In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de werking van een bestreden beschikking. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.C. Cooman, had verzocht om schorsing van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die op 7 april 2025 had bepaald dat zij € 30.404,97 aan de man moest betalen op basis van een geldleningsovereenkomst. De rechtbank had deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. Barenbrug, heeft in zijn verweerschrift gemotiveerd verweer gevoerd en zich bereid verklaard om de tenuitvoerlegging van de beschikking op te schorten in afwachting van de beslissing van het hof. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw ook afzag van een mondelinge behandeling. Gezien de omstandigheden heeft het hof besloten het verzoek van de vrouw tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking toe te wijzen. Het hof schorst de werking van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland voor zover deze de vrouw veroordeelt tot betaling aan de man.