In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie na de echtscheiding van de partijen, waarbij ook de zorgregeling voor hun minderjarige kind aan de orde is. Het huwelijk van de verzoekster en verweerder is in 2022 ontbonden. De rechtbank Noord-Nederland had in een eerdere beschikking op 4 september 2024 bepaald dat de man € 824,- per maand aan partneralimentatie en € 442,- per maand aan kinderalimentatie moest betalen. De vrouw is het niet eens met de hoogte van de partneralimentatie en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij verzoekt om een verhoging naar € 1.250,- per maand. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt om de duur van de alimentatie te verkorten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 26 augustus 2025 is de zaak besproken, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw arbeidsongeschikt is en een WIA-uitkering ontvangt, terwijl het inkomen van de man in 2025 aanzienlijk is gestegen. Het hof heeft de grieven in zowel het principaal als het incidenteel hoger beroep gezamenlijk beoordeeld. Het hof heeft besloten dat de partneralimentatie met ingang van 1 januari 2025 wordt vastgesteld op € 1.331,25 bruto per maand, waarbij de eerdere beschikking van de rechtbank voor de periode van 4 september 2024 tot 1 januari 2025 is bekrachtigd. De verzoeken van de man om de alimentatie te limiteren zijn afgewezen, omdat onvoldoende is aangetoond dat de vrouw in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien.
De beslissing van het hof is op 23 september 2025 uitgesproken in het openbaar, waarbij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.