Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
aan Rabobankvanaf de dagtekening van het vonnis. Dat bedrag is de helft van het in de inleidende dagvaarding genoemde maandelijkse totaal van € 866,88 aan bruto hypothecaire rente (182,50 + 684,38)/2). De bedoeling van het hoger beroep is dat de vorderingen van [appellant] alsnog geheel worden toegewezen. Die vorderingen zijn inmiddels echter wel gewijzigd. Die wijzigingen zal het hof hierna eerst bespreken.
3.De eiswijziging
4.Het oordeel van het hof
volledigeeigenaarslasten van de woning te betalen. Dat wil zeggen, de volledige hypothecaire rente van € 866,88, € 140 inleg opbouwspaarrekening Rabobank, € 50 premie opstalverzekering en € 320 onroerendezaakbelasting gemeente. Hij heeft dat echter bestreden en heeft het verweer gevoerd dat hij de helft van het bedrag dat hij maandelijks heeft betaald met de alimentatie kon verrekenen. Het hof begrijpt dat hij daarbij uitgaat van het wettelijke uitgangspunt dat beide partijen in beginsel slechts de helft van de eigenaarslasten moeten betalen [1] .
de helftvan die rente opgevoerd (het voor zijn rekening komende deel), en niet het volledige bedrag van die rente. In die draagkrachtberekening is wel als toelichting vermeld dat is ´betaald voor Jackeline [appellant] ´, maar dat verandert niets aan de constatering dat slechts de helft van de woonlasten is opgevoerd. Het volstaat niet als onderbouwing van het standpunt dat partijen zijn afgeweken van de wettelijke verdeling van lasten bij het gemeenschappelijk eigendom van de woning. Ook voor het overige is niet onderbouwd dat [geïntimeerde] in de onderlinge verhouding met [appellant] gehouden is de volledige woonlasten te dragen. Het hof zal daarom wat de rente betreft niet meer toewijzen dan de voorzieningenrechter. Als ingangsdatum zal het hof 16 oktober 2023 hanteren.