Uitspraak
1.Stichting Kop & Lijf
stichting
[appellant2]
[appellanten]en afzonderlijk
de stichtingen
[appellant2]
de curator
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.De relevante feiten
1 september 2017 ontbonden. Kop en Lijf Holding BV was op haar beurt een
Als bijlage zend ik een kort en bondig overzicht op hoofdlijnen van de op 2 november 2016 door ons gemaakte afspraken”). Het stuk bevat, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen:
Geachte heer Eijking,
Geachte heer [appellant2] ,
Geachte heer Eijking, Beste Eric,
Geachte heer [appellant2] ,
Geachte heer [appellant2] ,
4.Het oordeel van het hof
De heer [appellant2] in privé alsmede de Stichting Kop & Lijf” de betreffende afspraken hebben gemaakt, omdat hij niet afhankelijk wilde zijn van de nieuwe (lege) vennootschap en/of van de stichting, waarvan hij het vermoeden had dat zij geen dan wel onvoldoende verhaal zou bieden.
Mijn rol was dat ik alleen voor de Stichting gesproken heb. Niet voor de nieuwe BV, want die was er toen nog niet. Curator zei dat ik snel de nieuwe BV moest oprichten. Ik zat bij het gesprek niet als mijzelf. (…) De nieuwe BV is opgericht op 7 november. (…) Ik heb niet aangegeven dat ik niet expliciet persoonlijk aansprakelijk wilde zijn. Ik heb wel expliciet gesproken voor de Stichting.”
De curator vroeg of ik al een nieuwe BV had opgericht. Ik vond dit geen goede vraag. Dit had ik nog niet. Er is expliciet besproken dat de Stichting ervoor zou zorgen dat de behandelingen werden gecontinueerd. Er is niet besproken dat ik dit in privé ging doen. Dat kan ik niet. De nieuwe BV zou de werkmaatschappij worden van [de] Stichting (…). Ik was slechts de spreekbuis voor de Stichting. De nieuwe BV was een week later opgericht. Mijn rol was dat ik alleen voor de Stichting gesproken heb. Niet voor de nieuwe BV, want die was er toen nog niet. [De c]urator zei dat ik snel de nieuwe BV moest oprichten. Ik zat niet bij het gesprek als mijzelf.” En in zijn slotwoord: “
Ik weet helemaal niet wat dat [hof: een UBO] is. (…) Je kan als privé persoon niets richting de zorgverzekeraars. Daarom was ik er privé niet bij.”
intentie van de doorstartende partij is dat genoemd deel van het personeel in dienst treedt bij de doorstartende partij dan wel een nog op te richten vennootschap”. Die vennootschap – SSGZ – is op 7 november 2016 ook daadwerkelijk door [appellant2] opgericht. Het was aldus [appellant2] – en niet de stichting – die heeft geregeld dat een nieuwe vennootschap werd opgericht om een deel van de van de curator overgenomen activa en activiteiten en het personeel in onder te brengen.
heeft mogen afleidenuit [appellant2] ’ verklaringen en gedragingen, in het licht van [appellant2] ’ achtergrond (zoals verderop besproken in rov. 4.14) en de context waarin partijen optraden.
3/4 pijn oplossen stichting 1/4 boedel, 23 k” zou blijken dat niet is gesproken over aansprakelijkheid van [appellant2] in privé.
23 k’ zag op declaraties die al waren ingediend bij de zorgverzekeraars. Het was alleen nog wachten op akkoord van de verzekeraars en op uitbetaling hiervan. Vandaar dat dit apart is behandeld, aldus de curator.
met Stichting kop & Lijf en de heer [appellant2] in privé”.
Geachte heer [appellant2] , Kan ik per omgaande een update inclusief afrekening
Nakoming gemaakte afspraken
gewoon over het hoofd heeft gezien of daar onvoldoende aandacht aan heeft gegeven’, is namens [appellant2] onnavolgbaar betoogd (vanaf randnummer 36 memorie van grieven) dat ondanks dat niet is gesproken over borgtocht en deze rechtsfiguur (aldus) nergens in de schriftelijke vastlegging van de overeenkomst tot uitdrukking is gebracht, “
de mogelijkheid [bestaat] dat partijen (wel) een borgtocht (zouden) hebben beoogd” (…) “[
D]e gevolgen van de borgtocht die de rechtbank noemt, vloeien al voort uit de wet en het feit dat partijen daarvan niet zouden zijn afgeweken, brengt niet mee dat daarom géén sprake is van een borgtocht, en kan ook niet bijdragen aan dat oordeel.” (…) “
Juist het feit dat er überhaupt niet is gesproken (…) over aansprakelijkheid van [appellant2] naar de Stichting, brengt mee dat een vergaand onderzoek van de werkelijke “partij” bedoelingen noodzakelijk was en is. Daarbij is relevant dat de prestaties die krachtens de overeenkomst zouden moeten worden verricht, naar hun aard en inhoud steeds (primair) door de Stichting zouden moeten worden verricht. De Stichting diende inzage in haar administratie te geven, de Stichting was de enige partij die lopende behandeltrajecten kon voortzetten, de Stichting diende 50% van de door haar ontvangen verzekeringsgelden aan de curator af te dragen na aftrek van de door de Stichting te betalen vergoedingen voor de behandelingen.”
ultimate beneficial owner) te hebben gehoord, doet niets af aan de feitelijke omstandigheid dat met behulp van SSGZ de financiële belangen van [appellant2] in privé gediend zijn gebleven. Het valt naar het oordeel van het hof dan ook niet uit de feitelijke omstandigheden af te leiden dat de curator heeft moeten begrijpen dat [appellant2] zich slechts als borg heeft willen binden, in plaats van dat hij naast de stichting als zichzelf heeft getekend, juist gelet op zijn belangen in, en controle over, zijn zorgonderneming, waarvan conform de overeenkomst deel uit zou maken een nog door [appellant2] – wie anders? – op te richten werkmaatschappij SSGZ.
naastde stichting.
strekkende tot’) het ontstaan van verbintenissen uit hoofde van borg of hoofdelijk medeschuldenaarschap enzovoorts,
ten behoeve van derden. [2]
ten behoeve van de stichtingdan wel het destijds nog op te richten SSGZ. Althans, de curator mocht uit [appellant2] verklaringen en gedragingen in het licht van diens zeggenschap en financieel belang, afleiden dat hoofdelijke binding van [appellant2] in privé was aangegaan om de doorstart mogelijk te maken.
handelsovereenkomst, de stichting eveneens slechts de gewone wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW is verschuldigd.
wanneeren ten aanzien van
welkeconcrete betalingsverplichting(en) – het verzuim zou zijn ingetreden, zal het hof de wettelijke rente evenals de rechtbank toewijzen vanaf 16 oktober 2021.
grotendeels, in het licht van het feit dat de kern van de zaak in hoger beroep de vraag betrof of [appellant2] in privé gebonden is. Die kwestie is in dit hoger beroep in het nadeel van [appellant2] beslecht. Dat de toegewezen hoofdsom in hoger beroep lager is dan in eerste aanleg, is mede doordat de curator om proceseconomische redenen bewust geen verder verweer ter zake heeft gevoerd.
5.De beslissing
in de hoofdzaak[appellant2] en de stichting hoofdelijk tot betaling van de volgende proceskosten van de curator in hoger beroep:
in het incidentenkel [appellant2] tot betaling van de volgende proceskosten van de curator: