In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 september 2025 de beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd, waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], is vastgesteld bij de vader. De rechtbank had eerder op 23 september 2024 besloten dat de kinderen bij de vader moesten wonen, na een periode van uithuisplaatsing. De ouders zijn in 2018 uit elkaar gegaan en de kinderen stonden tot de uithuisplaatsing ingeschreven op het adres van de moeder. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de beslissing van de rechtbank, maar het hof oordeelt dat de omstandigheden zijn gewijzigd en dat het in het belang van de kinderen is om bij de vader te blijven wonen. De moeder heeft zorgen geuit over het welzijn van de kinderen bij de vader, maar het hof heeft geen steun gevonden voor deze zorgen in het dossier. De kinderen hebben aangegeven dat ze het fijn vinden om bij hun vader te wonen. Het hof heeft ook de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, wat betekent dat beide ouders hun eigen kosten moeten betalen.