Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De verdere beoordeling door het hof
“dat de fabrikant van een databank degene is die het initiatief neemt tot en het risico draagt van de investeringen”.
“het gebruik door natuurlijke personen of rechtspersonen van documenten die in het bezit zijn van openbare lichamen voor andere commerciële of niet-commerciële doeleinden dan het oorspronkelijk doel binnen de publieke taak waarvoor de documenten zijn geproduceerd(…)
”(omgezet in artikel 1 lid 1 van de Wet hergebruik van overheidsinformatie, hierna: Who). Gezien het meningsverschil tussen partijen spitst de vraag van uitleg zich toe op de vraag of met name al van hergebruik sprake is als de natuurlijke of rechtspersoon die documenten opvraagt geen openbaar lichaam is, maar een private partij en als dat niet zo is of sprake is van hergebruik, ook als de afnemer de documenten in ongewijzigde vorm verder gebruikt zonder deze met een eigen bewerking te verrijken. Volgens de VVZBI is er sprake van gebruik voor andere doeleinden, omdat het doel dat het lid nastreeft een commercieel doel is, dat verschilt van het algemeen belang dat de KVK moet dienen. De KVK stelt daartegenover dat het één-op-één doorgeven geen gebruik voor een ander doel is. Daarnaast rijst de vraag of de KVK dit gebruik mag beperken op grond van het door haar ingeroepen rechtszekerheidsbeginsel (het tegengaan van het circuleren van verouderde uittreksels) of het profijtbeginsel (dat betrekking heeft op derving van inkomsten voor de KVK doordat marktpartijen geen uittreksels bij de KVK opvragen maar bij de leden van de VVZBI). Ook daarover heeft het hof in rechtsoverweging 3.34 van het tussenarrest een prejudiciële vraag voorgesteld en partijen uitgenodigd daarop commentaar te leveren. Het hof heeft in het tussenarrest verder als voorlopig oordeel gegeven dat de Who niet het hergebruik van persoonsgegevens regelt (rechtsoverweging 3.27 van het tussenarrest) en dat de prejudiciële vraag daarom andere informatie dan persoonsgegevens betreft.
met gedeeltelijke mede-financiering uit overheidsmiddelen’met weglating van het zinsdeel achter de komma. Het hof neemt dit voorstel niet over en is van oordeel dat- mede gezien de discussie tussen partijen - bij de redactie van de vraag zoveel mogelijk aansluiting moet worden gezocht bij de tekst van artikel 39 lid 2 Wet op de kamer van koophandel. Het hof zal daarom achter het woord “
financiering” in de vraag nog de woorden “
volgens een goedgekeurde begroting” toevoegen.
“Databankenrichtlijn”toe te voegen:
“en daarmee rechthebbende op het sui-generisrecht als in dit artikellid bedoeld”. Ook zal het hof de suggestie van de VVZBI overnemen om de vraag meer toe te spitsen op het geschil in kwestie dat over het handelsregister gaat. Aan vraag 1 zal daarom na het woord
“exploiteert”worden toegevoegd:
“zoals het handelsregister”. Voor verdergaande toespitsingen ziet het hof geen aanleiding, met name niet voor de suggestie dat aan het HvJ EU een vraag moet worden voorgelegd over de uitleg van de begrippen
“investering”en
“substantiële investering”. Het hof heeft in rechtsoverweging 3.21 van zijn tussenarrest de beslissing van de rechtbank in de rechtsoverwegingen 3.15 tot en met 3.18 van haar vonnis tot de zijne gemaakt en overgenomen. Voor het hof lijdt het geen twijfel dat de investeringen die nodig zijn om het handelsregister in te richten en te onderhouden substantieel zijn, zodat aan dit criterium is voldaan. Er is geen aanleiding daarover een vraag van uitleg te stellen. Van innerlijke tegenstrijdigheid in de oordelen van rechtbank en hof is geen sprake. Aan beide gerechten is verzocht te oordelen over de vraag of aan de KVK een databankenrecht toekomt. Zij hebben beide de voorwaarden voor het bestaan van zo’n recht nagelopen en hebben onder meer geconcludeerd dat aan de voorwaarde van
“substantiële investering”is voldaan. Het hof heeft vervolgens anders dan de rechtbank geoordeeld dat toetsing aan de voorwaarde
“fabrikant”vragen van uitleg oproept.
“het aanbieden van commerciële bedrijfsinformatieproducten en -diensten” en “het belang van bescherming van persoonsgegevens van ingeschrevenen”,volgt het hof niet. Dat eerste is juist minder ruim dan “
een commerciële of niet-commerciële private partij” in de vraag en waarom het tweede moet worden toegevoegd heeft VVZBI niet toegelicht en is op dit moment ook niet aan de orde.
“verouderde uittreksels” en
“schaduwregistraties”onduidelijk en tendentieus. Het hof is van oordeel dat deze woorden in de context van de vraag voldoende duidelijk en neutraal zijn en zal deze dan ook handhaven.
3.De tekst van het verwijzingsarrest (met nummering vanaf 1.1)
1.Inleiding
3.Standpunt en vorderingen VVZBI
4.Oordeel rechtbank
5.Nadere ontwikkeling(en)
6.Relevante bepalingen van Unierecht
7.Relevante bepalingen van Nederlands recht
Compass-Datenbank/Oostenrijk [13] , betrof het Oostenrijkse handelsregister (
“Firmenbuch”) dat door de Oostenrijkse republiek werd geëxploiteerd. De procedure ging over de vraag of er sprake was van een economische activiteit door de overheidsinstantie als deze onder meer met een beroep op een databankenrecht op het handelsregister vormen van gebruik door afnemers verhinderde die verder gingen dan verlening van inzage en vervaardiging van print-outs. De aan het hof voorgelegde vragen betroffen het mededingingsrecht. Aan het hof was niet de vraag voorgelegd of aan de overheidsinstantie al of niet een databankenrecht op het handelsregister toekwam. Punten 46 en 47 van dit arrest luiden als volgt:
Bayern/Esterbauer [14] ging het om de vraag of door de deelstaat Bayern uitgegeven topografische kaarten onder het begrip databank vielen. Aan het HvJ EU is niet de vraag voorgelegd of aan de deelstaat Bayern zo’n recht zou kunnen toekomen. Het HvJ EU is in zijn arrest weliswaar niet op dat punt ingegaan, maar lijkt er bij zijn beantwoording van uit te gaan dat aan de deelstaat Bayern wel zo’n recht zou kunnen toekomen.
Innoweb, C‑202/12, EU:C:2013:850, punt 36 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
9.Aanleiding voor het stellen van de vragen
Compass-Datenbank [16] en
Bayern/Esterbauer [17] zou impliciet kunnen worden afgeleid dat een openbaar lichaam rechthebbende op een databank kan zijn. VVZBI stelt echter dat de in die procedures aan het HvJ EU voorgelegde vragen dat onderwerp niet bestreken, zodat die conclusie niet mag worden getrokken. De KVK verdedigt daartegenover dat als het HvJ EU van oordeel zou zijn geweest dat bijvoorbeeld aan de republiek Oostenrijk geen databankenrecht op het handelsregister zou toekomen, het HvJ EU de vragen over het mededingingsrecht als hypothetisch van karakter niet had beantwoord. Een verschil tussen het Oostenrijkse en het Nederlandse handelsregister is overigens dat het Oostenrijkse handelsregister wordt geëxploiteerd door de republiek Oostenrijk, die eventuele tekorten uit haar eigen begroting kan aanzuiveren Het Nederlandse handelsregister wordt geëxploiteerd door een apart daarvoor opgericht openbaar lichaam (de KVK), aan wie eventuele tekorten worden betaald door de Nederlandse Staat.
“Public sector bodies can hold sui generis rights as laid down in the Database Directive if they have invested ‘time, money and effort’ in establishing a database and they want this investment to be protected”. [19] In een in opdracht van de Europese Commissie opgestelde Study in support of the evaluation of Directive 96/9/EC on the legal protection of databases is over de Databankenrichtlijn en de voorganger van de Open Data Richtlijn opgemerkt dat
“Nothing in either of the two directives precludes a public-sector body from acquiring a sui generis right if the conditions of the Database Directive are fulfilled”. [20]
“investering”niet louter financieel is, maar blijkens overweging 40 van de Databankenrichtlijn ook betrekking heeft op
“tijd, moeite en energie”.
“Gebruik van deze documenten om andere redenen is hergebruik”zou erop kunnen wijzen dat het hebben van een commercieel doel al voldoende is om te kwalificeren als hergebruik. In de voorwaarden van de KVK heeft zij een verbod opgelegd voor ‘het al dan niet tegen betaling doorgeven of beschikbaar stellen van Handelsregistergegevens aan derden op een wijze die functioneel niet
10.De prejudiciële vragen
“hergebruik” als bedoeld in artikel 2 onder 11 en sub a Open Data Richtlijn als de natuurlijke of rechtspersoon die documenten opvraagt geen openbaar lichaam is, maar een commerciële of niet-commerciële private partij, zodat er gezien het private karakter van die partij zonder meer sprake is van het nastreven van andere doeleinden dan de doelen van algemeen belang die het openbare lichaam nastreeft?
, op papier of in een portal, app of website, los of als bijlage bij een ander product)) ter beschikking stellen aan een derde van een uittreksel uit het door een openbaar lichaam beheerde set documenten door een aanvrager van dit uittreksel onder het in 2a genoemd “hergebruik”?