In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een echtscheiding tussen een Italiaanse vrouw en een Nederlandse man. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland van 1 oktober 2024, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en nevenvoorzieningen werden vastgesteld. De man had op 12 juli 2024 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, waarbij hij verzocht om de echtscheiding uit te spreken en de verdeling van de gemeenschap te regelen. De vrouw heeft in eerste aanleg verstek laten gaan. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 5 september 2025 gehouden, waarbij beide partijen in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, omdat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Het hof heeft de echtscheiding bevestigd en de nevenvoorzieningen vastgesteld, waaronder de toedeling van de woning aan de man en een tijdelijk gebruiksrecht voor de vrouw. De vrouw heeft verzocht om partneralimentatie, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.