ECLI:NL:GHARL:2025:6226

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
200.352.066
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de afwijzing van een machtiging tot schenking uit het vermogen van een onder bewind gestelde moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot het verlenen van een machtiging voor een schenking uit het vermogen van een onder bewind gestelde moeder. De moeder, geboren in 1931, is weduwe en woont in een verpleeghuis. Haar vermogen is onder bewind gesteld vanwege haar geestelijke en lichamelijke toestand. De bewindvoerders, die ook haar kinderen zijn, verzochten de kantonrechter om hen een machtiging te verlenen om een schenking van € 381.000,- te doen aan haar drie kinderen. De kantonrechter wees dit verzoek af, omdat er onvoldoende bewijs was van een schenkingstraditie.

De bewindvoerders gingen in hoger beroep en stelden dat er wel degelijk sprake was van een schenkingstraditie, aangezien de moeder sinds 1984 regelmatig schenkingen aan hen had gedaan. Het hof oordeelde dat de bewindvoerders voldoende bewijs hadden geleverd van deze traditie en dat de wens van de moeder om de opbrengst van haar woning aan haar kinderen te schenken, haar rust zou teruggeven. Het hof verleende echter slechts een machtiging voor een schenking van € 351.000,-, omdat het vermogen van de moeder na de schenking minimaal € 30.000,- moest blijven, conform de aanbevelingen voor meerderjarigenbewind.

De beschikking van de kantonrechter werd vernietigd en de bewindvoerders kregen toestemming om de schenking te doen, te verdelen onder de drie kinderen. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de moeder en de betrokken partijen, waarbij het hof de goede familieverhoudingen en de financiële positie van de moeder in overweging nam.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.352.066
(zaaknummer rechtbank Gelderland BM 88700)
beschikking van 9 oktober 2025
inzake
[Verzoeker1],
wonende in [woonplaats1] ( [gemeente1] ),
verder te noemen: [bewindvoerder1] ,
en
[verzoeker2] ,
wonende in [woonplaats1] ( [gemeente1] ),
verder te noemen: [bewindvoerder2] ,
verzoekers in hoger beroep, verder gezamenlijk ook te noemen: de bewindvoerders,
advocaat: mr. M. Meijer,
en
[de moeder],
wonende in [woonplaats1] , ( [gemeente1] ),
verder te noemen: de moeder,
en
[de zoon]
wonende in [woonplaats2] ( [land1] ),
verder te noemen: [de zoon] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, afdeling toezicht, locatie Zutphen (hierna: de kantonrechter), van 18 december 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met bijlagen, bij het hof binnengekomen op 10 maart 2025.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 september 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- [bewindvoerder1] en
- [bewindvoerder2] , beiden bijgestaan door hun advocaat;
-de moeder;
- [de zoon] .
2.3
De advocaat heeft schriftelijke spreekaantekeningen overgelegd.

3.De feiten

3.1
De moeder, geboren [in] 1931, is weduwe van [de overleden vader] , die is overleden [in] 1984.
Bij beschikking van 18 april 2024 zijn de goederen van de moeder ‘wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand’ onder bewind gesteld, waarbij [bewindvoerder1] en [bewindvoerder2] gezamenlijk zijn benoemd tot bewindvoerders. De moeder woont in een verpleeghuis. Haar woning is [in] 2024 verkocht voor € 387.500,-. Er was geen hypotheekschuld.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 10 november 2024, hebben de bewindvoerders de kantonrechter verzocht om hen een machtiging te verlenen om van het vermogen van de moeder een totaalbedrag van € 381.000,- als schenking te verdelen onder haar drie kinderen, te weten de twee bewindvoerders en [de zoon] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het in 3.2 genoemde verzoek afgewezen.
4.2
De bewindvoerders zijn in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoeken het hof die beschikking te vernietigen en hun in 3.2 genoemde verzoek alsnog toe te wijzen dan wel een beslissing te nemen die het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing

De standpunten van de verzoekers
5.1
De bewindvoerders kunnen zich niet verenigen met de beschikking van de kantonrechter. Zij stellen dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat onvoldoende is aangetoond dat er sprake is van een schenkingstraditie. Volgens de bewindvoerders heeft hun moeder vanaf 1984 jaarlijks schenkingen aan hen gedaan, waarin wel degelijk een schenkingstraditie kan worden gezien.
Indien het hof toch van oordeel is dat er geen schenkingstraditie bestaat, dan is er volgens de bewindvoerders in ieder geval sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan hun verzoek kan worden toegewezen. De afwijzende beschikking van de kantonrechter heeft bij de moeder onrust veroorzaakt. Haar wens is om de opbrengst van de woning op dit moment al aan haar drie kinderen te schenken, zodat haar rust in dat opzicht zal terugkeren en haar leefomgeving zal verbeteren.
Volgens de bewindvoerders is het niet hun bedoeling om met de schenkingen te bewerkstelligen dat het vermogen van de moeder wordt verlaagd om de door haar verschuldigde eigen bijdrage aan het CAK te verlagen of anderszins sociale regelgeving te frustreren of ontduiken, zoals de kantonrechter heeft overwogen.
Wat staat in de wet?
5.2
Op grond van artikel 1:441 lid 2 onder a van het Burgerlijk Wetboek heeft de bewindvoerder, tenzij het een gewone beheersdaad betreft, voor het beschikken over een onder bewind staand goed de toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat is of weigerachtig is, machtiging van de kantonrechter nodig. Schenken is een beschikkingsdaad waarvoor de bewindvoerder toestemming behoeft.
Wat staat in de ‘Aanbevelingen meerderjarigenbewind’?
5.3
Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige wordt gebruik gemaakt van de ‘Aanbevelingen Meerderjarigenbewind, Curatele en Mentorschap’ (hierna te noemen: de aanbevelingen), zoals deze door het Landelijk Overleg Vakinhoud Toezicht (LOVT), voor het laatst op 3 april 2025, met het oog op de gewenste uniformering in de rechtstoepassing binnen de bewindspraktijk, zijn vastgesteld. Volgens deze aanbevelingen zal een door de bewindvoerder ingediend verzoek om te worden gemachtigd tot het doen van een schenking namens een rechthebbende die zijn of haar wil niet kan bepalen, als hoofdregel worden afgewezen indien er geen schenkingstraditie wordt aangetoond. In bijzondere, door de bewindvoerder aan te voeren, omstandigheden kan daarvan worden afgeweken, bijvoorbeeld indien de schenking de leefomgeving van de rechthebbende verbetert. Verder wordt een schenking in beginsel, ook als er sprake is van een schenkingstraditie, niet toegestaan indien het liquide vermogen van de rechthebbende door de schenking minder dan € 30.000,- komt te bedragen.
Wat oordeelt het hof?
5.4
Uit de stukken en wat tijdens de zitting is gezegd is het volgende gebleken. De moeder is in 2022 na een heupbreuk in een zorginstelling in [woonplaats3] opgenomen. Vervolgens is zij van daaruit verhuisd naar een zorginstelling in [woonplaats1] , waar zij nu nog verblijft. Zij is niet meer in staat om zelfstandig te wonen. In 2024 zijn, met het oog op de verkoop van haar woning, haar goederen onder bewind gesteld. Niet in geschil is dat de moeder niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen.
5.5
Het hof is, anders dan de kantonrechter, van oordeel dat de bewindvoerders voldoende hebben aangetoond dat binnen de familie sprake is van een schenkingstraditie. Volgens de verklaringen van de bewindvoerders heeft de moeder hun vader, voordat hij in 1984 overleed, beloofd om goed voor de kinderen te zorgen, heeft de moeder sindsdien regelmatig bedragen aan de kinderen – en later ook aan de schoondochters en (achter)kleinkinderen – geschonken en bedroegen die schenkingen vanaf 2019 in totaal € 12.550,- per jaar.
Uit de overgelegde stukken kan weliswaar niet worden opgemaakt dat al sinds 1984 schenkingen door de moeder worden gedaan, maar wel dat de afgelopen jaren aanzienlijke bedragen zijn geschonken. De onderbouwingen van de overboekingen en (contante) opnamen die de bewindvoerders hebben overgelegd, gaan terug tot 2019. Het hof ziet daarin bovendien een zodanige regelmaat, dat van een traditie kan worden gesproken.
Dat genoemde schenkingen van een geringere omvang waren dan de voorgenomen schenkingen waarvoor nu vervangende toestemming wordt verzocht, is verklaarbaar aangezien nu de opbrengst van de woning van de moeder beschikbaar is.
5.6
Het hof ziet aanleiding om een machtiging te verlenen om van de verkoopopbrengst van de woning van de moeder een groot deel aan haar drie kinderen te schenken. Tijdens de zitting, waar ook de moeder zelf aanwezig was, heeft [de zoon] de verklaring van de bewindvoerders, dat het de wens is van hun moeder om de verkoopopbrengst van de woning direct en dus nog voor haar overlijden te verdelen onder haar drie kinderen, bevestigd. Het hof acht voldoende aannemelijk dat de familieverhoudingen goed zijn en dat de schenking de financiële positie van de moeder niet in gevaar zal brengen. Mr. Meijer heeft namens de bewindvoerders tijdens de zitting stukken overgelegd, waaruit blijkt dat de moeder, na aftrek van de eigen bijdrage aan het CAK (Centraal Administratie Kantoor) voor de ontvangen zorg in de instelling, maandelijks nog voldoende zak- en kleedgeld tot haar beschikking heeft. Niet gesteld of gebleken is dat het uitgavenpatroon van de moeder in de toekomst zal wijzigen.
5.7
Het hof ziet echter wel aanleiding om de machtiging te verlenen voor een lager bedrag dan is verzocht. De bewindvoerders hebben verklaard dat na een schenking van € 381.000,- het vermogen van de moeder nu nog ongeveer € 30.000,- zal bedragen en over vijf jaar, uitgaande van een levensverwachting van de moeder van 98 jaar, nog ruim € 35.000,-. De bewindvoerders hebben echter geen bewijsstukken in het geding gebracht over de huidige vermogenspositie van de moeder. Het hof is van oordeel dat haar vermogen na de schenking in ieder geval minimaal € 30.000,- moet bedragen, zoals ook in de hiervoor in 5.3 genoemde aanbevelingen is bepaald. Daarmee rekening houdende, zal het hof aan de bewindvoerders een machtiging verlenen tot het doen van een schenking van € 351.000,-, te verdelen voor gelijke delen onder de drie broers.
5.8
Gelet op al het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen zoals hierna volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, afdeling Toezicht, locatie Zutphen, van 18 december 2024 en opnieuw beschikkende:
verleent de bewindvoerders een machtiging tot het doen van een schenking van in totaal € 351.000,- uit het vermogen van de moeder, te verdelen voor gelijke delen onder:
[bewindvoerder1] , [bewindvoerder2] en [de zoon] ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, R. Feunekes en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 9 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.