ECLI:NL:GHARL:2025:5954

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
200.346.842/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige in echtscheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2019, aan de orde. De ouders, die in 2022 zijn gescheiden, hebben gezamenlijk het gezag over hun kind. De vader, verzoeker in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, die op 8 juli 2024 heeft bepaald dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de moeder moet zijn. De vader verzoekt het hof om deze beslissing te vernietigen en het hoofdverblijf bij hem te bepalen, evenals een zorgregeling die hij als rechtvaardiger beschouwt.

De moeder, verweerster in hoger beroep, verzoekt het hof om de vader niet ontvankelijk te verklaren in zijn beroep of zijn hoger beroep af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 augustus 2025 zijn beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig geweest. De raad voor de kinderbescherming heeft ook een vertegenwoordiger gestuurd om de zitting bij te wonen.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hoofdverblijf van de minderjarige bij de moeder is vastgesteld. Het hof oordeelt dat een wijziging van het hoofdverblijf niet in het belang van het kind is, gezien de stabiliteit en het welzijn van de minderjarige bij de moeder. De vader heeft niet overtuigend aangetoond dat hij meer beschikbaar is voor de minderjarige dan de moeder. Het hof heeft ook de zorgregeling voor vakanties en feestdagen verduidelijkt en vastgesteld, om zo duidelijkheid te scheppen voor beide ouders en in het belang van de minderjarige.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.346.842/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 139247)
beschikking van 23 september 2025
in de zaak van
[verzoeker](de vader),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
ook verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. M. Koel te Hoogeveen,
en
[verweerster](de moeder),
die woont in [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
ook verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. M.H. Heeg te Groningen.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Groningen.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 8 juli 2024, verbeterd bij beschikking van 4 september 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 7 oktober 2024;
- een journaalbericht namens de man van 28 oktober 2024 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de man van 31 oktober 2024 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de man van 7 november 2024 met bijlage(n);
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een brief namens de man van 9 januari 2025 met bijlagen(n);
- een journaalbericht namens de vrouw van 8 augustus 2025 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de man van 14 augustus 2025 met bijlage(n).
2.2.
De mondelinge behandeling heeft op 26 augustus 2025 plaatsgevonden. De zaak is gelijktijdig behandeld met het hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van 4 september 2024 (partneralimentatie) van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen. In die zaak, bij het hof bekend onder zaaknummer 200.348.732/01, heeft het hof vandaag bij afzonderlijke beschikking beslist.
Aanwezig waren partijen bijgestaan door hun advocaten en een vertegenwoordiger van de raad, die de zitting heeft bijgewoond voor wat betreft de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling.
Mr. Heeg heeft een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1.
De bestreden beschikking is een tussenbeschikking van de rechtbank in de tussen partijen lopende echtscheidingsprocedure met nevenverzoeken.
3.2.
Het huwelijk van de partijen is [in] 2022 ontbonden door echtscheiding.
3.3.
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2019,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.4.
De moeder woont in [woonplaats2] .
De vader woont in [woonplaats1] met zijn partner. De partner van de vader heeft twee
kinderen, die een deel van de week bij de vader en zijn partner wonen.
3.5.
[de minderjarige] is voor de duur van de echtscheidingsprocedure toevertrouwd aan de moeder.
Partijen hebben tot aan de bestreden beschikking uitvoering gegeven aan een tijdelijke co-ouderschapregeling waarbij de toen nog niet leerplichtige [de minderjarige] in een tweewekelijkse zorgregeling in de eerste week van woensdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur bij de vader verbleef en in de tweede week van woensdagochtend 10:00 uur tot vrijdag 17:00 uur.
3.6.
De raad heeft ter uitvoering van het bepaalde in de tussenbeschikking van 5 december 2022 op verzoek van de rechtbank een onderzoek verricht naar de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] , de daarmee gepaard gaande inschrijving op een basisschool en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders. De raad heeft op 13 juni 2023 een rapport opgesteld.
3.7.
De rechtbank heeft vervolgens bij tussenbeschikking van 19 juli 2023 op eensluidend verzoek van partijen, conform het advies van de raad, partijen verwezen naar het traject Ouderschapsdiagnostiek van [naam1] en de raad verzocht om, na afronding van voornoemd hulpverleningstraject, voor zover nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht, een aanvullend onderzoek in te stellen naar de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] , de daarmee gepaard gaande inschrijving op een basisschool en de verdeling van de zorg- en
opvoedingstaken.
3.8.
[naam1] is begin november 2023 gestart met het uitvoeren van de ouderschapsdiagnostiek. De bevindingen uit dat traject en de naar aanleiding daarvan gegeven adviezen zijn door [naam1] neergelegd in het eindverslag van 12 februari 2024.
3.9.
De raad heeft een aanvullend onderzoek verricht en op 11 april 2024 een rapport opgesteld.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking van 8 juli 2024 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de moeder bepaald. Daarnaast heeft de rechtbank een zorg- en contactregeling vastgesteld tussen de vader en [de minderjarige] , inhoudende dat [de minderjarige] bij de vader verblijft gedurende drie weekenden per vier weken van vrijdag uit school tot zondagavond, waarbij de ouder waar [de minderjarige] verblijft hem naar de andere ouder brengt. Tevens heeft de rechtbank een verdeling bij helfte vastgesteld van de vakanties en feestdagen zoals omgeschreven onder 6.5 van de bestreden beschikking.
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het verzoek van de moeder tot verkrijging van vervangende toestemming voor de inschrijving op een basisschool in [woonplaats2] is door de rechtbank afgewezen omdat de vader heeft ingestemd met de inschrijving.
4.2.
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat het enige doorslaggevende
verschil tussen partijen is dat de moeder feitelijk meer beschikbaar is voor [de minderjarige] en dat het hoofdverblijf bij de vrouw is bepaald. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
I. het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de vader te bepalen;
II. een zodanige zorgregeling te bepalen tussen de moeder en [de minderjarige] als het hof in
goede justitie vermeent te behoren;
III. de vader vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van [de minderjarige] op basisschool [naam2] te [plaats1]
4.3.
De moeder voert verweer en zij verzoekt de vader niet ontvankelijk te verklaren in zijn beroep dan wel zijn hoger beroep af te wijzen en voor zover nodig onder verbetering en/of aanvulling der gronden de bestreden beschikking te bevestigen.
4.4.
Bij het journaalbericht van 8 augustus 2025 heeft de moeder haar verzoek betreffende de vakantieregeling aangevuld, in die zin dat zij het hof verzoekt de volgende meer gedetailleerde verdeling bij helfte van de vakanties en feestdagen vast te stellen:
o zomervakantie: [de minderjarige] in de oneven jaren de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader en in de even jaren andersom;
o herfstvakantie: oneven jaren bij de vader en even jaren bij de moeder;
o kerstvakantie; de kerstvakantie die start in de oneven jaren in de eerste week (inclusief beide kerstdagen) bij de moeder en in de tweede week (inclusief oud-en-nieuw) bij de vader. De kerstvakantie start in de even jaren andersom;
o voorjaarsvakantie: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
o meivakantie: in de oneven jaren eerste week bij de vader en tweede week bij de moeder en in de even jaren andersom;
o Pasen en Pinksteren: in de oneven jaren Pasen bij de moeder en Pinksteren bij de vader en in de even jaren andersom.
5. De motivering van de beslissing
5.1.
Op grond van artikel 827 lid 1 aanhef en onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de rechter als nevenvoorziening in een echtscheidingsprocedure onder meer een voorziening treffen betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over en de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van een minderjarig kind van de echtgenoten.
5.2.
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in een voorkomend geval toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de afweging van belangen.
Onderzoek
5.3.
Het hof acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht, zodat een nader onderzoek niet nodig is. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om, zoals de vader heeft verzocht, de raad te vragen nader onderzoek te doen.
Hoofdverblijf
5.4.
Het hof is evenals de raad van oordeel dat een wijziging van het hoofdverblijf niet in het belang van [de minderjarige] is. In hetgeen de vader heeft aangevoerd ziet het hof, gelet op het belang van [de minderjarige] , geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan.
5.5.
Een belangrijk argument voor de vader om het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij hem te bepalen is dat hij meer beschikbaar zou zijn dan de moeder, mede vanwege haar gezondheidssituatie. Dat de vader meer beschikbaar zou zijn blijkt echter niet uit hetgeen over en weer is aangedragen, aangezien daaruit onder meer volgt dat de moeder buiten de schooltijden volledig beschikbaar is voor [de minderjarige] en zij daarin niet op relevante wijze wordt beperkt door haar gezondheidssituatie. Er zijn weliswaar zorgen over de gezondheid en kwetsbaarheid van de moeder, maar een voorgaande terugval was inmiddels jaren geleden. De recente terugval is de enige terugval die zij in verband met haar gezondheid tijdens het leven van [de minderjarige] heeft gehad. Deze terugval gebeurde in een periode dat er veel speelde tussen de ouders en is slechts van relatief korte duur geweest. Verder heeft de moeder toen laten zien dat zij tijdig aan de bel trekt als er iets is. Zij heeft daarnaast een goed netwerk in [plaats2 1] . Deze zorgen zijn daarom onvoldoende reden om de moeder minder beschikbaar te achten voor [de minderjarige] , noch vormen zij anderszins aanleiding om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader te bepalen. Daarbij speelt mee dat [de minderjarige] inmiddels op zijn plek is in [plaats2 1] een wijziging daarin zou ingrijpend zijn voor [de minderjarige] en zou dan ook alleen moeten plaatsvinden indien daartoe een noodzaak is.
Bovendien zal, naar het oordeel van het hof, het veranderen van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] niet leiden tot een meer gelijkwaardig ouderschap, zoals de vader stelt.
Verder moet worden vastgesteld – en beide partijen zijn het hierover eens – dat het goed gaat met [de minderjarige] . Hij woont inmiddels geruime tijd bij de moeder in [woonplaats2] en heeft er al een schooljaar op de [naam3] achter de rug. Hij is daar op zijn plek. Hij heeft vriendjes gemaakt, slaapt en eet goed en er zijn geen zorgen over hem. Het mag zo zijn dat de moeder wat kleiner woont dan de vader, maar het hof acht dit minder relevant. Niet is gebleken dat de moeder tekortschiet in de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] .
5.6.
Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van het hof geen valide argument voor een wijziging van het hoofdverblijf van [de minderjarige] .
Het hof zal daarom de beslissing van de rechtbank over de hoofdverblijfplaats bekrachtigen en het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij hem te bepalen afwijzen.
Vakantieregeling
5.7.
Het hof zal de vakanties en feestdagen meer concreet verdelen, gelet op de gebrekkige communicatie tussen partijen en omdat duidelijkheid in het belang van [de minderjarige] is, terwijl verder niet is gebleken dat zijn belang zich hiertegen verzet. In lijn met het verzoek van de moeder zal het hof de door de rechtbank vastgestelde regeling aanvullen zoals hierna bij de beslissing is omschreven.

6.De slotsom

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 8 juli 2024, verbeterd bij beschikking van 4 september 2024, voor zover het betreft het onder 7.1 bepaalde hoofdverblijf en de onder 7.2 eerste aandachtsstreepje bepaalde reguliere zorgregeling;
vernietigt deze beschikking voor zover het betreft de onder 7.2 tweede aandachtsstreepje bepaalde regeling van vakanties en feestdagen en opnieuw beschikkende:
o zomervakantie: [de minderjarige] verblijft in de oneven jaren de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader en in de even jaren andersom;
o herfstvakantie: oneven jaren bij de vader en even jaren bij de moeder;
o kerstvakantie; de kerstvakantie die start in de oneven jaren in de eerste week (inclusief beide kerstdagen) bij de moeder en in de tweede week (inclusief oud-en-nieuw) bij de vader. De kerstvakantie die start in de even jaren andersom;
o voorjaarsvakantie: in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
o meivakantie: in de oneven jaren eerste week bij de vader en tweede week bij de moeder en in de even jaren andersom;
o Pasen en Pinksteren: in de oneven jaren Pasen bij de moeder en Pinksteren bij de vader en in de even jaren andersom;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Dijk, mr. A.P. de Jong-de Goede en mr. F. Menso, bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 23 september 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.