Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
Bij beschikking van 18 april 2024 zijn de goederen van de moeder ‘wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand’ onder bewind gesteld, waarbij [bewindvoerder1] en [bewindvoerder2] gezamenlijk zijn benoemd tot bewindvoerders. De moeder woont in een verpleeghuis. Haar woning is [in] 2024 verkocht voor € 387.500,-. Er was geen hypotheekschuld.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Uit de overgelegde stukken kan weliswaar niet worden opgemaakt dat al sinds 1984 schenkingen door de moeder worden gedaan, maar wel dat de afgelopen jaren aanzienlijke bedragen zijn geschonken. De onderbouwingen van de overboekingen en (contante) opnamen die de bewindvoerders hebben overgelegd, gaan terug tot 2019. Het hof ziet daarin bovendien een zodanige regelmaat, dat van een traditie kan worden gesproken.
Dat genoemde schenkingen van een geringere omvang waren dan de voorgenomen schenkingen waarvoor nu vervangende toestemming wordt verzocht, is verklaarbaar aangezien nu de opbrengst van de woning van de moeder beschikbaar is.