Uitspraak
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak door de heffingsambtenaar van de gemeente Noardeast-Fryslân, die de waarde per 1 januari 2021 op € 644.000 had vastgesteld. Na bezwaar van belanghebbende werd deze waarde verlaagd naar € 557.000, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Belanghebbende ging in beroep bij de rechtbank Overijssel, die op 4 november 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende stelde vervolgens hoger beroep in, waarbij het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn centraal stond. Het Hof oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden met meer dan vijf maanden, en dat belanghebbende recht had op een vergoeding van € 500. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze geen oordeel gaf over het verzoek om schadevergoeding, bevestigde de uitspraak voor het overige, en gelastte de heffingsambtenaar de vergoeding van immateriële schade en griffierechten aan belanghebbende te betalen.