Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep inclusief grieven en een incidentele vordering op grond van artikel 351 Rv;
- de conclusie van antwoord in het incident.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarin een deel van haar vorderingen en een deel van de vorderingen van [geïntimeerde] zijn toegewezen. De rechtbank heeft [appellante] veroordeeld tot betaling van € 59.705,05 aan [geïntimeerde] en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [appellante] heeft een incidentele vordering ingesteld op grond van artikel 351 Rv, waarin zij verzoekt om schorsing van de uitvoerbaarheid van het vonnis. Het hof heeft de incidentele vordering afgewezen, omdat niet is gebleken van een kennelijke misslag in het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft overwogen dat het belang van [geïntimeerde] bij de uitvoerbaarheid van het vonnis zwaarder weegt dan het belang van [appellante] bij schorsing. [appellante] heeft niet voldoende onderbouwd dat zij in een (financiële) noodsituatie verkeert. Het hof heeft de proceskosten van het incident voor [geïntimeerde] toegewezen en de hoofdzaak in de stand waarin deze zich bevindt voortgezet.