Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn twee meerderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A. Azauiyat, verzocht om een omgangsregeling met zijn kinderen, die bij de moeder wonen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B. Valeton, verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 1 oktober 2024, waarin de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen had gekregen en de zorgregeling was gewijzigd. De vader had in zijn verzoeken de omgang met de kinderen willen vaststellen, maar het hof oordeelde dat de kinderen inmiddels meerderjarig zijn en dat de juridische situatie is veranderd. Ondanks deze veranderingen, bleef de feitelijke situatie gelijk, aangezien de kinderen nog steeds bij de moeder wonen en zij als mentor en bewindvoerder voor hen optreedt. Het hof concludeerde dat artikel 1:377a BW, dat normaal gesproken alleen voor minderjarige kinderen geldt, overeenkomstige toepassing kan vinden. Het hof oordeelde dat de vader en de kinderen recht op omgang met elkaar hebben, maar dat het verzoek van de vader om een regeling vast te stellen niet kon worden toegewezen. De vader had in het verleden niet voldaan aan de voorwaarden voor contact en het hof oordeelde dat omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van de kinderen. Het hof verklaarde de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek om een omgangsregeling en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.