In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aanhangig was, hebben de verzoekers in eerste aanleg de rechtbank gevraagd om een deskundigenverhoor te gelasten. Dit verzoek werd door de rechtbank afgewezen, waarop de verzoekers hoger beroep hebben aangetekend. Het hof heeft ambtshalve vastgesteld dat enkele verweerders worden bijgestaan door advocaten die tevens raadsheer-plaatsvervanger zijn bij het hof. Om elke schijn van partijdigheid te vermijden, heeft het hof besloten de zaak in hoger beroep te verwijzen naar het gerechtshof in Amsterdam. De procedure bij de rechtbank is verlopen volgens de beschikking van 20 augustus 2025, en het hof heeft op basis van het griffiedossier een beslissing genomen over de verwijzing. De betrokkenheid van de raadsheren-plaatsvervangers bij de zaak heeft geleid tot de conclusie dat behandeling door een ander hof gewenst is, in lijn met artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie. De beslissing om de zaak te verwijzen is genomen om te voldoen aan de eisen van een eerlijke rechtsgang, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.