Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Samenvatting
2.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 (verder: [de minderjarige1] );
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2013 (verder: [de minderjarige2] ), en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2016 (verder: [de minderjarige3] ).
3.De procedure bij de kinderrechter
4.De procedure bij het hof
- het beroepschrift
- een verweerschrift van de raad
- een standpuntstuk van de GI
- de moeder met mr. J. Brouwer, als waarnemer voor mr. Pool
- een vertegenwoordiger van de raad
- twee vertegenwoordigers van de GI
- [naam1]
5.Het oordeel van het hof
Tijdens de zitting is verder besproken dat tussen de vader enerzijds en de broers van [de minderjarige3] anderzijds een ‘ongezonde hechting’ bestaat; de advocaat heeft toegelicht dat het er thuis heftig aan toe ging. Zowel [de minderjarige1] als [de minderjarige2] hebben verteld dat de vader hen heeft geslagen. De moeder beaamt dat, in ieder geval voor [de minderjarige1] , maar zegt dat [de minderjarige3] er niets van heeft meegekregen; [de minderjarige3] werd bijvoorbeeld naar buiten gestuurd als het thuis escaleerde. Het hof is het met de raad eens dat [de minderjarige3] meer zal hebben meegekregen dan de moeder vertelt.
Begin december 2023 is [de minderjarige1] uit huis geplaatst en op 9 januari 2025 is [de minderjarige2] , na fikse escalaties thuis, ook uit huis geplaatst. [de minderjarige2] zei op school dat hij is geslagen door [naam1] . [de minderjarige3] heeft dit ook allemaal meegemaakt, zij heeft bij de raad verteld hoe naar ze het agressieve gedrag thuis vond. Ze ging dan naar een andere kamer. Ze heeft het geschreeuw gehoord. Inmiddels moet ze haar broers al langere tijd missen. Ze heeft tegen de raad gezegd dat ze daar verdriet van heeft.
Dat [de minderjarige3] , zoals de raad maar ook de school benoemen, sterk ‘pleasend’ gedrag vertoont, ziet het hof evenals de raad als een zorgsignaal, mede gelet op al het voorgaande. Ook vindt het hof het, net als de kinderrechter, een punt van zorg dat [de minderjarige3] meerdere keren van school is gewisseld, nog los van de onderliggende oorzaken. Ten slotte kent [de minderjarige3] haar vader niet, zij wil hem ook niet spreken of ontmoeten. Het hof vraagt zich af wat de gevolgen zijn van het gebrek aan contact en het slechte beeld dat zij van haar vader heeft, voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige3] .
De vader en de moeder hebben nauwelijks contact met elkaar. De moeder ziet niets in hulp voor [de minderjarige3] , en staat evenmin open voor systemische hulpverlening.
De GI heeft op de zitting gezegd dat zij bijna geen contact heeft met de vader, aanvankelijk reageerde hij op geen enkele uitnodiging van de GI. De moeder heeft op de zitting toegelicht dat zij en [naam1] het contact met de GI afhouden.
De GI wil echter meer zicht krijgen op de veiligheid en interactiepatronen binnen het gezin(ssysteem), in lijn met het advies van de ambulante spoedhulp om een gezinsdiagnostisch onderzoek op te starten.
De aanmelding bij [naam2] is gedaan en er is geprobeerd een afspraak met de moeder te maken. De moeder heeft verklaard dat zij eerst de uitspraak in deze zaak wil afwachten. Dit betekent dat de GI sinds de uitspraak van de kinderrechter op 4 april 2025 nauwelijks stappen heeft kunnen zetten.
Het lukt de GI niet om de geadviseerde begeleiding voor [de minderjarige3] in te zetten; de moeder staat contact niet toe. Geen enkele jeugdhulpaanbieder kan dan ook starten in een contact met [de minderjarige3] . Daarnaast zou een ‘buddy’ voor [de minderjarige3] kunnen worden ingezet maar ook dat is nog niet gebeurd, terwijl er praktisch gezien geen grote belemmeringen lijken te zijn.
Wel is het zo dat er meerdere opvolgende gezinsvoogden zijn geweest. Dat heeft niet bijgedragen aan de relatie tussen de moeder (en [naam1] ) en de GI en dat valt de moeder ook niet aan te rekenen. Inmiddels is er, zo heeft de GI tijdens de zitting gezegd, een vaste gezinsvoogd voor [de minderjarige3] en [de minderjarige2] gestart.