ECLI:NL:GHARL:2025:6216

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
200.359.320/01 en 200.359.320/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een zaak naar een ander gerechtshof wegens betrokkenheid van raadsheren-plaatsvervangers

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aanhangig was, hebben de verzoekers in eerste aanleg de rechtbank gevraagd om een deskundigenverhoor te gelasten. Dit verzoek werd door de rechtbank afgewezen, waarop de verzoekers hoger beroep hebben aangetekend. Het hof heeft ambtshalve vastgesteld dat enkele verweerders worden bijgestaan door advocaten die tevens raadsheer-plaatsvervanger zijn bij het hof. Om elke schijn van partijdigheid te vermijden, heeft het hof besloten de zaak in hoger beroep te verwijzen naar het gerechtshof in Amsterdam. De procedure bij de rechtbank is verlopen volgens de beschikking van 20 augustus 2025, en het hof heeft op basis van het griffiedossier een beslissing genomen over de verwijzing. De betrokkenheid van de raadsheren-plaatsvervangers bij de zaak heeft geleid tot de conclusie dat behandeling door een ander hof gewenst is, in lijn met artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie. De beslissing om de zaak te verwijzen is genomen om te voldoen aan de eisen van een eerlijke rechtsgang, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummers gerechtshof 200.359.320/01 en 200.359.320/02
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 199273)
beschikking van 9 oktober 2025
in de zaak van

1.[appellant1]

die woont in [woonplaats1]
2.
[appellante2]
die woont in [woonplaats2]
3.
[appellant3]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep hebben ingesteld
hierna:
[appellanten]
vertegenwoordigd door mr. P.W.A. Stassen, advocaat in Eindhoven
tegen

1.[geïntimeerde1]

die woont in [woonplaats3]
2.
[geïntimeerde2]
die woont in [woonplaats4]
3.
[geïntimeerde3]
die woont in [woonplaats5]
4.
[geïntimeerde4]
die woont in [woonplaats6]
5.
[geïntimeerde5]
die woont in [woonplaats7]
6.
[geïntimeerde6]
die woont in [woonplaats8]
7.
[geïntimeerde7]
die woont in [woonplaats9]
8.
[geïntimeerde8]
die woont in [woonplaats10]
9.
[geïntimeerde9]
die woont in [woonplaats11]
10.
[geïntimeerde10]
die woont op een geheim adres
11.
[geïntimeerde11]
die woont in [woonplaats12]
12. de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden
die zetelt in Den Haag
13.
[geïntimeerde13]
die woont in [woonplaats13]
14.
[geïntimeerde14]
die woont in [woonplaats14]
15.
[geïntimeerde15]
die woont in [woonplaats15]
16.
[geïntimeerde16]
die woont in [woonplaats16]
17.
[geïntimeerde17]
zonder bekende woonplaats
verweerders in hoger beroep
hierna:
[geïntimeerden]

1.De procedure bij de rechtbank

1.1
Hoe de procedure bij de rechtbank is verlopen, blijkt uit de beschikking van 20 augustus 2025 van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling civiel recht, locatie Leeuwarden.

2.De procedure bij het hof

2.1
Het verloop van de procedure bij het hof blijkt uit:
- het beroepschrift tevens houdende verzoek voorlopige voorziening analoog artikel 223 Rv, ingekomen op 15 september 2025. De bodemzaak is ingeschreven onder nummer 200.359.320/01. Het verzoek voorlopige voorziening heeft nummer 200.359.320/02.
2.2
[appellanten] hebben het griffierecht van € 362 voldaan. [geïntimeerden] hebben nog geen griffierecht voldaan.
2.3
Vandaag neemt het hof op grond van het griffiedossier een beslissing over verwijzing naar een ander hof.

3.De beoordeling

3.1
Artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie bepaalt dat het gerechtshof een zaak ter verdere behandeling kan verwijzen naar een ander gerechtshof, indien naar zijn oordeel door betrokkenheid van het gerechtshof behandeling van die zaak door een ander gerechtshof gewenst is.
3.2
Uit de bestreden beschikking van 20 augustus 2025 blijkt het volgende. Verweerders in hoger beroep 1 tot en met 12 zijn in de procedure bij de rechtbank bijgestaan door (onder meer) mr. M.E.A. Möhring, advocaat in Den Haag. Verweerder in hoger beroep 16 is in de procedure bij de rechtbank bijgestaan door (onder meer) mr. W. Heemskerk, advocaat in Den Haag.
3.3
Mrs. Möhring en Heemskerk zijn raadsheer-plaatsvervanger bij dit hof. Desgevraagd hebben de mrs. Möhring en Heemskerk meegedeeld dat zij hun cliënten in deze zaak ook in hoger beroep zullen bijstaan. Dat levert echter strijd op met het beleid van het hof dat een advocaat die raadsheer-plaatsvervanger is bij dit hof niet betrokken mag zijn bij zaken van dit hof. Dit is alleen anders wanneer de president van het hof op grond van zeer bijzondere omstandigheden aan de betreffende advocaat toestemming verleent om bij de zaak betrokken te mogen blijven. De president heeft een dergelijke toestemming niet verleend. Aldus ontstaat een situatie dat een aantal verweerders in hoger beroep zal worden bijgestaan door een advocaat die tevens raadsheer-plaatsvervanger is bij dit hof. Daardoor is sprake van betrokkenheid van het hof bij de zaak waardoor behandeling van de zaak door een ander hof gewenst is. Gelet op het bepaalde in art. 6 EVRM en ter vermijding van de schijn van partijdigheid zal het hof de zaak daarom niet verder behandelen, maar ambtshalve verwijzen naar het hof in Amsterdam.

4.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
4.1
verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, ter verdere behandeling naar het gerechtshof Amsterdam.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Kuiper, S.C.P. Giesen en E.B.E.M. Rikaart-Gerard, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 9 oktober 2025.