ECLI:NL:GHARL:2025:6167

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
200.310.152
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Prejudiciële vragen over databankenrecht en hergebruik van overheidsinformatie door de Kamer van Koophandel en de Vereniging voor Zakelijke B2B Informatie

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van de Kamer van Koophandel (KVK) tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had geoordeeld dat de KVK geen databankenrecht toekomt op het handelsregister, omdat zij geen risico draagt voor de investeringen in de databank. De KVK stelt dat zij als fabrikant van de databank moet worden beschouwd, terwijl de Vereniging voor Zakelijke B2B Informatie (VVZBI) betwist dat de KVK als fabrikant kan worden gekwalificeerd. Het hof heeft in een tussenarrest prejudiciële vragen geformuleerd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over de uitleg van de Databankenrichtlijn en de Open Data Richtlijn. De vragen betreffen onder andere of de KVK als openbaar lichaam kan worden beschouwd als fabrikant in de zin van de Databankenrichtlijn en of het hergebruik van handelsregistergegevens door de VVZBI onder de bepalingen van de Open Data Richtlijn valt. Het hof heeft partijen de gelegenheid gegeven om commentaar te leveren op de voorgestelde vragen en de tekst van het verwijzingsarrest. De zaak is van belang voor de juridische status van databankenrecht en het hergebruik van overheidsinformatie in Nederland.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof: 200.310.152
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 516714)
arrest van 7 oktober 2025
in de zaak van
Kamer van Koophandel
die zetelt in Utrecht
appellante in het principaal hoger beroep, verweerster in het voorwaardelijke incidenteel hoger beroep
in eerste aanleg: gedaagde
hierna: KVK
advocaat: mr. N.N. Bontje
tegen:
Vereniging voor Zakelijke B2B Informatie,
die gevestigd is in Amsterdam
geïntimeerde in het principaal hoger beroep, eiseres in het voorwaardelijke incidenteel hoger beroep
in eerste aanleg: eiseres
hierna: VVZBI
advocaat: mr. D. Verhulst

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 8 oktober 2024 (hierna: het tussenarrest) hebben partijen ieder een akte en vervolgens een antwoordakte genomen. Hierna heeft het hof arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling door het hof

Wat in het tussenarrest aan de orde is gekomen en de reactie daarop van partijen.
2.1.
Het hof heeft in rechtsoverweging 3.20 van het tussenarrest overwogen het voornemen te hebben een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) of aan een openbaar lichaam als de KVK het recht sui generis als bedoeld in artikel 7 lid 1 van Richtlijn 96/9/EG [1] (hierna: de Databankenrichtlijn) kan toekomen, als de kosten van de investeringen in de door haar geëxploiteerde databank ten laste komen van de Rijksbegroting voor zover deze niet uit de baten kunnen worden bestreken. Het hof heeft in rechtsoverweging 3.34 van het tussenarrest een vraag daarover geformuleerd en partijen gevraagd daarop commentaar te leveren. De vraag van uitleg betreft met name de zin in overweging 41 van de Databankenrichtlijn die als volgt luidt:
“dat de fabrikant van een databank degene is die het initiatief neemt tot en het risico draagt van de investeringen”.
2.2.
In rechtsoverweging 3.32 van het tussenarrest heeft het hof overwogen het voornemen te hebben een prejudiciële vraag te stellen over uitleg van de definitie van hergebruik in artikel 2 lid 11 sub a van de Richtlijn (EU) 2019/1024 [2] (hierna: de Open Data Richtlijn) dat voor zover van belang als volgt luidt:
“het gebruik door natuurlijke personen of rechtspersonen van documenten die in het bezit zijn van openbare lichamen voor andere commerciële of niet-commerciële doeleinden dan het oorspronkelijk doel binnen de publieke taak waarvoor de documenten zijn geproduceerd(…)
(omgezet in artikel 1 lid 1 van de Wet hergebruik van overheidsinformatie, hierna: Who). Gezien het meningsverschil tussen partijen spitst de vraag van uitleg zich toe op de vraag of met name al van hergebruik sprake is als de natuurlijke of rechtspersoon die documenten opvraagt geen openbaar lichaam is, maar een private partij en als dat niet zo is of sprake is van hergebruik, ook als de afnemer de documenten in ongewijzigde vorm verder gebruikt zonder deze met een eigen bewerking te verrijken. Volgens de VVZBI is er sprake van gebruik voor andere doeleinden, omdat het doel dat het lid nastreeft een commercieel doel is, dat verschilt van het algemeen belang dat de KVK moet dienen. De KVK stelt daartegenover dat het één-op-één doorgeven geen gebruik voor een ander doel is. Daarnaast rijst de vraag of de KVK dit gebruik mag beperken op grond van het door haar ingeroepen rechtszekerheidsbeginsel (het tegengaan van het circuleren van verouderde uittreksels) of het profijtbeginsel (dat betrekking heeft op derving van inkomsten voor de KVK doordat marktpartijen geen uittreksels bij de KVK opvragen maar bij de leden van de VVZBI). Ook daarover heeft het hof in rechtsoverweging 3.34 van het tussenarrest een prejudiciële vraag voorgesteld en partijen uitgenodigd daarop commentaar te leveren. Het hof heeft in het tussenarrest verder als voorlopig oordeel gegeven dat de Who niet het hergebruik van persoonsgegevens regelt (rechtsoverweging 3.27 van het tussenarrest) en dat de prejudiciële vraag daarom andere informatie dan persoonsgegevens betreft.
2.3.
Op verzoek van het hof heeft de KVK de opsomming van rijksbijdragen aan de KVK (rechtsoverweging 3.14 van het tussenarrest) aangevuld met de rijksbijdragen over de jaren 2021 tot en met 2023.
2.4.
Het hof heeft in rechtsoverweging 3.33 van het tussenarrest aan partijen de vraag voorgelegd of er gezien de voorgenomen wijzing van de financieringsstructuur van het handelsregister nog wel voldoende belang is bij het stellen van prejudiciële vragen. Beide partijen hebben aangegeven dat er vooral door de onzekerheid over de voortgang van die wijzigingsplannen nog wel degelijk belang bestaat bij het stellen van prejudiciële vragen. Het
antwoord van het HvJ EU zijn voor voor het beslissen van het voorgelegde geschil noodzakelijk.
De opmerkingen van partijen over de prejudiciële vraag over de Databankenrichtlijn
2.5.
De door het hof voorgestelde vraag luidt als volgt:
Kan een openbaar lichaam dat een databank exploiteert waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering, worden beschouwd als een fabrikant in de zin van artikel 7 lid 1 Databankenrichtlijn (96/9/EG), als de databank door dat openbaar lichaam is gemaakt en wordt geëxploiteerd in de uitvoering van een wettelijke taak en met financiering uit overheidsmiddelen, voor zover de kosten niet kunnen worden gefinancierd uit de inkomsten uit de producten en diensten van dit openbaar lichaam?
2.6.
De KVK heeft opgemerkt dat het voorstel voor vraag 1 ervan uitgaat dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat alle ongedekte kosten van de KVK vergoedt, terwijl dit volgens haar niet het geval is. De KVK stelt daarom voor om het laatste deel van de vraag te wijzigen in ‘
met gedeeltelijke mede-financiering uit overheidsmiddelen’met weglating van het zinsdeel achter de komma. Het hof neemt dit voorstel niet over en is van oordeel dat- mede gezien de discussie tussen partijen - bij de redactie van de vraag zoveel mogelijk aansluiting moet worden gezocht bij de tekst van artikel 39 lid 2 Wet op de kamer van koophandel. Het hof zal daarom achter het woord “
financiering” in de vraag nog de woorden “
volgens een goedgekeurde begroting” toevoegen.
2.7.
De KVK stelt voor om in het geval het HvJ EU beslist dat aan haar geen databankenrecht toekomt, de vervolgvraag te stellen of het databankenrecht dan aan de Staat der Nederlanden toekomt als risicodrager van de investeringen in het handelsregister. Zij stelt dat zij belang heeft bij deze vervolgvraag, omdat zij dan als gevolmachtigde van de Staat het databankenrecht zal gaan uitoefenen. Het hof neemt dit standpunt niet over. De Staat is geen partij in deze procedure en deze vraag maakt geen onderdeel uit van het aan het hof voorgelegde geschil.
2.8.
Ten slotte stelt de KVK een aanvullende vraag voor die anticipeert op de mogelijke toekomstige financieringsstructuur van het handelsregister. Het hof neemt deze vraag niet over, want ook die valt buiten het aan het hof voorgelegde geschil.
2.9.
De VVZBI heeft de suggestie geopperd in de vraagstelling te verwerken dat het gaat om een sui-generisrecht zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 Databankenrichtlijn. Deze suggestie neemt het hof over door na de tekst
“Databankenrichtlijn”toe te voegen:
“en daarmee rechthebbende op het sui-generisrecht als in dit artikellid bedoeld”. Ook zal het hof de suggestie van de VVZBI overnemen om de vraag meer toe te spitsen op het geschil in kwestie dat over het handelsregister gaat. Aan vraag 1 zal daarom na het woord
“exploiteert”worden toegevoegd:
“zoals het handelsregister”. Voor verdergaande toespitsingen ziet het hof geen aanleiding, met name niet voor de suggestie dat aan het HvJ EU een vraag moet worden voorgelegd over de uitleg van de begrippen
“investering”en
“substantiële investering”. Het hof heeft in rechtsoverweging 3.21 van zijn tussenarrest de beslissing van de rechtbank in de rechtsoverwegingen 3.15 tot en met 3.18 van haar vonnis tot de zijne gemaakt en overgenomen. Voor het hof lijdt het geen twijfel dat de investeringen die nodig zijn om het handelsregister in te richten en te onderhouden substantieel zijn, zodat aan dit criterium is voldaan. Er is geen aanleiding daarover een vraag van uitleg te stellen. Van innerlijke tegenstrijdigheid in de oordelen van rechtbank en hof is geen sprake. Aan beide gerechten is verzocht te oordelen over de vraag of aan de KVK een databankenrecht toekomt. Zij hebben beide de voorwaarden voor het bestaan van zo’n recht nagelopen en hebben onder meer geconcludeerd dat aan de voorwaarde van
“substantiële investering”is voldaan. Het hof heeft vervolgens anders dan de rechtbank geoordeeld dat toetsing aan de voorwaarde
“fabrikant”vragen van uitleg oproept.
De opmerkingen van partijen over de prejudiciële vraag over de Open Data Richtlijn
2.10.
De door het hof voorgestelde vraag luidt als volgt:
Valt het op commerciële basis in ongewijzigde vorm (één-op-één) ter beschikking stellen aan een derde van een uittreksel uit het door een openbaar lichaam beheerde set documenten door een aanvrager van dit uittreksel onder “hergebruik” als bedoeld in artikel 2 onder 11 en sub a van de Richtlijn inzake open data en hergebruik van overheidsinformatie (2019/1024/EU)? Is er met name al of niet sprake van gebruik door de aanvrager “voor andere commerciële of niet-commerciële doeleinden dan het oorspronkelijke doel binnen de publieke taak waarvoor de informatie is geproduceerd”, gezien het feit dat het openbare lichaam een wettelijke taak uitvoert en de aanvrager een commercieel doel heeft? Als dit één-op-één-gebruik valt binnen de reikwijdte van het begrip “hergebruik”, is dan een verbod van een dergelijk hergebruik, dat wordt gedaan met een beroep op een databankenrecht objectief, evenredig en niet-discriminerend als bedoeld in artikel 8 van die richtlijn, als dit openbaar lichaam daarmee wil voorkomen dat verouderde uittreksels uit haar set documenten worden verhandeld (rechtszekerheidsbeginsel) en dat het inkomsten derft door het bestaan van schaduwregistraties van waaruit voor een lager bedrag deze uittreksels worden verhandeld (profijtbeginsel)?
2.11.
De KVK had geen suggesties voor de door het hof voorgestelde tekst.
2.12.
De VVZBI heeft aangevoerd dat vraag 2 een subsidiair karakter draagt ten opzichte van vraag 1: alleen als het antwoord op vraag 1 is dat aan de KVK een databankenrecht toekomt, moet vraag 2 worden beantwoord. De KVK is het daar niet mee eens. Partijen verschillen weliswaar van mening over de vraag of de KVK ook zonder het inroepen van een databankenrecht het gebruik van handelsregistergegevens mag reguleren, maar een oordeel daarover ligt in de procedure in hoger beroep niet voor. Zoals het hof in rechtsoverweging 3.22 van het tussenarrest heeft geoordeeld komt de tweede vraag alleen aan de orde als uit het antwoord van het HvJ EU volgt dat aan de KVK een beroep op het databankenrecht toekomt. Dat volgt ook uit de vraagstelling, waarin een beroep op een databankenrecht ook expliciet is opgenomen. Voor de duidelijkheid zal het hof dat vermelden bij deze vraag door toe te voegen dat vraag 2 alleen voorligt als het antwoord op vraag 1 bevestigend is.
2.13.
De VVZBI stelt voor om deze vraag uit te splitsen in vier onderdelen, onder meer omdat het één-op-één-gebruik van handelsregisterinformatie maar één voorbeeld is van de dienstverlening van haar leden. Het hof zal de vraag uitsplitsen in drie onderdelen om de reikwijdte van de vraag ruimer te maken dan alleen het één-op-één-gebruik van handelsregisterinformatie, door het tweede deel en derde deel van de vraag los te koppelen van de eerste zin van de vraag. De toevoegingen die VVZBI nog voorstelt, zoals
“het aanbieden van commerciële bedrijfsinformatieproducten en -diensten” en “het belang van bescherming van persoonsgegevens van ingeschrevenen”,volgt het hof niet. Dat eerste is juist minder ruim dan “
een commerciële of niet-commerciële private partij” in de vraag en waarom het tweede moet worden toegevoegd heeft VVZBI niet toegelicht en is op dit moment ook niet aan de orde.
2.14.
De VVZBI acht de in de vraag voorkomende woorden
“verouderde uittreksels” en
“schaduwregistraties”onduidelijk en tendentieus. Het hof is van oordeel dat deze woorden in de context van de vraag voldoende duidelijk en neutraal zijn en zal deze dan ook handhaven.
Definitief oordeel over hergebruik van persoonsgegevens wordt aangehouden
2.15.
Het hof heeft in rechtsoverwegingen 3.24 tot en met 3.27 van het tussenarrest als voorlopige beslissing uiteengezet dat de Who niet van toepassing is op hergebruik van persoonsgegevens uit openbare registers, zoals het handelsregister (artikel 2 lid 1 sub h Who). Hergebruik van persoonsgegevens uit dergelijke registers wordt in de regel gezien als onverenigbaar met de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens waren verkregen. De regering heeft in de toelichting op dit artikelonderdeel overwogen dat voor zover hergebruik in enige vorm wel wordt toegestaan, dat moet volgen uit sectorspecifieke wetgeving die ziet op dat register (zie het citaat in rechtsoverweging 3.25 van het tussenarrest). Dergelijke sectorspecifieke regelgeving is (voor het handelsregister) nog niet tot stand gekomen.
2.16.
De VVZBI heeft in § 3.2 van haar akte betoogd dat de wet- en regelgeving over de openbaarheid en gebruik van (persoonsgegevens in) handelsregisterinformatie sterk in beweging is en dat er sprake is van een regulatoir vacuüm. Zij verwacht dat de wetgever op korte termijn deze sectorspecifieke wetgeving voor het handelsregister tot stand brengt. Tot die tijd kan de vraag in hoeverre het hergebruik van persoonsgegevens in handelsregisterinformatie is toegestaan, niet op een betrouwbare manier worden beantwoord. De VVZBI verzoekt het hof daarom om over deze kwestie nog geen definitief oordeel te geven en eerst de beantwoording van de prejudiciële vragen af te wachten.
2.17.
Het hof zal het definitieve oordeel hierover aanhouden, waardoor het niet toekomt aan het subsidiaire verzoek van VVZBI om een aanvullende prejudiciële vraag te stellen.
De conclusie
2.18.
In de in 10.1 geformuleerde vragen zijn de opmerkingen, genoemd in 2.6, 2.9 en 2.13 verwerkt. Hierna zal het hof de tekst van het verwijzingsarrest formuleren. Partijen mogen zich daarover (hoofdstuk 3 tot en met 9 van dit arrest) bij akte tegelijkertijd uitlaten, met uitzondering van de prejudiciële vragen zelf waarover partijen zich eerder hebben mogen uitlaten. Die uitlatingen zijn al in dit arrest meegewogen en verwerkt.

3.De tekst van het verwijzingsarrest (met nummering vanaf 1.1)

1.Inleiding

1.1
In deze procedure spelen twee met elkaar verband houdende onderwerpen. Het eerste onderwerp gaat over de vraag of de Nederlandse Kamer van Koophandel (hierna: de KVK) die is belast met het beheer van het handelsregister (een verzameling gegevens die op zichzelf voldoet aan de vereisten voor een databank in de zin van Richtlijn 96/9/EG [3] (hierna: de Databankenrichtlijn), kan worden gekwalificeerd als fabrikant van het handelsregister. Deze vraag rijst in een situatie waarin het handelsregister door de KVK is gemaakt en wordt geëxploiteerd met financiering uit overheidsmiddelen, voor zover de kosten niet kunnen wordt gefinancierd uit de inkomsten uit de producten en diensten van de KVK zelf. Als de KVK kan worden gekwalificeerd als fabrikant, dan speelt een tweede onderwerp. Dat onderwerp gaat enerzijds over de uitleg van het begrip “hergebruik” als bedoeld in artikel 2 onder 11 en sub a van Richtlijn (EU) 2019/1024 [4] (hierna: de Open Data Richtlijn). Anderzijds gaat dat over de mogelijkheden voor een openbaar lichaam om op grond van een databankenrecht beperkingen op te leggen aan het hergebruik.
2. De van belang zijnde feiten
2.1.
De KVK is een zelfstandig bestuursorgaan dat is belast met het beheer van het handelsregister: de openbare basisregistratie van alle rechtspersonen en ondernemingen in Nederland. De taken en verantwoordelijkheden van de KVK zijn geregeld in de Handelsregisterwet 2007 [5] (hierna ook: Hrw). De tarieven voor het verkrijgen van handelsregistergegevens zijn vastgesteld in de Financiële Regeling Handelsregister 2019 [6] . De KVK genereert inkomsten met haar werkzaamheden en taken die bij wet aan haar zijn opgedragen en met andere werkzaamheden. Zij ontvangt daarnaast een rijksbijdrage, als de kosten niet volledig door de baten kunnen worden bestreden (artikel 39 Wet op de Kamer van Koophandel [7] ). De Rijksbijdragen aan de KVK over de afgelopen vijf jaren zijn als volgt:
2019 € 116 miljoen
2020 € 119 miljoen
2021 € 121 miljoen
2022 € 131 miljoen
2023 € 141 miljoen
2.2.
De VVZBI is op 6 juli 2020 opgericht door commerciële dienstverleners op het gebied van bedrijfsinformatie aan zakelijke afnemers in met name het financieel-economisch domein. De VVZBI heeft tot doel de behartiging van de collectieve belangen van zakelijke informatieleveranciers in Nederland, onder meer door kwaliteitsontwikkeling en -bewaking en door belangenbehartiging langs politieke en juridische weg.
2.3.
De leden van de VVZBI (hierna: de Leden) vertegenwoordigen de meerderheid van de Nederlandse markt van aanbieders van bedrijfsinformatie ten behoeve van creditmanagement, risk & compliance en marketingdoeleinden. Op deze markt zijn de Leden al vele jaren actief. Tot hun klanten behoren overheidsorganen, financiële instellingen, verzekeringsmaatschappijen, grote accountants-, advocaten-, notaris- en consultancykantoren en het midden- en kleinbedrijf. De Leden zijn grootafnemers van handelsregistergegevens. Die informatie is van essentieel belang voor hun dienstverlening. Tussen partijen is niet in geschil dat de Leden het geheel of een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van het handelsregister opvragen en/of hergebruiken, zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 van de Databankenrichtlijn.
2.4.
De KVK heeft, voor zover voor de prejudiciële procedure van belang, twee bezwaren tegen het gebruik dat de Leden van de handelsregistergegevens maken. Deze houden verband met de grote hoeveelheid handelsregistergegevens waarover de Leden beschikken. De bezwaren van de KvK zijn: (1) de Leden hergebruiken (verouderde) handelsregisteruittreksels uit hun zogenoemde schaduwregistraties, waardoor mogelijk verouderde informatie wordt verstrekt aan hun klanten. Daardoor komt de rechtszekerheid in de knel die het handelsregister ten aanzien van de gegevens over de ingeschreven ondernemingen beoogt te dienen (het rechtszekerheidsargument); (2) de KVK loopt inkomsten mis doordat de Leden de eerder opgevraagde handelsregisteruittreksels doorverkopen aan hun klanten voor een lager tarief dan dat de KVK hanteert (het profijtargument).
2.5.
In deze procedure speelt nog een derde bezwaar van de KVK. Volgens de KVK verwerken de Leden de persoonsgegevens uit het handelsregister in hun commerciële producten op een manier die niet altijd in overeenstemming is met Verordening (EU) 2016/679 [8] , bijvoorbeeld als zij de handelsregisteruittreksels doorzoekbaar maken op natuurlijke personen. Het hof is van oordeel dat dit bezwaar geen vragen van uitleg van Unierecht oproept, zodat dit hierna niet verder wordt besproken.
2.6.
De KVK heeft in november 2020 nieuwe ‘'Gebruiksvoorwaarden Verstrekking en
gebruik Handelsregistergegevens” met de daarbij horende “Voorwaarden voor toestemming van gebruik van Handelsregistergegevens als bedoeld in de Databankenwet” vastgesteld, die zij op 1 januari 2021 in gebruik heeft genomen. Daarin heeft zij deze bezwaren geregeld. De KVK beroept zich daarin op het sui-generis databankenrecht in de zin van artikel 7 van de Databankenwet. Daardoor is haar toestemming vereist voor het opvragen of hergebruiken van een substantieel deel van het handelsregister of het herhaald en systematisch opvragen of hergebruiken van een niet-substantieel deel daarvan (artikel 7 lid 1 van de Databankenrichtlijn). De algemene voorwaarden hebben onder meer de strekking te voorkomen dat afnemers van handelsregisterinformatie de informatie opnieuw gebruiken, (1) terwijl zij verouderd is en/of (2) tegen tarieven die lager liggen dan die van de KVK. De KVK heeft als voorbeeld van veroudering genoemd dat de Leden eerder opgevraagde handelsregisteruittreksels aan hun klanten doorverkopen, terwijl inmiddels het adres van de onderneming of de samenstelling van het bestuur is gewijzigd. De KVK heeft als voorbeeld van het prijsverschil genoemd dat een Lid een eerder opgevraagd handelsregisteruittreksel voor € 1 doorverkoopt aan een derde, waar de KVK een handelsregisteruittreksel aanbiedt voor € 2,35.
2.7.
De KVK heeft in het kader van het rechtszekerheids- en profijtargument de volgende bepalingen opgenomen in haar algemene voorwaarden.
Artikel 1 Definities
(…)
Gebruiker: Een natuurlijke persoon, personenvennootschap of rechtspersoon
die handelingen verricht als bedoeld in artikel 2 Databankenwet met
Handelsregistergegevens.
Doorgifte: Het al dan niet tegen betaling doorgeven of beschikbaar stellen van
Handelsregistergegevens aan derden op een wijze die functioneel niet
wezenlijk verschilt van de verstrekking of beschikbaarstelling van gegevens
zoals deze door KVK vanuit het Handelsregister plaatsvindt. Van doorgifte
in de zin van deze voorwaarden is sprake, ongeacht de hoogte van de
eventuele prijs die de Gebruiker in rekening brengt.
Hergebruik: Hergebruik als bedoeld in de Wet hergebruik overheidsinformatie, niet zijnde
doorgifte.
(…)
Artikel 3 Doorgifte
KVK verleent geen toestemming voor doorgifte.
(…)
Artikel 5 Gebruiksvoorwaarden in het belang van de rechtszekerheid
lid 1 Gebruiker is verplicht te voorkomen dat het gebruik de indruk wekt dat Gebruiker de wettelijke taken uitvoert die bij of krachtens de handelsregisterwet aan KVK zijn opgedragen, Gebruiker aan die uitvoering bijdraagt, of handelt in opdracht van of met goedkeuring van KVK.
Lid 2 Gebruiker die aan derden informatiediensten of -producten aanbiedt waaraan Handelsregistergegevens mede ten grondslag liggen, informeert daarbij altijd over de actualiteit door daarbij in ieder geval te vermelden wat de datum van afname bij KVK is. Dit is niet nodig als dit al blijkt uit de ongewijzigde handelsregistergegevens (zoals bij een uittreksel) en deze onderdeel vormen van de informatiedienst of het informatieproduct. Deze Gebruiker dient in zijn informatiediensten en -producten daarnaast, duidelijk zichtbaar bij de Handelsregistergegevens, de volgende tekst integraal op te nemen: ‘Voor actuele informatie met juridische derdenwerking dient u altijd het Handelsregister te raadplegen.’
2.8.
Met artikelen 3 en 7 verbiedt de KVK dat de Leden handelsregisterinformatie doorverkopen aan andere klanten dan waarvoor de informatie eerder is opgevraagd en daarmee inkomsten genereren. Door het samenstel van de artikelen 3 en 5 probeert de KVK te voorkomen dat verouderde handelsregisterinformatie blijft circuleren, althans zonder dat duidelijk is van welke datum de informatie is.

3.Standpunt en vorderingen VVZBI

3.1.
De VVZBI betwist dat aan de KVK het databankenrecht op het handelsregister toekomt. Voor zover in dit stadium nog van belang, betwist zij dat de KVK als fabrikant in de zin van artikel 7 van de Databankenrichtlijn kan worden gekwalificeerd, omdat zij geen risico loopt bij de exploitatie van het handelsregister. De Staat der Nederlanden (hierna: de Nederlandse Staat) zal immers tekorten aanvullen, als de uitgaven niet volledig door de baten kunnen worden bestreken. De VVZBI betwist daarom dat de KVK met een beroep op een databankenrecht hergebruik van handelsregistergegevens aan haar toestemming kan onderwerpen. De VVZBI stelt verder dat het aan banden leggen van het gebruik van handelsregistergegevens in strijd is met de Open Data Richtlijn, dat juist hergebruik van overheidsinformatie waarborgt. Volgens de VVZBI miskent de KVK de definitie en het recht op hergebruik in de zin van artikel 1 van de Wet hergebruik overheidsinformatie [9] (hierna ook: Who) en artikel 2 aanhef en onder 11 sub a van de Open Data Richtlijn. Het gebruik van handelsregistergegevens door haar Leden voor hun eigen zakelijke informatieproducten valt volgens haar binnen de definitie van hergebruik, waardoor het verbieden van het door KVK gedefinieerde ‘doorgifte’ in strijd is met deze wet en richtlijn. Daarnaast betoogt de VVZBI dat de KVK artikel 1 lid 6 in combinatie met artikel 8 lid 1 van de Open Data Richtlijn met haar gebruiksvoorwaarden schendt.
3.2.
De VVZBI heeft in deze procedure vorderingen ingesteld die - kort samengevat - erop zien (1) dat de KVK wordt verboden zich op een databankenrecht te beroepen en (2) dat de KVK hergebruik van handelsregisterinformatiegegevens niet aan banden legt op een manier die strijdig is met de Open Data Richtlijn.

4.Oordeel rechtbank

4.1.
De rechtbank Midden-Nederland heeft in haar vonnis van 22 december 2021 de vorderingen van de VVZBI voor een groot deel toegewezen. [10] Zij heeft voor recht verklaard dat op het handelsregister geen databankenrecht rust ten gunste van de KVK. In essentie heeft de rechtbank dat oordeel aldus gemotiveerd dat de KVK niet het risico van de investeringen in het handelsregister draagt, omdat wettelijk is geregeld dat de kosten van de KVK die niet uit haar inkomsten kunnen worden voldaan, worden gedekt door de Nederlandse Staat. [11] Zij heeft de KVK verboden om (1) zich jegens de VVZBI en de Leden te beroepen op een databankenrecht op het handelsregister, (2.1) de levering van handelsregisterinformatie aan de Leden op enige manier te staken of beperken, (2.2) de dienstverlening door de Leden op enige manier te verhinderen of bemoeilijken en (2.3) eindgebruikers te voorzien van aanwijzingen en dergelijke over het al dan niet gebruik maken van en/of toegestaan zijn van de dienstverlening van de Leden.
4.2.
De KVK heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Zij vordert dat het hof het vonnis vernietigt en de vorderingen van de VVZBI alsnog afwijst.

5.Nadere ontwikkeling(en)

5.1.
Nederland heeft onlangs de Open Data Richtlijn omgezet door middel van een wijziging van de Who [12] .

6.Relevante bepalingen van Unierecht

6.1.
Uit de Databankenrichtlijn worden de volgende passages geciteerd:
Overwegingen 40 en 41:
Overwegende dat dit recht sui generis ten doel heeft om, voor de beperkte duur van het recht, een investering in de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van een databank te beschermen; dat deze investering een kwestie kan zijn van geld en/of tijd, moeite en energie;
Overwegende dat het recht sui generis ten doel heeft de fabrikant van een databank de mogelijkheid te geven te verbieden dat de inhoud van die databank of een substantieel deel ervan zonder zijn toestemming opgevraagd en/of hergebruikt wordt; dat de fabrikant van een databank degene is die het initiatief neemt tot en het risico draagt van de investeringen; dat dit met name toeleveranciers uitsluit van de definitie van fabrikant;
Artikel 1 lid 2:
2. In deze richtlijn wordt verstaan onder „databank": een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en
afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk.
Artikel 7 lid 1:
Voorwerp van de bescherming
1. De Lid-Staten voorzien in een recht voor de fabrikant van een databank, waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering, om de opvraging en/of het hergebruik van het geheel of een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van die inhoud te verbieden.
6.2.
Uit de Open Data Richtlijn worden de volgende passages geciteerd:
Overweging 20:
Een algemeen kader voor de voorwaarden voor het hergebruik van overheidsdocumenten is noodzakelijk om te zorgen voor eerlijke, evenredige en niet-discriminerende voorwaarden voor het hergebruik van dergelijk informatie. Openbare lichamen verzamelen, produceren, vermenigvuldigen en verspreiden documenten om hun openbare taak te vervullen. Overheidsondernemingen verzamelen, produceren, vermenigvuldigen en verspreiden documenten om diensten van algemeen belang te leveren. Gebruik van deze documenten om andere redenen is hergebruik. Het beleid van de lidstaten kan verder gaan dan de in deze richtlijn vastgestelde minimumvoorschriften en kan derhalve een uitgebreider hergebruik mogelijk maken. Bij de omzetting van deze richtlijn kunnen de lidstaten andere termen dan "document" gebruiken, mits de volledige reikwijdte van de term "document", als gedefinieerd bij deze richtlijn, gehandhaafd blijft.
Overweging 44:
Voor het hergebruik van documenten mogen geen voorwaarden gelden. In sommige gevallen die door een doel van algemeen belang worden gerechtvaardigd, kan het evenwel gebeuren dat een licentie wordt afgegeven waarbij aan het hergebruik door de licentiehouder voorwaarden worden opgelegd waarin kwesties als aansprakelijkheid, bescherming van persoonsgegevens, correct gebruik van documenten, het gewaarborgd niet-wijzigen en het erkennen van de bron worden geregeld. Indien openbare lichamen een licentie vereisen voor het hergebruik van documenten, dienen de licentievoorwaarden objectief, evenredig en niet-discriminerend te zijn. (…)
Overweging 54:
Deze richtlijn laat de intellectuele-eigendomsrechten van derde partijen onverlet. De term intellectuele-eigendomsrechten heeft alleen betrekking op het auteursrecht en de naburige rechten, inclusief sui-generisvormen van bescherming. (…)
Artikel 2 aanhef en onder 11 sub a:
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
11. "hergebruik": het gebruik door natuurlijke personen of rechtspersonen van documenten die in het bezit zijn van:
a) openbare lichamen voor andere commerciële of niet-commerciële doeleinden dan het oorspronkelijk doel binnen de publieke taak waarvoor de documenten zijn geproduceerd, met uitzondering van de uitwisseling van documenten tussen openbare lichamen uitsluitend met het oog op de vervulling van hun openbare taken, (…)
Artikel 6 (Tariferingsbeginselen), leden 1 tot en met 4:
1. Voor het hergebruik van documenten wordt geen vergoeding aangerekend.
De terugvordering van de marginale kosten voor de vermenigvuldiging, verstrekking en verspreiding van documenten, evenals voor de anonimisering van persoonsgegevens en voor maatregelen ter bescherming van commercieel vertrouwelijke informatie kan evenwel worden toegestaan.
2. Bij wijze van uitzondering is lid 1 niet van toepassing op:
a) openbare lichamen die verplicht zijn inkomsten te genereren om een aanzienlijk deel van de kosten van de uitoefening van hun openbare taken te dekken;
(…)
3. De lidstaten publiceren een onlinelijst van de openbare lichamen als bedoeld in lid 2, onder a).
4. In de in lid 2, onder a) en c), bedoelde gevallen wordt de totale vergoeding berekend aan de hand van objectieve, transparante en controleerbare criteria. Die criteria worden door de lidstaten vastgesteld.
De totale inkomsten uit het verstrekken van documenten en het verlenen van toestemming voor het hergebruik van documenten mogen over de desbetreffende berekeningsperiode genomen niet hoger zijn dan de kosten van de verzameling, productie, vermenigvuldiging, verspreiding en opslag ervan, vermeerderd met een redelijk rendement op investeringen, en — indien van toepassing — de anonimisering van persoonsgegevens en maatregelen ter bescherming van commercieel vertrouwelijke informatie.
(…)
Artikel 8 (Standaardlicenties) lid 1:
1. Het hergebruik van documenten mag niet worden onderworpen aan voorwaarden, tenzij die voorwaarden objectief, evenredig en niet-discriminerend zijn en gerechtvaardigd worden door een doel van algemeen belang.

7.Relevante bepalingen van Nederlands recht

7.1.
Uit de Databankenwet worden de volgende artikelen geciteerd:
Artikel 1 lid 1, aanhef en sub a en b:
1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
a. databank: een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn en waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering;
b. producent van een databank: degene die het risico draagt van de voor de databank te maken investering;
Artikel 2 lid 1, aanhef en sub a en b
1. De producent van een databank heeft het uitsluitende recht om toestemming te verlenen voor de volgende handelingen:
a. het opvragen of hergebruiken van het geheel of een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van de databank;
b. het herhaald en systematisch opvragen of hergebruiken van in kwalitatief of in kwantitatief opzicht niet-substantiële delen van de inhoud van een databank, voorzover dit in strijd is met de normale exploitatie van die databank of ongerechtvaardigde schade toebrengt aan de rechtmatige belangen van de producent van de databank.
Artikel 8:
1. De openbare macht bezit het recht, bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet ten aanzien van databanken waarvan zij de producent is en waarvan de inhoud gevormd wordt door wetten, besluiten en verordeningen, door haar uitgevaardigd, rechterlijke uitspraken en administratieve beslissingen.
2. Het recht, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is niet van toepassing op databanken waarvan de openbare macht de producent is, tenzij het recht hetzij in het algemeen bij de wet, besluit of verordening, hetzij in een bepaald geval blijkens mededeling op de databank zelf of bij de terbeschikkingstelling aan het publiek van de databank uitdrukkelijk is voorbehouden.
7.2.
Uit de Handelsregisterwet worden de volgende bepalingen geciteerd:
Artikel 1 lid 1, aanhef en sub i:
1. In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
i. Kamer: de Kamer van Koophandel, genoemd in artikel 2 van de Wet op de Kamer van Koophandel;
Artikel 50 leden 1 en 2:
1. Voor de inzage of de verstrekking van gegevens is een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen vergoeding verschuldigd, welke kan variëren naar de wijze van inzage of verstrekking van gegevens en de hoeveelheid gegevens.
2. Artikel 9a, derde lid, van de Wet hergebruik van overheidsinformatie is van toepassing op de vergoeding, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 51a:
Het recht, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Databankenwet is, ten aanzien van het handelsregister, voorbehouden aan de Kamer.
7.3.
Uit de Wet op de Kamer van Koophandel worden de volgende bepalingen geciteerd:
Artikel 2:
1. Er is een Kamer van Koophandel die tot doel heeft het stimuleren van economische ontwikkeling door middel van het informeren en ondersteunen op het gebied van ondernemen en innovatie van personen die een onderneming drijven of overwegen een onderneming op te richten.
2. De Kamer is gevestigd te Utrecht.
3. De Kamer bezit rechtspersoonlijkheid.
Artikel 39 lid 2:
De kosten van de Kamer volgens de goedgekeurde begroting komen ten laste van de rijksbegroting, voor zover deze niet uit de baten worden bestreden.
7.4.
Uit de Wet hergebruik overheidsinformatie worden de volgende bepalingen geciteerd:
Artikel 1 (Begripsbepalingen) lid 1:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
hergebruik: gebruik van informatie, neergelegd in documenten berustend bij een met een publieke taak belaste instelling, overheidsonderneming of publiek gefinancierde onderzoeksorganisatie, voor andere doeleinden dan het oorspronkelijke doel binnen de publieke taak, de dienstverlening in het algemeen belang, respectievelijk het onderzoek waarvoor de informatie is geproduceerd en anders dan de uitwisseling van informatie tussen deze organisaties of instellingen uitsluitend met het oog op de vervulling van publieke taken, dienstverlening in het algemeen belang of het onderzoek;
(…)
Artikel 6 (Voorwaarden) leden 1 en 2:
1. Hergebruik wordt niet aan voorwaarden onderworpen, tenzij die voorwaarden objectief, evenredig en niet-discriminerend zijn, en gerechtvaardigd worden door een doel van algemeen belang. Onder een doel van algemeen belang wordt in ieder geval begrepen de bescherming van de goede uitvoering en continuïteit van een publieke taak.
2. Hergebruik wordt niet aan voorwaarden onderworpen die de mogelijkheden tot hergebruik nodeloos beperken of die bedoeld zijn om de mededinging te beperken. Een met een publieke taak belaste instelling die een voorbehoud heeft gemaakt als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Databankenwet, oefent de rechten genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Databankenwet niet uit om het hergebruik tegen te gaan of te beperken anders dan bij of krachtens deze wet is toegestaan.
Artikel 9 (Hoofdregel tarifering)
1. De beschikbaarstelling van documenten voor hergebruik, vindt zoveel mogelijk kosteloos plaats. Een eventuele terugvordering die in rekening wordt gebracht, bedraagt ten hoogste de marginale kosten in verband met de vermenigvuldiging, verstrekking en verspreiding van de informatie alsmede in verband met de anonimisering van persoonsgegevens en maatregelen ter bescherming van de commerciële vertrouwelijkheid.
2. Op grond van de artikelen 9a tot en met 9c kunnen voor bepaalde soorten organisaties of bepaalde categorieën van documenten uitzonderingen gelden op het vorige lid.
Artikel 9a (Tarifering door bepaalde organisaties) lid 3:
3. In afwijking van artikel 9 mogen met een publieke taak belaste instellingen voor wie dat bij wet is bepaald, voor het voor hergebruik beschikbaar stellen van documenten kosten in rekening brengen als bedoeld in artikel 9d, tweede lid, met inachtneming van artikel 9b, eerste en tweede lid, onderdeel c.
Artikel 9b (Tarifering specifieke hoogwaardige gegevenssets), eerste en tweede lid, onderdeel c
1. De beschikbaarstelling van specifieke hoogwaardige gegevenssets voor hergebruik vindt kosteloos plaats.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op
c. met een publieke taak belaste instellingen als bedoeld in artikel 9a, derde lid, voor zover zij bij ministeriële regeling tijdelijk zijn vrijgesteld van deze verplichting. Deze vrijstelling kan ten hoogste twee jaar duren, gerekend vanaf het moment van inwerkingtreding van de uitvoeringsverordening waarmee op grond van artikel 14, eerste lid, van de richtlijn de betreffende documenten als specifieke hoogwaardige gegevenssets zijn aangewezen.
7.5.
Het nationale recht houdt wat de aanspraak van een openbaar lichaam op een databankenrecht in dat aan zo’n openbaar lichaam geen databankenrecht toekomt, tenzij het bij wet of andere regeling aan dat openbaar lichaam is voorbehouden (artikel 8 lid 2 Databankenwet). Artikel 51a Hrw bepaalt dat het databankenrecht op het handelsregister is voorbehouden aan de KVK. Het hof heeft beslist dat artikel 51a Hrw zo moet worden uitgelegd dat het voorbehoud van het databankenrecht alleen dan effect sorteert als het handelsregister aan de materiële vereisten van de Databankenrichtlijn voor een databank voldoet (rechtsoverweging 3.10 van het tussenarrest).
8. Relevante overwegingen uit de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie
8.1.
Naar het oordeel van het hof zijn de volgende arresten van het HvJ EU van belang voor een beslissing in deze zaak.
De zaak
Compass-Datenbank/Oostenrijk [13] , betrof het Oostenrijkse handelsregister (
“Firmenbuch”) dat door de Oostenrijkse republiek werd geëxploiteerd. De procedure ging over de vraag of er sprake was van een economische activiteit door de overheidsinstantie als deze onder meer met een beroep op een databankenrecht op het handelsregister vormen van gebruik door afnemers verhinderde die verder gingen dan verlening van inzage en vervaardiging van print-outs. De aan het hof voorgelegde vragen betroffen het mededingingsrecht. Aan het hof was niet de vraag voorgelegd of aan de overheidsinstantie al of niet een databankenrecht op het handelsregister toekwam. Punten 46 en 47 van dit arrest luiden als volgt:
46 De verwijzende rechter stelt het Hof verder een vraag naar de activiteit van een overheidsinstantie die erin bestaat, afwikkelingsinstanties en hun eindklanten te verbieden informatie die door haar is verzameld en in de databank van een openbaar register als het Firmenbuch is opgenomen, te hergebruiken om hun eigen inlichtingendiensten te verstrekken. In het bijzonder wenst hij te vernemen of het feit dat die overheidsinstantie zich beroept op het recht sui generis dat haar als fabrikant van een databank overeenkomstig artikel 7 van richtlijn 96/9 wordt verleend, meebrengt dat zij een economische activiteit uitoefent.
47 Dienaangaande zij vastgesteld dat een overheidsinstantie die een databank ontwikkelt en zich vervolgens ter bescherming van de daarin opgenomen gegevens beroept op intellectuele-eigendomsrechten, met name op het voornoemde recht sui generis, daarom nog niet als onderneming handelt. Een dergelijke instantie is niet verplicht het vrije gebruik van de door haar verzamelde en aan het publiek beschikbaar gestelde gegevens toe te staan. Zoals de Republik Österreich opmerkt, mag een overheidsinstantie zich op het standpunt stellen dat het naar haar nationale recht nodig en zelfs verplicht is, het hergebruik van de gegevens in een databank als de in het hoofdgeding aan de orde zijnde te verbieden teneinde het belang in acht te nemen dat vennootschappen en andere rechtspersonen die wettelijk opgelegde meldingen verrichten, erbij hebben dat hen betreffende informatie niet buiten die databank wordt hergebruikt.
8.2.
In de zaak
Bayern/Esterbauer [14] ging het om de vraag of door de deelstaat Bayern uitgegeven topografische kaarten onder het begrip databank vielen. Aan het HvJ EU is niet de vraag voorgelegd of aan de deelstaat Bayern zo’n recht zou kunnen toekomen. Het HvJ EU is in zijn arrest weliswaar niet op dat punt ingegaan, maar lijkt er bij zijn beantwoording van uit te gaan dat aan de deelstaat Bayern wel zo’n recht zou kunnen toekomen.
8.3.
Uit het arrest
CV-Online Latvia/Melons [15] citeert het hof punt 22:
22 Dienaangaande blijkt met name uit de overwegingen 40 en 41 van richtlijn 96/9 dat dit recht sui generis ten doel heeft om, voor de beperkte duur van het recht, een belangrijke investering in de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van een databank te beschermen, door de fabrikant van een databank de mogelijkheid te geven om te verbieden dat de inhoud van die databank of een substantieel deel ervan zonder zijn toestemming opgevraagd en/of hergebruikt wordt. Het Hof heeft immers verduidelijkt dat met het recht waarin artikel 7 van richtlijn 96/9 voorziet, wordt beoogd de persoon die het initiatief heeft genomen om substantiële menselijke, technische en/of financiële middelen te investeren in het samenstellen en de werking van een databank en het risico hiervan draagt, de zekerheid te bieden dat hij voor zijn investering zal worden vergoed door hem te beschermen tegen de toe-eigening van de resultaten van deze investering zonder zijn toestemming (arrest van 19 december 2013,
Innoweb, C‑202/12, EU:C:2013:850, punt 36 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

9.Aanleiding voor het stellen van de vragen

Databankenrichtlijn
9.1.
Uit de arresten
Compass-Datenbank [16] en
Bayern/Esterbauer [17] zou impliciet kunnen worden afgeleid dat een openbaar lichaam rechthebbende op een databank kan zijn. VVZBI stelt echter dat de in die procedures aan het HvJ EU voorgelegde vragen dat onderwerp niet bestreken, zodat die conclusie niet mag worden getrokken. De KVK verdedigt daartegenover dat als het HvJ EU van oordeel zou zijn geweest dat bijvoorbeeld aan de republiek Oostenrijk geen databankenrecht op het handelsregister zou toekomen, het HvJ EU de vragen over het mededingingsrecht als hypothetisch van karakter niet had beantwoord. Een verschil tussen het Oostenrijkse en het Nederlandse handelsregister is overigens dat het Oostenrijkse handelsregister wordt geëxploiteerd door de republiek Oostenrijk, die eventuele tekorten uit haar eigen begroting kan aanzuiveren Het Nederlandse handelsregister wordt geëxploiteerd door een apart daarvoor opgericht openbaar lichaam (de KVK), aan wie eventuele tekorten worden betaald door de Nederlandse Staat.
9.2.
De Franse Conseil d’État en de Nederlandse Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hebben beslist dat aan overheidslichamen geen databankenrecht toekomt, omdat zij geen risico dragen voor de voor de databank gedane substantiële investeringen. [18] De zaak die diende voor de Franse Conseil d’État betrof het Franse handelsregister.
9.3.
De Europese Commissie heeft in 2018 vastgesteld dat
“Public sector bodies can hold sui generis rights as laid down in the Database Directive if they have invested ‘time, money and effort’ in establishing a database and they want this investment to be protected”. [19] In een in opdracht van de Europese Commissie opgestelde Study in support of the evaluation of Directive 96/9/EC on the legal protection of databases is over de Databankenrichtlijn en de voorganger van de Open Data Richtlijn opgemerkt dat
“Nothing in either of the two directives precludes a public-sector body from acquiring a sui generis right if the conditions of the Database Directive are fulfilled”. [20]
9.4.
De hierboven beschreven discussie brengt mee dat niet duidelijk is of een openbaar lichaam als de KVK, die het handelsregister exploiteert, kan worden beschouwd als fabrikant, zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 Databankenrichtlijn, nu eventuele tekorten in de exploitatie van het handelsregister worden gedekt vanuit de Rijksbegroting. Van belang daarbij is ook dat het begrip
“investering”niet louter financieel is, maar blijkens overweging 40 van de Databankenrichtlijn ook betrekking heeft op
“tijd, moeite en energie”.
De Open Data Richtlijn
9.5.
De zin in overweging 20 van de Open Data Richtlijn
“Gebruik van deze documenten om andere redenen is hergebruik”zou erop kunnen wijzen dat het hebben van een commercieel doel al voldoende is om te kwalificeren als hergebruik. In de voorwaarden van de KVK heeft zij een verbod opgelegd voor ‘het al dan niet tegen betaling doorgeven of beschikbaar stellen van Handelsregistergegevens aan derden op een wijze die functioneel niet
wezenlijk verschilt van de verstrekking of beschikbaarstelling van gegevens
zoals deze door KVK vanuit het Handelsregister plaatsvindt’. Volgens VVZBI is dit in strijd met de definitie van ‘hergebruik’ in de Open Data Richtlijn. Onzeker is wat de precieze reikwijdte is van deze definitie.
9.6.
Daarnaast rijst de vraag of de belemmeringen die de KVK in haar algemene voorwaarden heeft opgenomen met een beroep op het databankenrecht, objectief, evenredig en niet-discriminerend zijn en gerechtvaardigd worden door een doel van algemeen belang (artikel 8 lid 1 Open Data Richtlijn). Die belemmeringen betreffen onder meer een verbod op het doorgeven van handelsregisterinformatie aan anderen dan waarvoor de informatie is opgevraagd en een regulering van het gebruik van oude handelsregisterinformatie, zoals hiervoor beschreven in 2.7.

10.De prejudiciële vragen

10.1.
Het hof acht het voor het beslissen van het voorgelegde geschil noodzakelijk dat het HvJ EU uitleg geeft aan het Unierecht, meer in het bijzonder op deze twee onderdelen.
10.2.
De vragen die het hof stelt op grond van het bepaalde in artikel 267 VWEU luiden als volgt, waarbij geldt dat vraag 2 alleen voorligt als het antwoord op vraag 1 bevestigend is:
1. Kan een openbaar lichaam dat een databank exploiteert, zoals het handelsregister, waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering, worden beschouwd als een fabrikant in de zin van artikel 7 lid 1 Databankenrichtlijn en daarmee rechthebbende op het sui-generisrecht als in dit artikellid bedoeld, als de databank door dat openbaar lichaam is gemaakt en wordt geëxploiteerd in de uitvoering van een wettelijke taak en met financiering volgens een goedgekeurde begroting uit overheidsmiddelen, voor zover de kosten niet kunnen worden gefinancierd uit de inkomsten uit de producten en diensten van dit openbaar lichaam?
2. a) Is sprake van
hergebruik” als bedoeld in artikel 2 onder 11 en sub a Open Data Richtlijn als de natuurlijke of rechtspersoon die documenten opvraagt geen openbaar lichaam is, maar een commerciële of niet-commerciële private partij, zodat er gezien het private karakter van die partij zonder meer sprake is van het nastreven van andere doeleinden dan de doelen van algemeen belang die het openbare lichaam nastreeft?
b) Als het antwoord op 2a negatief is: Valt het op commerciële basis in ongewijzigde vorm (één-op-één
, op papier of in een portal, app of website, los of als bijlage bij een ander product)) ter beschikking stellen aan een derde van een uittreksel uit het door een openbaar lichaam beheerde set documenten door een aanvrager van dit uittreksel onder het in 2a genoemd “hergebruik”?
c) Onafhankelijk van het antwoord op vragen 2a en 2b: Als sprake is van hergebruik, zoals bedoeld in artikel 2 onder 11 en sub a Open Data Richtlijn, is dan een verbod van een dergelijk hergebruik, dat wordt gedaan met een beroep op een databankenrecht, objectief, evenredig en niet-discriminerend als bedoeld in artikel 8 van die richtlijn, als dit openbaar lichaam daarmee wil voorkomen dat verouderde uittreksels uit haar set documenten worden verhandeld (rechtszekerheidsbeginsel) en dat het inkomsten derft door het bestaan van schaduwregistraties van waaruit voor een lager bedrag deze uittreksels worden verhandeld (profijtbeginsel)?

4.De beslissing in dit tweede tussenarrest

Het hof:
4.1.
verwijst de zaak naar de rol van 4 november 2025 zodat partijen gelijktijdig kunnen reageren op de tekst van het verwijzingsarrest, met uitzondering van de prejudiciële vragen;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. de Vries, S.M. Evers en M.P.M. Hennekens, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025.

Voetnoten

1.Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, Pb EU 1996 L 77/20.
2.Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie (herschikking), Pb EU 2019 L 172/56.
3.Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, Pb EU L 77/20.
4.Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie (herschikking), Pb EU 2019 L 172/56.
5.Wet van 22 maart 2007, houdende regels omtrent een basisregister van ondernemingen en rechtspersonen,
6.Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 28 oktober 2019, nr. WJZ/19238585, houdende vaststelling van de retributies verbonden aan het inzien van het handelsregister,
7.Wet van 25 november 2013, houdende regels omtrent de Kamer van Koophandel,
8.Verordering (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), PbEU 2016 L 119/1.
9.Wet van 24 juni 2015, houdende regels over het hergebruik van overheidsinformatie,
10.Rechtbank Midden-Nederland van 22 december 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:6183.
11.Rechtsoverweging 3.25 van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 22 december 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:6183.
12.Wet van 24 juni 2015, houdende regels over het hergebruik van overheidsinformatie, gewijzigd op 5 juni 2024,
13.HvJ EU 12 juli 2012, ECLI:EU:C:2012:449,
14.HvJ EU 29 oktober 2015, ECLI:EU:C:2015:735,
15.HvJ EU 3 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:434,
16.HvJ EU 12 juli 2012, ECLI:EU:C:2012:449,
17.HvJ EU 29 oktober 2015, ECLI:EU:C:2015:735,
18.Conseil d’État 12 juli 2017, ECLI:FR:CECHR:2017:397403.201707 over het Franse handelsregister, en AbRS 29 april 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI2651,
19.Commission Staff Working Document, Evaluation of Directive 96/9/EC on the legal protection of databases, SWD (2018)146 final, p. 41.
20.Study in Support of the Evaluation of Directive 96/9/EC on the legal protection of databases, Final Report, JIIP and technopolisgroup, p. 116.