ECLI:NL:GHARL:2025:6392

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
21-003357-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van vee uit de weide met dierenactivistisch oogpunt

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van diefstal van kalfjes uit een weide. De verdachte heeft de kalfjes meegenomen uit een dierenactivistisch oogpunt. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, die kan worden omgezet in 40 dagen hechtenis, en heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd met een proeftijd van drie jaar. Het hof oordeelt dat de verdachte zijn activisme binnen de grenzen van de wet moet uitvoeren en dat zijn handelen gevoelens van onrust en onveiligheid bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, waarvan één voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de kosten voor camera's niet als rechtstreeks gevolg van de diefstal kunnen worden aangemerkt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003357-24
Uitspraakdatum: 15 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 2 augustus 2024 met parketnummer 18-061687-24 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 oktober 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.J.K. van der Meer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De politierechter heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 491,91, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De politierechter heeft de vordering voor het overige afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring, een andere strafoplegging en een andere beslissing op de vordering van de benadeelde partij komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 februari 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente] , uit een weide en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, kalveren en (melk)emmers, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 februari 2024 te [plaats] , gemeente [gemeente] , uit een weide, gelegen aan [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, kalveren die aan een ander toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal van vee uit de weide.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De politierechter heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Ter terechtzitting van het hof heeft de advocaat-generaal gevorderd het vonnis van de politierechter te bevestigen. De raadsvrouw heeft verzocht verdachte een taakstraf op te leggen.
Het hof overweegt als volgt.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van twee kalfjes uit de weide van het slachtoffer, waar deze kalfjes in een zogenaamde iglo stonden. Verdachte heeft de kalfjes in de nacht meegenomen in zijn auto en had de bedoeling deze dieren naar een opvang te brengen, uit een dierenactivistisch oogpunt. Hoewel verdachte uit een nobele overtuiging handelt en hij het zijn levensmissie heeft gemaakt om op te komen voor dierenrechten, dient hij zijn activisme binnen de grenzen van de wet uit te voeren. Verdachte heeft dat niet gedaan en heeft laten zien weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Met zijn handelen heeft hij gevoelens van onrust en onveiligheid bij het slachtoffer veroorzaakt.
Het hof heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 augustus 2025. Hieruit blijkt dat verdachte al meerdere malen onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten, waaronder ook vermogensdelicten en feiten die samenhangen met zijn activisme voor dierenrechten.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangevoerd zijn activisme in de toekomst binnen de grenzen van de wet te willen uitvoeren. Om dat te kunnen bewerkstelligen heeft hij onder meer Kalfjes in Beeld en Stichting Konijn in Nood opgericht. Verdachte heeft laten weten dat hij met deze organisaties op legale wijze strijdt voor dierenwelzijn. Het hof ziet mede daarin aanleiding om verdachte voor het onderhavig feit te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 80 uur, te vervangen voor 40 dagen hechtenis. Het hof acht daarbij een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaar passend en geboden. Op deze wijze heeft verdachte de kans om zijn dierenactivisme uit te voeren op een wijze die past binnen de grenzen die de maatschappij heeft gesteld en heeft hij tevens een flinke stok achter de deur die hem ervan dient te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 594,00. De vordering ziet op een vergoeding voor het installeren van camera’s die de benadeelde partij heeft aangeschaft na de diefstal, ter beveiliging van de dieren. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 491,91. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel, gelet op de beperkte onderbouwing van het verzoek, dat de kosten voor aanschaf van camera’s niet zijn aan te merken als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. L. Pieters, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. M.E. de Boer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier,
en op 15 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.