ECLI:NL:GHARL:2025:5674

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
200.356.200
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onder toezichtstelling van minderjarige in het kader van gezinsproblematiek en hulpverlening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige3]. De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland had eerder op 4 april 2025 besloten om [de minderjarige3] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling (GI) voor een periode van een jaar. De moeder van [de minderjarige3] was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de ondertoezichtstelling zorgvuldig overwogen, waarbij de ontwikkeling van [de minderjarige3] en de rol van de ouders in het gezinssysteem centraal stonden. Het hof concludeert dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige3] en dat de ouders niet voldoende meewerken aan vrijwillige hulpverlening. Ondanks verbeteringen in de thuissituatie, blijft de ondertoezichtstelling noodzakelijk. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kinderrechter en benadrukt het belang van passende hulp voor [de minderjarige3].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.356.200
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 591135)
beschikking van 16 september 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr.F. Pool te Rotterdam,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Utrecht,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: de GI,
en
[naam1] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [naam1] .

1.Samenvatting

De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, heeft [de minderjarige3] onder toezicht gesteld van de GI van 4 april 2025 tot 4 april 2026. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 (verder: [de minderjarige1] );
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2013 (verder: [de minderjarige2] ), en
  • [de minderjarige3] , geboren [in] 2016 (verder: [de minderjarige3] ).
2.2
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen. [de minderjarige3] woont bij de moeder en bij [naam1] .
2.3
Bij beschikking van 23 februari 2024 heeft de kinderrechter [de minderjarige3] , [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld van de GI, van 23 februari 2024 tot 23 februari 2025. Voor [de minderjarige1] is ook een machtiging tot uithuisplaatsing verleend.
2.4
Op 6 augustus 2024 heeft dit hof de beschikking van de kinderrechter van 23 februari 2024 (deels) vernietigd en heeft het de verzoeken van de raad tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige2] en [de minderjarige3] alsnog afgewezen.
2.5
Bij beschikking van 10 februari 2025 is [de minderjarige3] opnieuw (voorlopig) onder toezicht gesteld met ingang van 10 februari 2025 tot 10 mei 2025.

3.De procedure bij de kinderrechter

3.1
De raad heeft verzocht [de minderjarige3] onder toezicht te stellen voor een jaar. De kinderrechter heeft het verzoek van de raad toegewezen.
3.2
De kinderrechter heeft ook beslist dat de ondertoezichtstelling mag worden uitgevoerd, ook al is er hoger beroep ingesteld (de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard).
3.3
Die beslissing is vastgelegd in een beschikking van 4 april 2025.

4.De procedure bij het hof

4.1
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt of dat de ondertoezichtstelling voor een kortere periode wordt toegewezen. [naam1] sluit zich aan bij het standpunt van de moeder.
4.2
De raad en de GI willen dat de beslissing in stand blijft.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.3
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift
  • een verweerschrift van de raad
  • een standpuntstuk van de GI
4.4
De zitting bij het hof was op 19 augustus 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder met mr. J. Brouwer, als waarnemer voor mr. Pool
  • een vertegenwoordiger van de raad
  • twee vertegenwoordigers van de GI
  • [naam1]
De vader is niet verschenen.
4.5
Tijdens de zitting bleek dat de uitnodiging voor het zogenoemde ‘kindgesprek’ [de minderjarige3] niet had bereikt. [de minderjarige3] wilde volgens haar moeder wel graag aan het hof haar mening geven. Het hof heeft [de minderjarige3] daarom – meteen na de zitting – alsnog uitgenodigd om op 25 augustus 2025 een gesprek te hebben met een rechter en een griffier van het hof. [de minderjarige3] is echter niet verschenen en ze heeft ook niet meer (schriftelijk) gereageerd.

5.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
5.1
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Ook moet vast komen te staan dat de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening.
Ten slotte moet de kinderrechter ervan kunnen uitgaan dat de ouders de opvoeding en verzorging binnen een aanvaardbare termijn weer helemaal zelf op zich kunnen nemen. Dat is de periode van onzekerheid die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade op te lopen in zijn ontwikkeling.
Hoe oordeelt het hof?
5.2
Het hof is van oordeel dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige3] noodzakelijk is. Net als de kinderrechter benadrukt het hof dat [de minderjarige3] onderdeel is van een gezinssysteem en dat de zorgen over haar niet los kunnen worden gezien van haar rol binnen dat systeem. Dat betekent dat, ondanks dat het op school en thuis nu beter lijkt te gaan met [de minderjarige3] – zoals de moeder heeft verteld – zij naar het oordeel van het hof ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd.
5.3
Er staat niet ter discussie dat het uiteengaan van de ouders gepaard is gegaan met veel spanningen, geweld en met meerdere juridische procedures.
Tijdens de zitting is verder besproken dat tussen de vader enerzijds en de broers van [de minderjarige3] anderzijds een ‘ongezonde hechting’ bestaat; de advocaat heeft toegelicht dat het er thuis heftig aan toe ging. Zowel [de minderjarige1] als [de minderjarige2] hebben verteld dat de vader hen heeft geslagen. De moeder beaamt dat, in ieder geval voor [de minderjarige1] , maar zegt dat [de minderjarige3] er niets van heeft meegekregen; [de minderjarige3] werd bijvoorbeeld naar buiten gestuurd als het thuis escaleerde. Het hof is het met de raad eens dat [de minderjarige3] meer zal hebben meegekregen dan de moeder vertelt.
Begin december 2023 is [de minderjarige1] uit huis geplaatst en op 9 januari 2025 is [de minderjarige2] , na fikse escalaties thuis, ook uit huis geplaatst. [de minderjarige2] zei op school dat hij is geslagen door [naam1] . [de minderjarige3] heeft dit ook allemaal meegemaakt, zij heeft bij de raad verteld hoe naar ze het agressieve gedrag thuis vond. Ze ging dan naar een andere kamer. Ze heeft het geschreeuw gehoord. Inmiddels moet ze haar broers al langere tijd missen. Ze heeft tegen de raad gezegd dat ze daar verdriet van heeft.
Het hof heeft op 4 augustus 2024 de, in februari 2024 voor [de minderjarige2] en [de minderjarige3] uitgesproken, ondertoezichtstelling beëindigd in de hoop en verwachting dat met de uithuisplaatsing van [de minderjarige1] de rust thuis (permanent) zou terugkomen. Dat gebeurde niet. Een half jaar later is [de minderjarige2] alsnog uit huis geplaatst. De raad heeft in zijn rapport van januari 2024 beschreven dat er ernstige zorgen zijn over de belastbaarheid van en veiligheid voor [de minderjarige3] bij de moeder en [naam1] .
Dat [de minderjarige3] , zoals de raad maar ook de school benoemen, sterk ‘pleasend’ gedrag vertoont, ziet het hof evenals de raad als een zorgsignaal, mede gelet op al het voorgaande. Ook vindt het hof het, net als de kinderrechter, een punt van zorg dat [de minderjarige3] meerdere keren van school is gewisseld, nog los van de onderliggende oorzaken. Ten slotte kent [de minderjarige3] haar vader niet, zij wil hem ook niet spreken of ontmoeten. Het hof vraagt zich af wat de gevolgen zijn van het gebrek aan contact en het slechte beeld dat zij van haar vader heeft, voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige3] .
5.4
In de tweede plaats is het hof van oordeel dat de ouders niet (genoeg) meewerken aan vrijwillige hulpverlening voor [de minderjarige3] , terwijl die hulp wel nodig is.
De vader en de moeder hebben nauwelijks contact met elkaar. De moeder ziet niets in hulp voor [de minderjarige3] , en staat evenmin open voor systemische hulpverlening.
De GI heeft op de zitting gezegd dat zij bijna geen contact heeft met de vader, aanvankelijk reageerde hij op geen enkele uitnodiging van de GI. De moeder heeft op de zitting toegelicht dat zij en [naam1] het contact met de GI afhouden.
De GI wil echter meer zicht krijgen op de veiligheid en interactiepatronen binnen het gezin(ssysteem), in lijn met het advies van de ambulante spoedhulp om een gezinsdiagnostisch onderzoek op te starten.
De aanmelding bij [naam2] is gedaan en er is geprobeerd een afspraak met de moeder te maken. De moeder heeft verklaard dat zij eerst de uitspraak in deze zaak wil afwachten. Dit betekent dat de GI sinds de uitspraak van de kinderrechter op 4 april 2025 nauwelijks stappen heeft kunnen zetten.
Het lukt de GI niet om de geadviseerde begeleiding voor [de minderjarige3] in te zetten; de moeder staat contact niet toe. Geen enkele jeugdhulpaanbieder kan dan ook starten in een contact met [de minderjarige3] . Daarnaast zou een ‘buddy’ voor [de minderjarige3] kunnen worden ingezet maar ook dat is nog niet gebeurd, terwijl er praktisch gezien geen grote belemmeringen lijken te zijn.
Wel is het zo dat er meerdere opvolgende gezinsvoogden zijn geweest. Dat heeft niet bijgedragen aan de relatie tussen de moeder (en [naam1] ) en de GI en dat valt de moeder ook niet aan te rekenen. Inmiddels is er, zo heeft de GI tijdens de zitting gezegd, een vaste gezinsvoogd voor [de minderjarige3] en [de minderjarige2] gestart.
5.5
Het hof gaat ervan uit dat passende hulp voor [de minderjarige3] binnen de ondertoezichtstelling zo spoedig mogelijk wordt opgestart, en dat die hulp op enig moment (binnen een voor [de minderjarige3] aanvaardbare termijn) in het vrijwillige kader kan worden voortgezet.
5.6
Het hof zal de beslissing van de kinderrechter in stand laten (bekrachtigen).

6.6. De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van
4 april 2025.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, J.H. Lieber en P.B. Kamminga, bijgestaan door de griffier en is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025.