Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van het gezamenlijk gezag over twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], door de moeder. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, verzocht om alleen met het gezag over de kinderen te worden belast. De rechtbank had haar verzoek afgewezen, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden zodanig waren gewijzigd dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk was om het gezamenlijk gezag te beëindigen.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 31 januari 2025 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juli 2025 was de vader niet aanwezig, ondanks dat hij opgeroepen was. Het hof concludeerde dat de vader niet adequaat had gereageerd op de communicatie van het hof en dat dit zijn verantwoordelijkheid was. De moeder en de vader zijn de ouders van de minderjarigen, die bij de moeder wonen. Het huwelijk van de ouders was op 22 juni 2021 ontbonden.
Het hof oordeelde dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verliep en dat de vader niet in staat was om op een verantwoordelijke manier samen met de moeder het gezag over de kinderen uit te oefenen. De vader had in het verleden al laten zien dat hij niet proactief was in het nemen van beslissingen die in het belang van de kinderen waren. Gezien deze omstandigheden heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en de moeder alleen belast met het ouderlijk gezag over de kinderen, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.