ECLI:NL:GHARL:2025:5792

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
200.351.359/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats kinderen vastgesteld bij vader, zorgregeling niet uitgebreid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen, geboren in 2018 en 2019. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar vast te stellen, terwijl de vader, verweerder in hoger beroep, had verzocht om de hoofdverblijfplaats bij hem vast te stellen. De rechtbank Overijssel had in een eerdere beschikking van 20 november 2024 de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader vastgesteld, wat de moeder in hoger beroep aanvecht.

Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van eerdere beslissingen, waarbij zorgen over de ontwikkeling van de kinderen zijn geuit. De GI (Gecertificeerde Instelling) heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de kinderen vooruitgang vertonen en dat de vader beter aansluit bij hun ontwikkelingsniveau. Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is om de hoofdverblijfplaats bij de vader te handhaven, en dat de huidige zorgregeling, waarbij de kinderen niet meer bij de moeder verblijven dan nu het geval is, in stand blijft. De moeder had verzocht om een wijziging van de zorgregeling, maar het hof oordeelt dat de huidige regeling voorlopig moet blijven om de positieve ontwikkeling van de kinderen te waarborgen.

De beslissing van het hof is gebaseerd op het belang van de kinderen, waarbij de rechter alle omstandigheden van het geval in acht neemt. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 20 november 2024, voor zover aan zijn oordeel onderworpen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.351.359
(zaaknummer rechtbank Overijssel 322444)
beschikking van 23 september 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.P. van Dalen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. I. Mercanoglu.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
gevestigd te Enschede,
verder te noemen: de GI.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo (hierna ook: de rechtbank), van 20 november 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 februari 2025;
  • een brief van de GI van 7 juli 2025 met producties;
  • een journaalbericht namens de moeder van 8 augustus 2025 met producties;
  • een journaalbericht namens de vader van 12 augustus 2025 met een productie;
  • een journaalbericht namens de moeder van 12 augustus 2025;
  • een journaalbericht namens de vader van 13 augustus 2025;
  • een journaalbericht namens de moeder van 14 augustus 2025.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 19 augustus 2025 plaatsgevonden.
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk,
  • de vader, bijgestaan door mr. S. Yaprak, als vervanger van mr. Mercanoglu,
  • een vertegenwoordiger van de GI.
2.3
Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling beslist dat - in het kader van hoor en wederhoor - slechts de reactie van de vader op het door de moeder bij journaalbericht van 12 augustus 2025 overgelegde observatieverslag van het onderzoeksbureau, genaamd [naam1 ] , in de beoordeling wordt betrokken. Het hof laat de overige verweren in die reactie buiten beschouwing, omdat de vader in de gelegenheid is gesteld om een verweerschrift in te dienen, maar van deze gelegenheid binnen de daarvoor bestemde termijn geen gebruik heeft gemaakt. De vader is erop gewezen dat door of namens hem wel tijdens de mondelinge behandeling verweer tegen het verzochte kan worden gevoerd.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2018, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2019.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
3.2
De vader heeft de Nederlandse nationaliteit en de moeder heeft de Oekraïense nationaliteit.
3.3
Bij beschikking van 28 september 2022 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld van de GI tot 28 september 2023. Deze ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 28 september 2025.
3.4
Bij beschikking van 10 januari 2023 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang:
  • de echtscheiding tussen partijen uitgesproken,
  • de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald, en
  • inzake het recht van de kinderen op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders als zorgregeling, welke regeling als kader geldt en de verdere invulling en eventuele uitbreiding wordt overgelaten aan de regie van de Gl in het kader van de lopende ondertoezichtstelling, vastgesteld dat de vader twee keer per week onbegeleide omgang met de kinderen heeft, op zaterdag vier uur en door de week twee uur.
3.5
Bij beschikking van 13 juli 2023 heeft dit hof de beschikking van 10 januari 2023 ten aanzien van de hoofdverblijfplaats bekrachtigd en ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vernietigd en, opnieuw beschikkende, als zorgregeling vastgesteld dat de kinderen bij de vader verblijven:
  • wekelijks van zaterdag op zondag, en
  • wekelijks op woensdagmiddag twee uur.
Het hof heeft verder beslist dat deze zorgregeling geldt als kader en waarbij de verdere invulling en eventuele uitbreiding wordt overgelaten aan de regie van de Gl in het kader van de lopende ondertoezichtstelling.
3.6
Bij beschikking van 24 januari 2024 heeft de rechtbank de zorgregeling als volgt gewijzigd:
  • de kinderen verblijven in de oneven weekenden van zaterdag 10.00 uur tot zondag
  • 16.00 uur bij de vader;
  • de kinderen verblijven in de even weekenden van zondag 14.00 uur tot maandagochtend bij de vader;
  • de vakanties en feestdagen worden bij helfte verdeeld;
  • de vader voorziet in het halen en brengen van de kinderen.
3.7
De vader heeft de rechtbank op 30 juli 2024 verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen en bij hem vast te stellen.
3.8
De moeder heeft daartegen verweer gevoerd. Zij heeft de rechtbank daarnaast bij voorwaardelijk zelfstandig verzoek verzocht om, in het geval de rechter de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader zal bepalen, een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen van vrijdag 17.00 uur tot de opvolgende vrijdag 17.00 uur bij haar verblijven, waarbij de vader de kinderen naar de moeder brengt en hen weer bij de moeder ophaalt.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank:
  • de beschikking van die rechtbank van 10 januari 2023 gewijzigd en bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben; en
  • de beschikking van die rechtbank van 24 januari 2024 gewijzigd en inzake het recht van de kinderen op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders de volgende zorgregeling vastgesteld:
Tot slot heeft de rechtbank het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • primairhet verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen alsnog af te wijzen;
  • subsidiaireen zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen om de week van vrijdag uit school tot de volgende vrijdag bij de moeder verblijven, waarbij de moeder de kinderen uit school haalt en weer naar school brengt.

5.De motivering van de beslissing

Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking geoordeeld bevoegd te zijn om te oordelen op de verzoeken van de moeder. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat Nederlands recht op die verzoeken van toepassing is. Deze beslissingen zijn juist en op de juiste gronden genomen en hier is geen grief tegen gericht. Het hof acht zichzelf daarom bevoegd en past Nederlands recht toe.
Juridisch kader
5.2
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan onder meer omvatten:
een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
5.3
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
Hoofdverblijfplaats (grief I en II)
5.4
De moeder stelt in haar beroepschrift allereerst dat zich ten tijde van het indienen van het verzoekschrift bij de rechtbank op 30 juli 2024 door de vader geen wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan ten opzichte van die ten tijde van de beschikking van het hof van 10 januari 2023. Om die reden had de rechtbank het verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats moeten afwijzen.
Anders dan de moeder is het hof van oordeel dat wel sprake is van een wijziging van omstandigheden. Ten tijde van het verzoek in eerste aanleg van de vader was sprake van ernstige zorgen over de kinderen vanwege stagnatie en zelfs achteruitgang in hun ontwikkeling, waaraan door de problematiek tussen de ouders niet gewerkt kon worden. Het CSI (Crisis Systeem Interventie) van [naam2] heeft in dat kader onderzoek gedaan naar de opvoedingssituatie bij de beide ouders. De zorgen over de mate waarin de moeder bijdraagt aan de gezondheid en het welzijn van de kinderen werden niet weggenomen. Er was sprake van herhaalde incidenten waarbij medische zorgen niet werden opgepakt door de moeder en adviezen van de hulpverlening niet tot verbetering van de situatie bij de moeder leidden.
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI verklaard dat de situatie moet blijven zoals die nu is. De kinderen laten groei zien. Zowel de vader als de moeder voelen veel liefde voor de kinderen. Dat is een heel groot compliment. Sinds de start van de ondertoezichtstelling ziet de GI ook dat de moeder de adviezen minder na komt en de kinderen klein houdt. De vader sluit beter aan bij het ontwikkelingsniveau van de kinderen. Op termijn kan worden gekeken naar een meer uitgebreide omgang, maar nu moet er eerst worden gekeken wat er meer in het belang is van de kinderen. Het is nu te vroeg om de omgang uit te breiden. Ook de moeder erkent dat er bij de kinderen een vooruitgang is te zien.
5.6
Hieruit volgt naar het oordeel van het hof dat het wijzigen van de hoofdverblijfplaats van de kinderen naar de vader in het belang van de kinderen is. Op grond van het voorgaande volgt het hof de moeder niet in haar stelling dat het voor de ontwikkeling van de kinderen niet uitmaakt waar de kinderen wonen. De kinderen zijn kwetsbaar en hebben een bovengemiddelde behoefte aan duidelijkheid en structuur. Niet is gebleken dat de moeder beter in staat is om de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen dan de vader, zoals door de moeder is aangevoerd. Integendeel: uit het rapport van het CSI van [naam2] blijken juist contra-indicaties voor de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder. Voor zover de moeder aanvoert dat het de afgelopen tijd juist slechter is gegaan met [de minderjarige1] overweegt het hof dat deze stelling geen steun vindt in de stukken. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de vertegenwoordiger van de GI tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat de kinderen de afgelopen tijd vooruit zijn gegaan. [de minderjarige1] heeft niet de groei doorgemaakt die [de minderjarige2] wel heeft gehad, maar niet is gebleken dat hij in zijn ontwikkeling achteruit is gegaan. De omstandigheid dat de vader fulltime werkt, heeft kennelijk ook geen invloed op de ontwikkeling van de kinderen. Bovendien is niet gebleken dat de vader de kinderen de dagelijkse zorg voor de kinderen niet goed heeft geregeld. De kinderen zullen in de komende tijd worden onderzocht door [naam3] . Daarna zullen de ouders handvatten worden geboden om de kinderen zo veel mogelijk te geven wat zij nodig hebben.
Zorgregeling (grief III – voorwaardelijk)
5.7
Nu het hof de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen van de moeder naar de vader in stand laat, komt het toe aan het verzoek van de moeder om de zorgregeling te wijzigen in die zin dat de kinderen de ene week bij de vader verblijven en de andere week bij de moeder.
5.8
Het hof ziet, overeenkomstig het advies van de GI, geen aanleiding om de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling te wijzigen. Het hof heeft begrip voor de wens van de moeder om meer betrokken te zijn in het leven van de kinderen, maar het belang van de kinderen om zich op dit moment in alle rust en zonder spanningen verder te ontwikkelen, weegt voor het hof zwaarder. Daarom is het hof van oordeel dat de huidige situatie en daarmee ook de zorgregeling voorlopig in stand moet blijven om zo de bij de kinderen ingezette prille positieve ontwikkeling te bestendigen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat er veel strijd is tussen de ouders, hetgeen niet in het belang is van deze kwetsbare kinderen. Als het de ouders lukt om meer in overleg te treden en minder strijd te voeren over de kinderen draagt dat bij aan de kans op uitbreiding van de zorgregeling.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 20 november 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 23 september 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.