ECLI:NL:GHARL:2025:5725

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
21-000301-25
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plofkraken met explosieven en diefstal van geldbedrag

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1997, heeft samen met mededaders op 4 juni 2024 een plofkraak gepleegd op een geldautomaat, waarbij een bedrag van € 45.760,- is gestolen. De plofkraak leidde tot aanzienlijke schade aan het pand van de restauranteigenaar waar de geldautomaat zich bevond. Tijdens de vlucht van de verdachte werd in de auto een tweede explosief aangetroffen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij het eerdere vonnis van de rechtbank is vernietigd. De rechtbank had de verdachte voor het medeplegen van de plofkraak, diefstal in vereniging en het bezit van een explosief veroordeeld tot 40 maanden gevangenisstraf. Het hof heeft de straf verlaagd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en eerdere veroordelingen. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat er te veel onduidelijkheden waren over het oorzakelijk verband tussen de plofkraak en de schade. Daarnaast is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf bevolen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000301-25
Uitspraakdatum: 18 september 2025
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 22 januari 2025 met parketnummer 05-183922-24 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 23-002570-20, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
thans verblijvende in [PI] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof (waarnemend voor mr. J.T. Brassé), en de benadeelde partij [benadeelde partij] naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Gelderland heeft de verdachte voor het medeplegen van een plofkraak (feit 1), diefstal in vereniging door middel van braak (feit 2) en het bezit van een explosief (feit 3) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek. Daarnaast is de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf van parketnummer 23-002570-20, 2 maanden gevangenisstraf, bevolen.
Verder heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (feit 1) toegewezen voor zover die betrekking heeft op de gestelde materiële schade van € 9.473,-,
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere kwalificatie van de feiten 1 en 2 en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door:
  • met explosief materiaal naar de ATM-geldautomaat aan [adres] te [plaats] , te gaan en/of;
  • dat explosief materiaal te plaatsen in/bij de ATM-geldautomaat aan [adres] te [plaats] en/of;
  • dat explosief materiaal tot ontploffing te brengen, ten gevolge waarvan die voornoemde ATM-geldautomaat is vernield;
terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor het pand en/of de omliggende panden waarin de geldautomaat zich bevond en de in dat/die pand(en) aanwezige inventaris/goederen en/of;
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoner(s) van het/de pand(en) waarin en/of omliggende panden waarin de geldautomaat zich bevond
te duchten was.
2.
hij op of omstreeks 4 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van €45.760,00, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 4 juni 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een explosief, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal is van oordeel dat het hof tot een gelijke bewezenverklaring als de rechtbank voor de feiten 1, 2 en 3 dient te komen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat het hof niet kan komen tot een bewezenverklaring van feit 3. Verdachte heeft niet in meer of mindere mate bewustheid gehad van de aanwezigheid van het explosief. Daarnaast heeft de verdachte niet de feitelijke macht over het explosief gehad. Nu de bewustheid en beschikkingsmacht bij verdachte ontbreken kan dit niet leiden tot een veroordeling. Er is geen forensisch bewijs dat verdachte aan het explosief in de auto koppelt. De verdediging heeft het alternatieve scenario aangevoerd dat het explosief van een (van de) medeverdachte(n) is geweest. Dit kan volgens de verdediging niet worden uitgesloten.
Oordeel van het hof [1]
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] , p. 86-88;
  • het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 199-203 (met bijlagen, p. 204-215);
  • NFI-rapport d.d. 1 november 2024, p. 10-23 (aanvullend procesdossier);
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 8 januari 2025.
Het hof overweegt daarbij dat hij – met de advocaat-generaal en de verdediging – van oordeel is dat op basis van het dossier onvoldoende kan worden vastgesteld dat door de ontploffing sprake is geweest voor het duchten van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, nu het dossier op dit punt onvoldoende duidelijkheid verschaft. Verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam] (namens [bedrijf 1] ), p. 92-93;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 166-169;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 8 januari 2025.
Aangever heeft verklaard dat er in de machine in totaal € 46.160,00 zat. [2] Aangever heeft
€ 400,00 terug ontvangen van [bedrijf 2] . Deze € 400,00 was besmeurd met inkt en werd dus
bestempeld als vals geld. Dat betekent dat in totaal € 45.760,00 is gestolen. [3] Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat in totaal een geldbedrag van € 45.760,00 is gestolen door de verdachten door middel van braak.
Het hof is van oordeel dat er sprake is van een voortgezette handeling tussen de onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde feiten.
Feit 3
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat,
vastgesteld.
Verdachte heeft op 4 juni 2024 samen met anderen een plofkraak gepleegd op een ATM op [adres] in [plaats] . De machine was voorzien van een mechanisme dat ervoor zorgt dat bij het openmaken inkt op het geld komt. [4] Toen de politie later die dag de Mercedes met kenteken [kenteken] , waarin verdachte met medeverdachte [medeverdachte] zat, wilde controleren voor een controle op taxivervoer, is verdachte uit het rechterachterportier van de auto gestapt en weggerend. [5] De Mercedes is (inclusief alle goederen die erin lagen) in beslag genomen. [6]
Dit voertuig (ingericht als taxi), is onderzocht. Op de vloer voor de zitting van de rechterachterbank lag een grijze vuilniszak met een rode bandsluiting. De vuilniszak was gevuld met een witte plastic tas. In deze witte plastic tas zat een zwarte draad en een met zwarte tape beplakt pakket, een zogenaamd ‘Fascia’ pakket. De zwarte draad en het Fascia pakket waren met elkaar verbonden en met blauwe inkt besmeurd. Het pakket is onderzocht door de EODD (Explosieven Opruimingsdienst Defensie) en bleek een zogenaamd IED (Improvised Explosieve Device) te zijn. [7]
Het pakket is eveneens onderzocht door het NFI en de explosieve lading van de vermeende
explosieve constructie betreft flitspoeder. De explosieve lading in het met tape omwikkelde
pakket betond uit circa 450 gram flitspoeder. De aangetroffen explosieve constructie voldoet
aan de definitie van ‘een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing’, zoals vermeld in artikel 2, lid 1, categorie II, 7° van de Wet wapens en munitie. [8]
Bij zijn aanhouding zaten er blauwe (inkt)vlekken op de linkerhand van
verdachte en op de buitenzijde van zijn rechterbiceps zat een blauwe veeg. [9]
De vraag die het hof moet beantwoorden is of verdachte het explosief dat in de plastic zakken in de taxi is aangetroffen (al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen) voorhanden heeft gehad.
Het hof overweegt op dit punt als volgt. Verdachte heeft tijdens de zitting in hoger beroep verklaard dat hij de benodigde spullen voor de plofkraak – inclusief het daarbij gebruikte explosief – in [plaats] heeft opgehaald. Toen hij en medeverdachte [medeverdachte] met die spullen waren vertrokken uit [plaats] , ontving verdachte een bericht dat hij vergeten was een stang mee te nemen. Verdachte heeft toen in een zak gekeken om te kijken of de stang daadwerkelijk niet in de zak zat. Verdachte heeft de stang niet in de zak gezien. Verdachte en [medeverdachte] zijn vervolgens, met alle spullen, teruggereden naar [plaats] om de stang op te halen. [10] Dit betekent dat verdachte op de hoogte was van de aard van de spullen die zijn meegenomen en later zijn gebruikt bij de plofkraak. Bij die spullen bevond zich onder meer het bij de plofkraak gebruikte explosief. Na de plofkraak zijn de spullen in de auto mee teruggegaan naar [plaats] . De bij de plofkraak vrijgekomen inkt is niet alleen aangetroffen op het geld, maar ook op verdachte en op het aangetroffen explosief. Het explosief is voorts aangetroffen op de dezelfde plek in de auto, de rechterachterbank, van waaruit verdachte de auto heeft verlaten. Op grond van deze omstandigheden is het hof van oordeel dat verdachte op de hoogte was van de aard van de spullen en het niet anders kan dan dat de verdachte wist dat zich bij deze spullen nog een (tweede) explosief bevond.
Het hof spreekt verdachte partieel vrij van het medeplegen van dit feit, nu niet kan
worden vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte] , dan wel een ander, wetenschap had van de aanwezigheid van het explosief.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
of omstreeks4 juni 2024 te [plaats]
, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door:
  • met explosief materiaal naar de ATM-geldautomaat aan [adres] te [plaats] , te gaan en
  • dat explosief materiaal te plaatsen in
  • dat explosief materiaal tot ontploffing te brengen, ten gevolge waarvan die voornoemde ATM-geldautomaat is vernield;
terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor het pand en
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de bewoner(s) van het/de pand(en) waarin en/of omliggende panden waarin de geldautomaat zich bevond
te duchten was.
2.
hij op
of omstreeks4 juni 2024 te [plaats] ,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen, een geldbedrag van €45.760,00
, in elk geval enig goed, dat
/diegeheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)toebehoorde
(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij op
of omstreeks4 juni 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente]
, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een explosief, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
de voorgezette handeling van
feit 1:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
en
feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte conform de OM-richtlijn voor plofkraken zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek, omdat de geldautomaat zich bevond in een pand met (ook) woningen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gevraagd om uit te gaan van de LOVS-oriëntatiepunten. Daar wordt bij een plofkraak zonder woningen in het pand een eis van 24 maanden gehanteerd. De raadsman heeft ook verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een belast verleden en een verstandelijke beperking. Hij heeft een beperkt ondersteunend netwerk. Verdachte wil het graag anders doen, zo is te zien aan zijn proceshouding. Het accent moet liggen op terugkeer, niet op afstraffen. De raadsman verzoekt om verdachte een gevangenisstraf met een heel groot voorwaardelijk deel op te leggen.
Het oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met de mededaders schuldig gemaakt aan een plofkraak en diefstal in [plaats] . Bij een geldautomaat is ruim € 45.000 ,- weggenomen. Het gaat om een brutaal en zeer ernstig feit dat, naast maatschappelijke onrust, veel schade met zich brengt. Verdachte heeft de enorme risico’s die bij een plofkraak komen kijken, op de koop toegenomen. De aangerichte schade bestaat niet alleen in het buitgemaakte geld, waarvan bijna de helft nooit is teruggevonden, maar ook in de explosieschade die inherent is aan dit type kraken. Door de ontploffing is schade ontstaan voor zowel de eigenaar van de geldautomaat als voor de restauranteigenaar in wiens pand de geldautomaat was gevestigd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een
explosief. Explosieven, met name van deze grootte en voorzien van de hoeveelheid
flitspoeder die in dit geval is aangetroffen (450 gram), brengen een onaanvaardbaar risico
voor de veiligheid van personen en goederen met zich en het onbevoegd bezit van een
dergelijk explosief is, gelet op deze enorme risico’s, maatschappelijk onaanvaardbaar.
Persoonlijke omstandigheden
Het hof heeft gelet op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 5 augustus 2025, waaruit blijkt dat verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten. Verdachte heeft meerdere (langdurige) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voldaan. Tijdens het plegen van deze feiten liep verdachte nog in een proeftijd van een ander vermogensdelict, waarbij hij een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen. Uit de documentatie blijkt ook dat verdachte ondertussen door de rechtbank Den Haag is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar voor soortgelijke feiten. Artikel 63 Wetboek van Strafrecht is daarom van toepassing. Deze zaak is nog niet onherroepelijk. In rapportages van 14 juni 2022 en 6 juni 2024 spreekt de reclassering over cognitieve beperkingen, negatieve jeugdervaringen en psychische problematiek bij verdachte.
Conclusie
Het hof heeft voor wat betreft de op te leggen straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor het plegen van een plofkraak met gemeen gevaar voor goederen geldt een oriëntatiepunt van 2 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarnaast heeft verdachte een explosief voorhanden gehad in de openbare ruimte waarvoor een oriëntatiepunt geldt van 15 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Verdachte heeft gezegd dat hij in opdracht handelde en omdat de spullen voor de plofkraak aan verdachte zijn meegegeven, acht het hof dit aannemelijk. Dit ontslaat verdachte echter niet van zijn verantwoordelijkheid voor het aanwezig hebben van het explosief. Ter terechtzitting, bij zowel de rechtbank als het hof, heeft verdachte in gedetailleerde zin openheid van zaken over feiten 1 en 2 gegeven. Op de terechtzitting van het hof heeft verdachte verteld dat hij zijn leven anders wil vormgeven, hetgeen oprecht is overgekomen op het hof. Deze proceshouding weegt het hof in strafverminderende zin mee voor verdachte.
Het hof is concluderend van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorbracht, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in verband met feit 1 en feit 2 een vordering tot
schadevergoeding ingediend. Deze bedraagt € 10.073,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 9.473,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd. De benadeelde partij is ter terechtzitting verschenen. Hij heeft medegedeeld dat de vordering van immateriële schade niet langer aan de orde is.
De benadeelde partij vordert € 9.473,00 aan materiële schade, bestaande uit inkomstenderving voor een periode van twee weken.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen conform de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft primair verzocht om de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman de vordering inhoudelijk betwist en verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. De plofkraak heeft op 4 juni 2024 plaatsgevonden, maar het restaurant is vervolgens gewoon geopend tot 22 juli 2024. Gelet hierop is volgens de raadsman onvoldoende onderbouwd waarom het restaurant vanaf 22 juli 2024 twee weken dicht moest in verband met uit te voeren herstelwerkzaamheden. Dat een aannemer in die twee weken werkzaamheden in het restaurant heeft verricht, is niet concreet toegelicht. Verder blijkt uit internetgegevens dat het restaurant in de zomer altijd twee weken dicht is voor vakantie.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat gezien de betwisting van de vordering te veel onduidelijkheden bestaan over het oorzakelijk verband tussen de plofkraak en de sluiting van het restaurant.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering in dat licht een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom nu niet in de vordering worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Vordering tenuitvoerlegging

De vordering tenuitvoerlegging
Het gerechtshof Amsterdam heeft verdachte op 19 oktober 2021 veroordeeld tot een
voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee
jaar, parketnummer 23-002570-20. Dit arrest is op 26 september 2023 onherroepelijk geworden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de vordering af te wijzen, nu het een ouder en ander feit betreft. Subsidiair is verzocht om de proeftijd met een jaar te verlengen. Meer subsidiair is verzocht om bij toewijzing de straf om te zetten in een taakstraf.
Oordeel van het hof
Het hof heeft bewezenverklaard dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof ziet geen aanleiding om de proeftijd te verlengen of de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf. Daarom zal de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf worden bevolen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 56, 57, 63, 157 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering tenuitvoerlegging

Beveelt de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 19 oktober 2021, parketnummer 23-002570-20, voorwaardelijk opgelegde straf, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door
mr. Th.C.M. Willemse, voorzitter,
mr. O.O. van der Lee en mr. R.W.E. van Leuken, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Jansen, griffier,
en op 18 september 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 18 september 2025.
Tegenwoordig:
mr. S. Taalman, voorzitter,
mr. T.C. Pastoor, advocaat-generaal,
mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam] van de politie
2.Proces-verbaal van aangifte van [naam] (namens [bedrijf 1] ), p. 92-93.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 116.
4.Proces-verbaal van aangifte van [naam] (namens [bedrijf 1] ), p. 92-93.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 8 januari 2025; proces-verbaal van bevindingen, p. 22-23.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 28-30.
7.Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict, p. 46-55 (met fotobijlagen, p. 100-102).
8.NFI-rapport van 25 september (
9.Proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon, p. 31-33 (met fotobijlagen, p. 36-39).
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, op 4 september 2025.