Uitspraak
,
Aransil,
1.[geïntimeerde1][geïntimeerde1] ,
[geïntimeerden]en ieder afzonderlijk
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2]en
[geïntimeerde3],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.De vaststaande feiten
Convertible Loan Agreement(CLA) tot stand gekomen. Daarin staat in artikel 7.2 onder (d) onder meer dat Facevalue zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van IIU niet zal:
Nomination and Conversion Agreementwordt als volgt verwezen naar die afspraak:
was the amount of € 606,750. (…)
4.Het geschil
5.Het oordeel van het hof
- i) zijn de betalingen die Beekhuis in het rapport van 19 september 2022 heeft geïdentificeerd onrechtmatig aan Facevalue onttrokken?
- ii) heeft Facevalue in strijd gehandeld met de CLA en kwalificeert dat als onbehoorlijk bestuur door [geïntimeerden] ?
- iii) is er sprake van onbehoorlijk bestuur van [geïntimeerden] in verband met het schenden van de administratieverplichting van artikel 2:10 BW en de verplichting tot openbaarmaking van de jaarrekening van artikel 2:394 BW?
- € 50.000, overgemaakt op 13 februari 2018;
- € 5.000, overgemaakt op 8 november 2018;
- € 2.500, overgemaakt op 30 november 2018;
- € 2.500, overgemaakt op 17 december 2018;
- € 10.000, overgemaakt op 28 februari 2019;
- € 20.000, overgemaakt op 27 maart 2019;
- € 2.500, overgemaakt op 29 januari 2020.
Nomination and Conversion Agreementtussen Facevalue en [geïntimeerde1] van 16 januari 2019. De omzetting in aandelen heeft daadwerkelijk pas plaatsgevonden op 8 oktober 2020. [geïntimeerden] stellen zich op het standpunt dat er in de periode tussen het maken van de afspraak tot het converteren van de aandelen in december 2017 en het daadwerkelijk uitvoeren van die afspraak in oktober 2020, geen beletsel was om door Facevalue aan [geïntimeerde1] verstrekte bedragen in mindering te brengen op zijn lening aan de vennootschap. Het hof volgt [geïntimeerden] daarin niet. Daartoe is redengevend dat de
Nomination and Conversion Agreementaangeeft dat de lening op 13 december 2017 – het moment dat Facevalue en [geïntimeerde1] overeen kwamen de lening op een nader te bepalen moment te gaan converteren – een omvang had van € 606.750. De akte van uitgifte van aandelen van 8 oktober 2020 vermeldt precies ditzelfde bedrag aan uitstaande lening, op het moment dat de lening in betaling wordt gegeven voor de te verkrijgen aandelen: € 606.750.
Shareholder’s Resolutionvan 15 december 2017, waarin is besloten dat [geïntimeerde1] , anders dan zijn in zijn arbeidsovereenkomst genoemde salaris van jaarlijks € 150.000 (plus vakantiegeld), € 250.000 (plus vakantiegeld) zal gaan verdienen, maar dat [geïntimeerde1] ermee instemt dat uitbetaling van een deel ter grootte van € 100.000 gedurende 18 maanden zal worden uitgesteld, en zijn verhoogde salaris daarna in maandtermijnen zal worden uitbetaald. Het hof gaat voorbij aan de stelling van Aransil dat dit document niet echt is. Dat is onvoldoende onderbouwd, en het is in lijn met de statuten van Facevalue dat de aandeelhouders besluiten tot vaststelling van [geïntimeerde1] salaris. Op grond van artikel 2:245 BW roept dat wel degelijk een recht voor [geïntimeerde1] op die bezoldiging in het leven. De omstandigheid dat dit besluit pas op 27 oktober 2021 in een “addendum” op de arbeidsovereenkomst met dezelfde strekking heeft geresulteerd, doet daar niet aan af. Dat geldt ook voor het feit dat in allerlei door Aransil genoemde documenten van na het aandeelhoudersbesluit een salaris van [geïntimeerde1] van € 150.000 staat vermeld. [geïntimeerden] hebben toegelicht dat daaraan een afweging ten grondslag lag om de uitgestelde salariscomponent tot het moment van uitkering niet als zodanig te administreren. Wat het hof betreft hebben zij daarmee een voldoende overtuigend verweer gevoerd.
de vennootschapte herleiden grondslag voor de betalingen is. Dat de bestuurders onder deze omstandigheden aanleiding hebben gezien om vanuit de vennootschap de bedragen aan [geïntimeerde1] te verstrekken, is ernstig verwijtbaar. Dit betekent dat [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] , die op dat moment het bestuur van Facevalue vormden, tegenover Aransil hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de bedragen van bij elkaar € 50.000 die als schade hebben te gelden. [8]
geengrondslag bestaat voor die onttrekkingen (memorie van grieven nr. 128). Anders dan bij de hiervoor besproken onttrekkingen van (bij elkaar) € 92.500, waarbij de verrekeningsdiscussie speelde, is niet het standpunt ingenomen dat ook schade is ontstaan wanneer het hof zou menen dat wel een grondslag voor die onttrekkingen bestond. Gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 5.23 zal het hof de vermeerderde eis eveneens afwijzen voor zover die op het aanvullend salaris ziet.