In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 september 2025 de beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd, waarbij het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kind is beëindigd. De rechtbank had op 25 februari 2025 op verzoek van de moeder besloten dat de moeder voortaan alleen het gezag over het kind zou hebben. Het hof heeft deze beslissing in stand gelaten, omdat de communicatie tussen de ouders ernstig is verslechterd en er geen zicht is op verbetering. De vader was het niet eens met de beslissing van de rechtbank en heeft hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat gezamenlijk gezag niet langer in het belang van het kind is.
De ouders hebben samen een kind, geboren in 2021. De rechtbank had eerder al de hoofdverblijfplaats van het kind bij de moeder bepaald en het gezamenlijk gezag beëindigd. De vader had in een eerdere procedure een zorgregeling gekregen, maar deze werd niet nageleefd. De moeder heeft op 3 juli 2025 een verzoek ingediend om de vader het recht op omgang met het kind te ontzeggen, wat nog in behandeling is. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders al jaren moeizaam verloopt en dat de vader het kind al geruime tijd niet heeft gezien. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat de aanhoudende strijd tussen de ouders niet in het belang van het kind is. Het hof concludeert dat het in het belang van het kind is dat de moeder alleen het gezag heeft, gezien de huidige situatie en de zorg voor het kind.