Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [verzoeker]. De kinderrechter had eerder, op 22 april 2025, een machtiging verleend voor uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, welke beslissing door [verzoeker] werd bestreden. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker], geboren in 2007 in Algerije, onder tijdelijke voogdij van een gecertificeerde instelling was gesteld. De procedure in hoger beroep begon met een beroepschrift dat op 4 juni 2025 was ingediend, en de mondelinge behandeling vond plaats op 22 juli 2025.
Het hof heeft de rechtmatigheid van de machtiging beoordeeld, waarbij het van belang was dat [verzoeker] op het moment van indiening van het verzoekschrift zijn gewone verblijfplaats in Nederland had. Het hof concludeert dat de kinderrechter de machtiging rechtmatig heeft verleend, omdat er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van [verzoeker] en hij niet gemotiveerd was voor hulpverlening. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter, waarbij het belang van [verzoeker] voorop staat. De beslissing benadrukt dat er actie ondernomen moest worden om te voorkomen dat [verzoeker] zich aan de jeugdhulp zou onttrekken, en dat een gesloten accommodatie noodzakelijk was voor zijn ontwikkeling en hulpverlening.