Uitspraak
1.[appellant1] ,
2. [appellante2] ,
3. [appellant3] ,
4. [appellante4] ,
5. [appellant5] ,
6. [appellant6] ,
7. [appellant7] ,
8. [appellant8] ,
,
9. [appellant9] ,
10. [appellant10] ,
11. [appellant11] ,
en die bij de rechtbank optraden als eisers,
)
,
2. [geïntimeerde2] ,
,
3. [geïntimeerde3] ,
4. [geïntimeerde4] ,
5. [geïntimeerde5] ,
6. [geïntimeerde6] ,
7. de maatschap [geïntimeerde7]
8. [geïntimeerde8] ,
9. [geïntimeerde9] ,
10. [geïntimeerde10] ,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
12. [geïntimeerde12] ,
13. de vennootschap onder firma [geïntimeerde13] V.O.F.,
14. [geïntimeerde14] ,
15. [geïntimeerde15] ,
16. [geïntimeerde16] ,
17. [geïntimeerde17] ,
.
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
I. te verklaren voor recht dat gedaagden ( [geïntimeerden] .
toevoeging hof) gehouden zijn om eisers ( [appellanten] ,
toevoeging hof) op grond van artikel 12.c. van de in 1999 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst naar verhouding van ieders belang of participatie schadeloos te stellen (…),
toevoeging hof);
IV. bij het nalaten te voldoen aan de veroordelingen onder II. en III. een dwangsom te betalen van € 2.000,- per dag voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 1.000.000,-;
toevoeging hof) ontvangen saneringsvergoeding als schadeloosstelling toekomt;
3.Het oordeel van het hof
4.De feiten
4.3 In de Overeenkomst is onder meer bepaald dat [geïntimeerden] zeven windmolens zullen realiseren aan de oostzijde van de [naam1] . Dit is een poldersloot tussen de [adres1] en de [adres2] in de gemeente Dronten. In de Overeenkomst zijn [appellanten] aangeduid als ‘de belanghebbenden’ en ‘ondergetekenden sub B’ en [geïntimeerden] als ‘de projectgroep’ en ‘ondergetekenden sub A’.
- dat ieder der ondergetekenden sub A. (…) voornemens is om voor eigen rekening en risico één of meer windmolens te exploiteren(…)
- (…)
- dat de overheid slechts één lijnopstelling (…) toestaat, waardoor de mede-ondergetekenden sub B. genoemd, noch gezamenlijk noch ieder van hen afzonderlijk mogelijkheden hebben om een zelfde project aan genoemde tocht te realiseren en te exploiteren, zoals de projectgroep wel kan realiseren
- dat de projectgroep bereid is mede-ondergetekenden sub B. voor hun medewerking een vergoeding te betalen;
- (…).
(…)
12a. Ieder der ondergetekenden sub A. (…) is te allen tijde op ieder door hem/haar gewenst moment gerechtigd en bevoegd de productie van stroom met behulp van zijn windmolen(s) in het onderhavige windmolenproject voorgoed te beëindigen, zonder dat uit deze definitieve beëindiging enige verplichting tot schadevergoeding hoe ook genaamd kan voortvloeien jegens de belanghebbenden of één van hen.
12b. Als gevolg van een dergelijke definitieve beëindiging van stroomproductie als hiervoor onder 12a. bedoeld, eindigt op datzelfde moment tevens de betalingsverplichting van de desbetreffende producent jegens de belanghebbenden.
12d. Indien de stroomproductie door de projectgroep geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd en voortzetting door oprichting van molens c.q. andere vormen van grondgebonden energieopwekking mogelijk is, hebben de eigenaren/erfpachter/pachter van gronden aan beide zijden van de [naam1] evenveel rechten op realisatie van die plannen. Bij gedeeltelijke stopzetting behoudt de projectgroep voor de resterende molens haar rechten.
5.5. De beoordeling
Voor het antwoord op de vraag hoe in een schriftelijke stuk de verhouding tussen partijen is geregeld komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dienaanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. [1] Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Dit betekent onder meer dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift echter vaak wel van groot belang. [2] Voor een taalkundige/grammaticale uitleg bestaat eerder aanleiding indien het een zuiver commerciële transactie betreft tussen professionele partijen. [3] Ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval niettemin meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dienaanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [4] De partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van een bepaalde uitleg van een overeenkomst draagt op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast van de feiten en omstandigheden die de door haar bepleite uitleg ondersteunen. Overigens heeft het vorenstaande mutatis mutandis ook te gelden voor (uitlatingen in verband met) een mondeling gesloten overeenkomst.