ECLI:NL:GHARL:2025:5870

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
200.349.273
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats van minderjarigen vastgesteld bij de vader na uithuisplaatsing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 september 2025 de beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd, waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], is vastgesteld bij de vader. De rechtbank had eerder op 23 september 2024 besloten dat de kinderen bij de vader moesten wonen, na een periode van uithuisplaatsing. De ouders zijn in 2018 uit elkaar gegaan en de kinderen stonden tot de uithuisplaatsing ingeschreven op het adres van de moeder. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de beslissing van de rechtbank, maar het hof oordeelt dat de omstandigheden zijn gewijzigd en dat het in het belang van de kinderen is om bij de vader te blijven wonen. De moeder heeft zorgen geuit over het welzijn van de kinderen bij de vader, maar het hof heeft geen steun gevonden voor deze zorgen in het dossier. De kinderen hebben aangegeven dat ze het fijn vinden om bij hun vader te wonen. Het hof heeft ook de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, wat betekent dat beide ouders hun eigen kosten moeten betalen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.349.273
zaaknummer rechtbank Gelderland 435206
beschikking van 25 september 2025
over de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] Wirjosalam en [de minderjarige2] Wirjosalam
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
advocaat: mr. T. Erdal,
en
[verweerder](de vader),
die woont in [woonplaats2] ,
advocaat: mr. M.C.S. Lalesse.

1.Samenvatting

De rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (verder: de rechtbank), heeft op 23 september 2024 de hoofdverblijfplaats van de kinderen vastgesteld bij de vader. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben twee kinderen: [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . [de minderjarige1] is geboren [in] 2011. [de minderjarige2] is geboren [in] 2012.
2.2.
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen.
2.3.
De ouders zijn in 2018 uit elkaar gegaan. De kinderen hadden hun hoofdverblijfplaats toen (feitelijk) bij de moeder. Zij stonden op haar adres ingeschreven.
2.4.
Van 7 juni 2022 tot 7 februari 2025 hebben de kinderen onder toezicht gestaan van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant (verder: Jeugdbescherming Brabant).
2.5.
Op 9 november 2022 heeft de kinderrechter in de rechtbank Oost-Brabant een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader, tot 7 februari 2023. De machtiging tot uithuisplaatsing is steeds verlengd, voor het laatst tot 7 februari 2025.
2.6.
Jeugdbescherming Brabant heeft de moeder schriftelijke aanwijzingen gegeven over het contact met de kinderen: op 16 november 2023 over [de minderjarige2] en op 27 november 2023 over [de minderjarige1] . Deze schriftelijke aanwijzingen komen erop neer dat de moeder en de kinderen:
  • één keer per week, met uitzondering van de week waarin er fysieke omgang is tussen hen, onder professionele begeleiding maximaal drie kwartier belcontact met elkaar hebben, en
  • iedere maand twee uur fysieke omgang met elkaar hebben onder professionele begeleiding.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1.
De vader heeft de rechtbank op 24 april 2024 verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. Daarnaast heeft hij verzoeken gedaan over de zorgregeling en de kinderalimentatie.
3.2.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek over de zorgregeling. Ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de kinderalimentatie heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
De rechtbank heeft op 23 september 2024 de hoofdverblijfplaats van de kinderen vastgesteld bij de vader. Daarnaast heeft de rechtbank als (gewijzigde) zorgregeling de regeling vastgesteld die is opgenomen in de schriftelijke aanwijzingen van 16 november 2023 en 27 november 2023 en heeft de rechtbank bepaald dat de vader met ingang van 1 november 2022 geen kinderalimentatie meer hoeft te betalen.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank over de hoofdverblijfplaats. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de rechtbank ongedaan maakt en een beslissing neemt over de proceskosten (‘kosten rechtens').
4.2.
De vader wil dat het hof de beslissing van de rechtbank over de hoofdverblijfplaats in stand laat. Ook hij vraagt het hof om een beslissing te nemen over de proceskosten.
4.3.
Het hof heeft het beroepschrift en het verweerschrift ontvangen.
4.4.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben het hof allebei een brief geschreven. Zij hebben daarin kort opgeschreven hoe het met ze gaat en wat ze vinden van het wonen bij hun vader.
4.5.
De zitting bij het hof was op 28 augustus 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming (de raad).

5.De redenen voor de beslissing van het hof

Hoofdverblijfplaats
Wettelijke bepaling
5.1.
De ouders hebben samen het gezag over de kinderen en dat betekent onder andere dat zij samen beslissen over de hoofdverblijfplaats. Een geschil daarover kan op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechter worden voorgelegd (artikel 1:253a lid 1 BW). De rechter kan een afspraak van de ouders over de hoofdverblijfplaats wijzigen als de omstandigheden daarna zijn gewijzigd (artikel 1:253a lid 4 in samenhang met artikel 1:377e BW). De rechter neemt een zodanige beslissing als in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Standpunt van de moeder
5.2.
De moeder vindt dat de rechtbank ten onrechte de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader heeft bepaald. Zij voert het volgende aan. De moeder heeft zich tijdens de procedure bij de rechtbank onder druk gezet gevoeld door Jeugdbescherming Brabant. Zij heeft zich daarom gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, maar zij vindt eigenlijk dat het niet in het belang is van de kinderen dat zij hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben. De moeder heeft zeven jaar voor de kinderen gezorgd, terwijl de kinderen nog maar sinds 2022 bij de vader wonen. Daarnaast heeft de vader zelf een groot aandeel gehad in de incidenten die hebben geleid tot de uithuisplaatsing. De moeder heeft het gevoel dat Jeugdbescherming Brabant partij heeft gekozen voor de vader en dat zij geen eerlijke kans heeft gehad. Jeugdbescherming Brabant heeft te snel gezegd dat de kinderen bij de vader moeten blijven wonen. Er had actiever hulpverlening voor de moeder ingezet moeten worden. De moeder maakt zich zorgen of het wel goed gaat met de kinderen bij de vader en zij heeft het gevoel dat zij niet vrijuit met de kinderen kan praten omdat de vader volgens haar meeluistert met de telefoongesprekken. De moeder is bang dat zij het contact met de kinderen zal verliezen als de kinderen bij de vader blijven wonen en dat zij een steeds kleinere rol zal krijgen in het leven van de kinderen.
Standpunt van de vader
5.3.
De vader vindt dat het in het belang is van de kinderen dat zij hun hoofdverblijfplaats bij hem hebben. Hij voert het volgende aan. De kinderen wonen sinds november 2022 bij hem. Hij biedt de kinderen rust, veiligheid en stabiliteit. Er zijn geen aanwijzingen dat zij weer bij de moeder kunnen gaan wonen. De kinderen hebben beperkt en uitsluitend begeleid contact met de moeder. De beslissing van de rechtbank sluit het beste aan bij de feitelijke situatie en geeft duidelijkheid. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing hoeven niet meer steeds verlengd te worden. Nergens blijkt uit dat de moeder zich tijdens de procedure bij de rechtbank onder druk gezet heeft gevoeld.
Advies van de raad
5.4.
De raad adviseert het hof om de beslissing van de rechtbank over de hoofdverblijfplaats in stand te laten. Volgens de raad geeft die beslissing de kinderen rust. De raad vindt het daarom in het belang van de kinderen dat zij hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben.
Oordeel van het hof
5.5.
Het hof stelt allereerst vast dat de omstandigheden zijn gewijzigd sinds de ouders hebben afgesproken dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben, alleen al omdat de kinderen na die afspraak uit huis zijn geplaatst bij de vader.
5.6.
Hoewel de moeder geen verzoek heeft gedaan tot wijziging van de zorgregeling, begrijpt het hof uit haar toelichting dat zij met deze procedure wil bereiken dat de kinderen (uiteindelijk) weer bij haar komen wonen en dat zij het grootste deel van de tijd voor de kinderen zorgt. Het hof ziet te weinig aanknopingspunten om op die manier te beslissen. De kinderen wonen sinds november 2022 bij de vader. Zij hebben beperkt contact met de moeder en ook nog eens uitsluitend begeleid. Daarnaast heeft het fysieke contact tussen de moeder en de kinderen een aantal maanden stilgelegen, omdat de moeder geen vervoer had. De moeder en de kinderen hebben elkaar pas onlangs weer een keer in het echt gezien. Voor de zorgen van de moeder over het welzijn van de kinderen in de opvoedsituatie bij de vader is geen steun te vinden in het dossier. De kinderen zeggen allebei dat ze het fijn vinden om bij de vader te wonen, dat hebben ze ook aan het hof geschreven. Op school gaat het goed en de kinderen hebben vrienden/vriendinnen. Tot slot sluit de beslissing om de hoofdverblijfplaats bij de vader te bepalen, aan bij de feitelijke situatie en geeft die beslissing de kinderen rust, omdat daarmee een eind komt aan de jaarlijkse verlengingen van de ondertoezichtstelling en machtigingen tot uithuisplaatsing. Het hof is daarom net als de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben, in plaats van dat hun verblijf bij de vader stoelt op een machtiging tot uithuisplaatsing. Het hof begrijpt dat de moeder meer tijd wil doorbrengen met de kinderen. De vader zegt dat hij daarvoor openstaat en daaraan wil meewerken, als de moeder zich anders opstelt (door niet meer ter discussie te stellen dat de kinderen bij hem wonen). Het hof gaat ervan uit dat de betrokken hulpverlening met beide ouders blijft zoeken naar mogelijkheden voor de moeder en de kinderen om (uitgebreider) contact met elkaar te hebben.
Proceskosten
5.7.
Deze procedure gaat over de kinderen van de moeder en de vader. Het hof zal de proceskosten in hoger beroep daarom compenseren. Dit betekent dat de ouders allebei hun eigen proceskosten moeten betalen.

6.De beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 23 september 2024, voor zover die betrekking heeft op de hoofdverblijfplaats;
6.2.
compenseert de proceskosten in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, J.H. Lieber en K. Mans, en is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2025.