ECLI:NL:GHARL:2025:6324

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
200.352.835
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgangsregeling na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezags- en omgangsregeling van twee minderjarige kinderen, geboren in 2016 en 2017, na de echtscheiding van hun ouders. De rechtbank Midden-Nederland had op 24 december 2024 bepaald dat de moeder alleen het gezag over de kinderen zou hebben en een omgangsregeling had vastgesteld waarbij de kinderen eenmaal per maand onder begeleiding van de moeder omgang met de vader hadden. De vader was het niet eens met deze beslissing en verzocht het hof om het gezag gezamenlijk te delen en een andere zorgregeling vast te stellen. Het hof heeft de argumenten van beide ouders gehoord, evenals het advies van de raad voor de kinderbescherming, die adviseerde om de beslissing van de rechtbank in stand te laten. Het hof concludeerde dat de negatieve dynamiek tussen de ouders en het gebrek aan samenwerking hen belette om gezamenlijk gezag uit te oefenen. De moeder werd in haar verzoek om alleen het gezag te behouden gesteund door het hof, dat ook de bestaande omgangsregeling handhaafde. Het hof benadrukte dat de kinderen momenteel meer rust ervaren en dat het aan de vader is om stappen te zetten voor een betere relatie met de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.352.835
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 545060
beschikking van 14 oktober 2025
in de zaak van
[appellant](de vader)
die woont in [woonplaats1]
advocaat tot 26 mei 2025: mr. W.H.J.W. de Brouwer
en
[geïntimeerde](de moeder)
die woont in [woonplaats2]
advocaat: mr. J.I. Dierkx

1.Samenvatting

De rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft op 24 december 2024 bepaald dat de moeder alleen het gezag over de kinderen heeft. Daarnaast heeft de rechtbank een omgangsregeling vastgesteld. De kinderen hebben een keer per maand omgang met de vader, onder begeleiding van de moeder. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [minderjarige1] , geboren [in] 2016, en
  • [minderjarige2] , geboren [in] 2017.
2.2.
Op 7 juli 2023 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken. De ouders hadden tot de beslissing van 24 december 2024 samen het gezag over de kinderen.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1.
De moeder heeft de rechtbank, in het kader van de echtscheidingsprocedure, verzocht om haar alleen het gezag over de kinderen te laten hebben. Daarnaast heeft zij de rechtbank verzocht om de vader omgang met de kinderen te ontzeggen of de omgang in een omgangshuis te laten plaatsvinden.
3.2.
Op 21 december 2023 heeft de rechtbank een definitieve beslissing aangehouden en de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) verzocht om onderzoek te doen.
3.3.
Op 24 december 2024 heeft de rechtbank bepaald dat de moeder alleen het gezag over [minderjarige1] en [minderjarige2] heeft. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat [minderjarige1] en [minderjarige2] een keer per maand onder begeleiding van de moeder omgang met de vader hebben, op een door de moeder aan te wijzen locatie.
3.4.
De rechtbank heeft bepaald dat de beslissing mag worden uitgevoerd, ook al is hoger beroep ingesteld (dat heet: uitvoerbaar bij voorraad).

4.De procedure bij het hof

4.1.
De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank en komt daarvan in hoger beroep. Hij wil dat het hof de beslissing van de rechtbank ongedaan maakt.
De vader verzoekt het hof om te bepalen dat de ouders samen het gezag over [minderjarige1] en [minderjarige2] hebben. Daarnaast verzoekt de vader het hof om de volgende zorgregeling tussen hem en de kinderen vast te stellen:
  • eenmaal in de veertien dagen, van vrijdag na school tot maandag naar school;
  • in de weken dat de kinderen niet bij de vader zijn: van woensdagmiddag tot donderdagavond;
  • de helft van de vakanties en feestdagen.
4.2.
De moeder voert verweer. Zij wil dat het hof de beslissing van de rechtbank in stand laat.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift, ingekomen op 21 maart 2025;
  • het verweerschrift;
  • de brief van de moeder van 28 mei 2025;
  • het bericht van de moeder van 3 september 2025, met producties.
4.4.
[minderjarige1] en [minderjarige2] hebben een uitnodiging gekregen voor een kindgesprek met een van de raadsheren van het hof. In de brief van 28 mei 2025 heeft de moeder laten weten dat de kinderen niet naar het kindgesprek willen komen.
4.5.
De zitting bij het hof was op 16 september 2025. Aanwezig waren:
  • de vader;
  • de moeder, met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (de raad).

5.Het oordeel van het hof

Wat in de wet staat
Gezag
5.1.
Uit artikel 1:251a lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter het gezag van een ouder kan beëindigen als zij vindt dat er een risico is dat het kind klem en verloren raakt tussen de ouders en de rechter niet verwacht dat hierin binnenkort verbetering komt, of als dit in het belang van het kind noodzakelijk is.
Omgangsregeling
5.2.
Uit artikel 1:377a BW volgt dat de rechter op verzoek van een ouder een omgangsregeling kan vaststellen of de omgang kan ontzeggen.
De standpunten van de vader en de moeder
5.3.
De vader voert aan dat hij sinds de beslissing van de rechtbank zijn situatie aanzienlijk heeft verbeterd. Hij heeft een woning gekocht, waarmee hij aantoont financieel stabiel te zijn en een veilige leefomgeving voor de kinderen te kunnen bieden. Veilig Thuis is niet betrokken en er zijn geen zorgen over de thuissituatie bij de vader. Volgens de vader is hij bereid om samen te werken met de moeder en is hij actief op zoek naar een oplossing waarbij beide ouders een rol kunnen blijven spelen in het leven van de kinderen.
5.4.
De moeder voert aan dat de vader niet heeft aangetoond dat bij hem sprake is van een veilige en comfortabele woonomgeving. De vader heeft ook niet aangetoond dat hij een hulpverleningstraject is gestart om meer aansluiting te vinden bij de behoefte van de kinderen. Volgens de moeder toont de vader geen interesse in de kinderen. Hij woont geen enkele ouderavond van school bij en informeert niet zelf bij de school hoe het met de voortgang van [minderjarige1] en [minderjarige2] gaat. Het is telkens de moeder die de vader hierover informeert.
Het advies van de raad
5.5.
De raad adviseert het hof om de verzoeken van de vader in hoger beroep af te wijzen, zodat de moeder alleen het gezag over de kinderen heeft en de omgangsregeling in stand blijft. Op dit moment ziet de raad geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat de ouders samen beslissingen over de kinderen kunnen nemen. In het raadsrapport van 12 juni 2024 is aan de ouders geadviseerd om een hulpverleningstraject te starten. Dat hebben de ouders niet gedaan. Tussen de ouders is nog te veel wantrouwen om de dialoog te kunnen aangaan.
Het oordeel van het hof
5.6.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de moeder alleen het gezag over de kinderen moet hebben. Het hof is het ook eens met de omgangsregeling, zoals door de rechtbank is vastgesteld. Het hof sluit zich aan bij de motivering van de rechtbank en neemt die motivering over. Daarom zal het hof de beslissing van de rechtbank bekrachtigen. Het hof voegt hier nog het volgende aan toe.
5.7.
Zoals de rechtbank heeft overwogen bestaat tussen de ouders een negatieve dynamiek, waar zij niet uit lijken te komen. Uit het raadsrapport van 11 juni 2024 blijkt dat [minderjarige1] en [minderjarige2] hier last van hebben. Ze durven zich niet volledig te uiten en zijn bezorgd over de mogelijke consequenties van hun uitspraken. De raad heeft hierover zorgen geuit, omdat dit negatieve gevolgen kan hebben voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige1] en [minderjarige2] . In het raadsrapport is aan de ouders een duidelijke instructie gegeven. Zo hebben beide ouders het advies gekregen om een Parallel Ouderschapstraject te volgen om zich te richten op hun eigen aandeel in de opvoeding van de kinderen en te werken aan hun manier van overleg.
5.8.
Inmiddels lijkt het beter te gaan met [minderjarige1] en [minderjarige2] . Zij volgen vaktherapie en op school gaat het goed. De situatie tussen de vader en moeder is echter niet veranderd. De negatieve dynamiek tussen de ouders bestaat nog steeds en zij blijven elkaar diskwalificeren in hun rol als ouder. De ouders hebben de aanwijzingen van de raad niet opgevolgd. Het Parallel Ouderschapstraject is niet van de grond gekomen en beide ouders hebben geen individuele hulpverlening gezocht. Zowel de vader als de moeder heeft daarin geen initiatief genomen. Daarbij heerst tussen de ouders een gevoel van wantrouwen. Tijdens de zitting is gebleken dat dit wantrouwen wordt gevoed door het gebrek aan overleg. Zo is tot de zitting voor de moeder onduidelijk gebleven waar vader woont. Tijdens de zitting heeft de vader op aandringen van de voorzitter zijn adres bekend gemaakt en verklaard dat hij niet eerder de noodzaak voelde om zijn adres aan de moeder bekend te maken. Deze houding toont een gebrek aan inzicht van de vader in zijn aandeel in het moeizame overleg. Hierdoor ziet het hof geen basis voor een gezamenlijke uitoefening van het gezag door de ouders. In het verleden hebben [minderjarige1] en [minderjarige2] klem gezeten tussen de ouders. Nu geen verbetering is gekomen in het contact en het overleg tussen de ouders, is het hof van oordeel dat een gezamenlijke uitoefening van het gezag opnieuw zal leiden tot een situatie waarin de kinderen klem komen te zitten. Het hof zal daarom bepalen dat alleen de moeder het gezag over de kinderen heeft.
5.9.
Volgens beide ouders verloopt de huidige omgangsregeling goed. Bij [minderjarige1] en [minderjarige2] is meer rust ontstaan. De kinderen hebben bij de therapeut laten weten dat zij de huidige omgangregeling voldoende vinden. Het hof zal daarom de huidige omgangsregeling in stand laten. Op termijn kan worden toegewerkt naar omgangsmomenten zonder begeleiding van de moeder. Het is aan de vader om stappen te zetten om met hulpverlening meer aansluiting bij de kinderen te kunnen vinden en zich actief op te stellen in het contact met de kinderen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 24 december 2024;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, S. Kuijpers en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door mr. T.F. de Ruiter als griffier en is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.