ECLI:NL:GHARL:2025:5896

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
21/931 tm 21/934
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in belastingzaak na overlijden belanghebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van (wijlen) de belanghebbende tegen de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep na het overlijden van de belanghebbende, die op 24 april 2024 is overleden. De belanghebbende had eerder beroep ingesteld tegen uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland, die de naheffingsaanslagen omzetbelasting en beschikkingen heffingsrente en belastingrente had vernietigd en verminderd. De rechtbank had de inspecteur veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan de belanghebbende en had de proceskosten vergoed. Na het overlijden van de belanghebbende hebben zijn ex-partner en kinderen de erfenis verworpen, waardoor er geen procesbelang meer was. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen onbekende belanghebbenden zijn die de procedures zouden willen voortzetten. Daarom heeft het hof de hoger beroepen niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft aangegeven de incidentele hoger beroepen in te trekken. Het hof heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummers BK-ARN 21/00931 tot en met 21/00934
uitspraakdatum: 23 september 2025
Uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
(wijlen) [belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: erflater)
en het incidentele hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 17 juni 2021, nummers LEE 17/2180 tot en met 17/2184, ECLI:NL:RBNNE:2021:2538 in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan erflater zijn voor de volgende tijdvakken tot de hierna te vermelden bedragen vijf naheffingsaanslagen in de omzetbelasting (hierna: OB) en twee beschikkingen heffingsrente en twee beschikkingen belastingrente opgelegd, steeds met dagtekening 25 juni 2015:
Tijdvak
Naheffingsaanslag
Heffingsrente
Belastingrente
1-1-2010 t/m 31-12-2010
€ 1.393.785
€ 193.136
1-1-2011 t/m 31-12-2011
€ 1.787.186
€ 199.618
1-1-2013 t/m 31-12-2013
€ 26.040
€ 1.523
1-1-2014 t/m 31-12-2014
€ 908.988
€ 19.088
1-1-2015 t/m 28-02-2015
€ 98.742
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
1.3.
Erflater is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag OB voor het tijdvak 2010 verminderd tot een bedrag van € 799.609 en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de naheffingsaanslag OB voor het tijdvak 2011 verminderd tot een bedrag van € 1.655.010 en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd, de naheffingsaanslag OB voor het tijdvak 2013 en de bijhorende beschikking belastingrente vernietigd, de naheffingsaanslag OB voor het tijdvak 2014 verminderd tot een bedrag van € 415.909 en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd en de naheffingsaanslag OB voor het tijdvak 2015 verminderd tot een bedrag van € 27.027. Voorts heeft zij de Minister veroordeeld tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan belanghebbende tot een bedrag van € 2.500, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van in totaal € 840 aan erflater te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van erflater tot een bedrag van in totaal € 4.196,25 (per zaak € 839,25), waarvan € 596,25 aan erflater en € 3.600 aan de gemachtigde van belanghebbende moet worden betaald.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
1.5.
De Inspecteur heeft een verzoek tot beperkte kennisneming gedaan van bepaalde gegevens. De geheimhoudingskamer van dit Hof heeft daarop bij tussenbeslissing van 31 oktober 2023 beslist en het verzoek gedeeltelijk toegestaan (ECLI:NL:GHARL:2023:9250). De Inspecteur heeft de gelegenheid gekregen te berichten welke gevolgen hij aan de beslissing verbond.
1.6.
De Inspecteur heeft op 14 november 2023 gedeeltelijk gevolg gegeven aan de beslissing van de geheimhoudingskamer. Hij heeft volhard in het geheim houden van de namen, e-mailadressen, telefoonnummers en faxnummers van ambtenaren en deze niet ongeanonimiseerd verstrekt. Belanghebbende heeft daarop bij brief van 16 november 2023 gereageerd.
1.7.
Op 24 april 2024 is erflater overleden.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Erflater is op 24 april 2024 overleden. Hij is gehuwd geweest met [naam1] (hierna: ex-partner).
2.2.
Uit een afschrift boedelregister van 12 juni 2025 blijkt dat de ex-partner, de dochter van erflater ([naam2]) en de zoon van erflater ([naam3]) de nalatenschap hebben verworpen.

3.Beoordeling van het geschil

3.1.
Erflater, de indiener van de hoger beroepen, is tijdens de procedures in hoger beroep overleden. Niet kan worden gezegd dat de overledene enig belang heeft bij voortzetting van het geding in hoger beroep.
3.2.
De ex-partner en twee kinderen van erflater hebben de erfenis verworpen en hebben geen belang bij voortzetting van de hoger beroepen.
3.3.
Niet aannemelijk is dat er onbekende belanghebbenden zijn die de onderhavige procedures in hoger beroep zouden willen voortzetten. Deswege heeft het Hof ervan afgezien om op de voet van artikel 8:26, tweede lid, Awb in de Staatscourant of in een ander medium te doen aankondigen dat de onderhavige zaken bij het Hof aanhangig zijn.
3.4.
Gelet op het hiervóór overwogene, moet worden geconcludeerd dat het processuele belang aan de beoordeling van de onderhavige hoger beroepen is komen te ontvallen, zodat de ingestelde hoger beroepen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
3.5.
Onder die omstandigheden heeft de Inspecteur aangegeven de incidenteel hoger beroepen in te trekken.

4.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

Het Hof verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, lid van de vijfde enkelvoudige kamer in tegenwoordigheid van mr. G.J. van de Lagemaat als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2025.
De griffier, De raadsheer,
(G.J. van de Lagemaat) (A.E. Keulemans)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.