half jaar een recente foto van de kinderen aan de vader stuurt.
Zij vraagt ook de vader te veroordelen haar de kosten van deze procedure te vergoeden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De vader voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Gezag
De wet
5.1
In artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de rechter bij echtscheiding verzoek van de ouders of van een van hen kan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Standpunten
5.2
De moeder wil graag alleen het gezag over de kinderen hebben. Dat is ook noodzakelijk. Volgens haar is er een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders als zij samen met de vader het gezag moet blijven uitoefenen. Toen zij vijftien jaar oud was heeft de vader haar onttrokken aan het ouderlijk gezag en haar bij zich genomen. De vader is veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf voor ontucht met de moeder als minderjarige. Tussen de moeder en de vader zit meer dan 30 jaar leeftijdsverschil. De moeder is na jaren van structureel geweld gevlucht met de kinderen. Ook maakte de vader zich schuldig aan verwaarlozing en kindermishandeling. Het in een kinderstoel langere tijd wegzetten van het kind in een smoorhete afgesloten ruimte als straf is maar een van de vele voorbeelden. De moeder heeft door de heftige gebeurtenissen in het verleden grote angst voor de vader ontwikkeld. Er is geen overleg tussen ouders en dat is ook niet mogelijk. De ongelijkwaardige verhouding in het verleden werkt door en maakt dat de moeder niet in staat en bereid is met vader contact te hebben en te overleggen. Dat zij met vader zou moeten overleggen en samen met hem de kinderen zou moeten verzorgen en opvoeden roept heel veel spanning bij haar op en dat heeft een negatieve weerslag op de kinderen.
5.3
De vader is het niet eens met de moeder. Hij vindt dat hij geleerd heeft van het verleden. Wat zich in het verleden heeft afgespeeld tussen de ouders blijft onduidelijk en blijkt ook niet uit het raadsrapport. Volgens de vader is de moeder zomaar zonder overleg met de kinderen gevlucht naar haar ouders. De vader heeft geprobeerd de rust te bewaren. Hij heeft zich wel degelijk als een verantwoordelijk ouder opgesteld. De vader ervaart dat hij buiten beslissingen wordt gehouden, hij wil contactherstel en mist zijn dochters ontzettend. De ouders overleggen kort via de mail met elkaar. Met de inzet van hulp kunnen de ouders leren om beter met elkaar te communiceren.
Standpunt GI
5.4
Ook de GI vraagt zich af of het haalbaar is dat de vader een positief contact met de moeder heeft. Volgens de jeugdhulpverlener gedraagt de vader zich naar haar toe in ieder geval onfatsoenlijk. De jeugdhulpverlener hoopt dat de vader zich in het belang van de kinderen begeleidbaar gaat opstellen.
Advies raad
5.5
De raad vraagt zich af of het haalbaar is dat deze ouders met een ongelijkwaardige relatie en allebei met een belast verleden samen het gezag hebben. De raad vindt het te vroeg een streep te halen door het gezamenlijk gezag, aangezien hulp in het kader van de ondertoezichtstelling is ingezet. De raad adviseert het hof de beslissing op de verzoeken van de moeder aan te houden met ten minste zes maanden om de resultaten van de hulpverlening af te wachten.
Oordeel hof
5.6
De moeder heeft voldoende onderbouwd dat gezamenlijk gezag niet mogelijk is en dat dit een negatieve impact op de kinderen heeft. Het is dan ook in het belang van de kinderen noodzakelijk te bepalen dat het gezag over de kinderen alleen aan de moeder toekomt. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.7
De moeder en de vader hebben allebei een belast verleden. Bij de moeder waren er in haar jeugd ernstige psychiatrische problemen zoals een zware depressie, een eetstoornis en anorexia. De vader is in 2019 gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en vermijdende trekken. Ook is een gegeven dat de ouders een zeer ongelijkwaardige verhouding hebben gehad, die doorwerkt in het hier en nu. Niet alleen was de moeder nog minderjarig toen zij een relatie kreeg met de vader, er is ook sprake van een groot leeftijdsverschil van 32 jaar tussen de ouders. De vader is veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf voor ontucht met de moeder als minderjarige: de moeder was zestien jaar toen zij voor het eerst zwanger raakte van de vader.
5.8
De moeder heeft op de mondelinge behandeling verteld over haar angst voor de vader en in tranen verteld over misbruik van haar en huiselijk geweld naar haar en de kinderen. De angst bij de moeder komt op het hof zeker gezien het verleden van seksueel misbruik van de moeder als minderjarige en de ongelijkwaardige verhouding geloofwaardig over. De vader heeft op de mondelinge behandeling gezegd dat dit allemaal theater is en dat de moeder iedereen in de maling neemt. Hij heeft gezegd dat hij er 100% zeker van is dat de moeder geen angst voor hem heeft. Zijn advocaat heeft gezegd dat de vader dit niet zo meent, maar het hof heeft alle aanleiding te geloven dat de vader dit wel echt zo meent. Op de vraag van het hof daarover heeft hij ook volhard in deze bewoordingen.
5.9
Aannemelijk is dat het de moeder op twintigjarige leeftijd is gelukt zich aan de invloed van de vader te onttrekken. In oktober 2023 is de moeder met de kinderen uit het huis van de vader gevlucht. Sindsdien hebben de ouders geen overleg meer met elkaar gehad over de kinderen. De vader is al bijna twee jaar niet meer betrokken bij het (dagelijkse) leven van de kinderen. De moeder heeft de dagelijkse zorg voor de kinderen en heeft daarover geen contact met de vader en is daartoe vanwege haar angst voor hem ook niet in staat.
5.1
Vanwege de ernstige, al jaren bestaande problemen van beide ouders is niet te verwachten dat de inzet van hulp hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering kan brengen. De vader volgt sinds kort schematherapie. Volgens de jeugdhulpverlener is schematherapie een langdurige vorm van therapie die een jaar tot anderhalf jaar duurt; de vader heeft dat niet weersproken. De moeder heeft hulp voor zichzelf zodat zij voldoende overeind blijft om voor de kinderen te zorgen. Zij wil ook starten met EMDR-therapie om haar angst voor de vader te verminderen. Dat kan volgens haar hulpverleners pas ingezet worden als de situatie rustiger is. Dat is op dit moment niet het geval, onder meer vanwege spanningen rondom deze zitting. Het is op dit moment niet te voorspellen op welk moment deze vorm van hulp voor de moeder inzetbaar zal zijn.
5.11
De ongelijkwaardige relatie tussen de ouders, de angst van de moeder voor de vader, het feit dat de vader al bijna twee jaar niet betrokken is bij de zorg voor en de opvoeding van de kinderen en de omstandigheid dat niet is te verwachten dat de ouders binnen afzienbare tijd wel samen het gezag zouden kunnen uitoefenen, maken dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de moeder alleen, zonder de vader, het gezag over de kinderen heeft.
Omgang
5.12
De rechter stelt op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling ivoor de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
In artikel 1:377a lid 3 BW staat dat de rechter het recht op omgang slechts ontzegt, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van
het kind, of
b. de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang
met zijn ouder heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Standpunten
5.13
De moeder vindt dat de vader geen omgang met de kinderen moet hebben. Naar de mening van de moeder moet eerst onderzocht worden in hoeverre de kinderen getraumatiseerd zijn door de gebeurtenissen in het verleden. Daarna kan bezien worden of de kinderen traumabehandeling nodig hebben. Dan komt de vraag aan de orde of contact met de vader schadelijk is en verstorend werkt in hun ontwikkeling. Daarbij zal aandacht moeten zijn voor het ontbreken van opvoedvaardigheden bij de vader en de noodzaak van een passende behandeling en onderzoek naar de leerbaarheid van de vader. Zolang er geen duidelijk plan is die de belangen van de kinderen veiligstelt, meent de moeder dat ontzegging van de omgang in het belang van de kinderen is.
5.14
De vader is het eens met de door de rechtbank vastgestelde regeling.
Advies raad
5.15
Ook met betrekking tot de omgang heeft de raad het advies gegeven de beslissing met zes maanden of langer aan te houden. De GI is het eens met dat advies.
Oordeel hof
5.16
Het hof is het eens met de door de rechtbank vastgestelde regeling (voorheen een zorgregeling en doordat de moeder alleen het gezag krijgt nu een omgangsregeling). Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.17
Volgens informatie van de GI op de mondelinge behandeling begeleidt stichting [naam1] de contacten. Er is inmiddels een aantal contacten geweest. Die contacten verliepen niet goed. De vader ging tijdens die contacten de strijd met de kinderen aan en daarna ook de strijd aan met de begeleiders. De kinderen, vooral [de minderjarige1] , lieten in het begin heftig gedrag zien na contact met hun vader. [de minderjarige1] was bijvoorbeeld na contact met haar vader agressief tegen mannen op school en op de BSO. In het bijzonder [de minderjarige1] was vanwege haar heftige gedrag niet meer te handhaven op de BSO. De jeugdhulpverlener heeft veel moeite moeten doen om de kinderen over te plaatsen naar een specialistische BSO. Op deze specialistische BSO zal onderzocht worden wat de achtergrond is van het heftige gedrag van de kinderen: is hun angst voor de vader van horen zeggen, of komt trauma los dat aan de vader gerelateerd is? De laatste twee tot drie keer is er volgens de GI een lichte verbetering te zien in het contact tussen de vader en de kinderen.
5.18
De evaluatiemomenten met de jeugdhulpverlener verliepen ook niet goed. De jeugdhulpverlener heeft daarom besloten de evaluaties alleen nog met de vader in het bijzijn van zijn advocaat te laten plaatsvinden. Sindsdien verloopt dat goed.
5.19
Aan de ene kant vraagt begeleiding van het contact tussen de vader en de kinderen veel van de moeder en van de kinderen. Aan de andere kant is het in het belang van de kinderen dat zoveel als mogelijk wordt gedaan om de vader en de kinderen contact met elkaar te laten hebben. Aangezien de laatste paar contacten tussen de vader en de kinderen iets beter zijn verlopen en onderzoek naar de oorzaken van de heftige reacties van de kinderen op die contacten nog loopt, vindt het hof het in dit stadium niet in het belang van de kinderen het contact tussen de vader en de kinderen te doorbreken en de vader het recht op omgang te ontzeggen. Het belang dat de kinderen en de vader hebben bij contact weegt bij deze stand van zaken het zwaarste. Aan de gronden voor ontzegging van de omgang is (nog) niet voldaan.
Informatieregeling
De wet
5.2
Op grond van artikel 1:377b BW kan de rechter een regeling bepalen waarbij de ouder met gezag regelmatig informatie verstrekt over het kind aan de andere ouder.
Standpunten
5.21
De moeder is niet tegen de informatieregeling die de rechtbank heeft vastgesteld. Zij wil alleen niet iedere vier weken foto’s van de kinderen aan de vader sturen. Dat is voor haar een te grote emotionele belasting. De moeder voelt zoveel weerstand bij het maken van foto’s en het toesturen daarvan aan de vader dat zij hulp nodig heeft om met die gevoelens om te gaan. Wanneer zij iedere vier weken door een storm van negatieve emoties moet gaan, komt zij niet toe aan de rust om die hulpverlening aan te gaan.
Als er geen contact en omgang tussen de vader en de kinderen is, dan kan de moeder zich voorstellen dat zij ondanks haar weerstand eenmaal per half jaar foto’s van de kinderen aan de vader stuurt. Zolang de vader de kinderen (onder begeleiding) ziet zou de vader zelf af en toe foto’s van de kinderen kunnen maken.
5.22
De vader is het eens met de door de rechtbank vastgestelde informatieregeling, inclusief het sturen van foto’s.
Oordeel hof
5.23
Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank vastgestelde regeling voor het sturen van foto’s niet nodig is. De vader ziet de kinderen een keer in de twee weken tijdens de begeleide omgang. Als de vader daar behoefte aan heeft, kan hij met toestemming van de begeleiding zelf af en toe een foto van de kinderen maken. Het is onder deze omstandigheden overbodig de moeder te verplichten foto’s aan de vader te sturen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van wat hiervoor is overwogen, slagen de grieven voor een deel. Het hof zal de beslissingen over het gezag, de zorgregeling en de informatieregeling in de bestreden beschikking voor de duidelijkheid en de leesbaarheid geheel vernietigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu de ouders echtgenoten zijn geweest en de procedure de uit die relatie geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 31 oktober 2024, voor zover dit het gezag, de zorgregeling en de informatieregeling betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige1] , geboren [in] 2021, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2023;
bepaalt dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de moeder toekomt;
stelt een begeleide omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vast van één keer in de twee weken van minimaal 30 minuten onder regie van de GI, waarbij verdere uitbreiding of invulling van de omgang aan de GI is;
bepaalt dat de moeder een keer per vier weken met tussenkomst van haar advocaat of een hulpverlener schriftelijke informatie stuurt aan de vader over de gezondheid van de kinderen, hoe het met de kinderen gaat op school/peuterspeelzaal/de opvang en de hobby’s van de kinderen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verzoekt de griffier een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, voor aantekening van de beslissing over het gezag in het gezagsregister;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, H. Phaff en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 4 september 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.