ECLI:NL:GHARL:2025:6492

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
21 oktober 2025
Zaaknummer
200.353.099/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake zorgregeling en raadsonderzoek in een ouderschapsconflict

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een verzoek van de vader om een zorgregeling vast te stellen voor zijn dochter, [minderjarige], die bij de moeder woont. De vader heeft in eerste aanleg verzocht om een regeling waarbij [minderjarige] om de veertien dagen op zaterdag en zondag bij hem verblijft. De moeder heeft verweer gevoerd en de rechtbank heeft in een eerdere beschikking de verzoeken van de vader afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 september 2025 zijn beide ouders, hun advocaten en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming aanwezig geweest. De raad heeft zorgen geuit over de ontwikkeling van [minderjarige] en heeft aangeboden een raadsonderzoek uit te voeren. Het hof heeft besloten om dit raadsonderzoek te gelasten, waarbij ook de culturele verschillen tussen de ouders in overweging worden genomen. De behandeling van de zaak is aangehouden tot na het rapport van de raad, dat uiterlijk op 4 mei 2026 moet worden ingediend. Het hof heeft de ouders op de wachtlijst voor het raadsonderzoek geplaatst en zal de zaak voortzetten na ontvangst van het rapport.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.353.099
(zaaknummer rechtbank Overijssel 314344)
beschikking van 21 oktober 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.J.W. Bovenmars-Wilmink,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.M. Elfrink.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 23 mei 2024 en 24 januari 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 24 januari 2025 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 april 2025;
  • het verweerschrift.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 september 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk,
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [minderjarige] , geboren [in] 2022. De vader heeft [minderjarige] erkend. [minderjarige] woont bij de moeder.
3.2
De ouders zijn samen belast met het gezag over [minderjarige] .
3.3
De vader heeft de rechtbank in eerste aanleg verzocht:
  • een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] eens per veertien dagen op zaterdagmiddag tot 18.00 uur en op zondagmiddag tot 18.00 uur bij de vader verblijft, alsmede dat de vader [minderjarige] eenmaal per twee weken na zijn werk op woensdag of donderdag ophaalt en ongeveer 45 minuten met haar doorbrengt dan wel een regeling vast te stellen als de rechtbank juist oordeelt;
  • te bepalen dat - wanneer de vader over zelfstandige woonruimte beschikt - partijen onder regie van de hulpverlening de zorg- en contactregeling in de onderling overleg uitbreiden, waarbij wordt toegewerkt naar omgang tussen [minderjarige] en de vader van een weekend per twee weken van vrijdag tot en met zondag en een verdeling van de vakanties en bijzondere dagen.
3.4
De moeder heeft in eerste aanleg verweer gevoerd. De moeder heeft de rechtbank gevraagd om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel deze verzoeken af te wijzen.
3.5
Bij tussenbeschikking van 23 mei 2024 heeft de rechtbank de ouders in de gelegenheid gesteld om zich te wenden tot het project BOR van Humanitas en zich door medewerkers van dit project te laten begeleiden bij de zorgregeling. De rechtbank heeft verder iedere beslissing aangehouden.
3.6
In de bestreden beschikking is ten aanzien van het traject bij BOR het volgende te lezen:

Uit het schrijven van BOR blijkt dat er vanaf juli wekelijks begeleide omgangsmomenten zijn geweest tussen [minderjarige] en vader, van in totaal vijf keer. Tijdens de omgangsmomenten spelen vader en [minderjarige] leuk met elkaar, maar er zijn ook momenten dat vader de signalen van [minderjarige] niet opmerkt en/of oppakt. De BOR vrijwilliger heeft op die momenten hardop benoemt wat [minderjarige] wel of niet leuk vindt. Vader pakt dit dan niet tot nauwelijks op. In dergelijke situaties gaat [minderjarige] uit contact met vader en zoekt dan de BOR vrijwilliger op. BOR heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet het passende aanbod kunnen bieden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de vader afgewezen.
4.2
De vader is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof om die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, zijn verzoeken alsnog toe te wijzen, inhoudende:
  • een zorgregeling vast te leggen waarbij [minderjarige] eens per veertien dagen op zaterdagmiddag tot 18.00 uur en op zondagmiddag tot 18.00 uur bij de vader verblijft, alsmede dat de vader [minderjarige] eenmaal per twee weken na zijn werk op woensdag of donderdag ophaalt en ongeveer 45 minuten met haar doorbrengt dan wel een regeling vast te stellen als de rechtbank juist oordeelt;
  • te bepalen dat - wanneer de vader over zelfstandige woonruimte beschikt - partijen onder regie van de hulpverlening de zorg- en contactregeling in de onderling overleg uitbreiden, waarbij wordt toegewerkt naar omgang tussen [minderjarige] en de vader van een weekend per twee weken van vrijdag tot en met zondag en een verdeling van de vakanties en bijzondere dagen,
kosten rechtens.
4.3
De moeder voert verweer. De moeder vraagt het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel deze verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder meer een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, BW een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben omvatten
5.2
In artikel 1:377 lid 3 BW staat dat de rechter het recht op omgang slechts ontzegt indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
5.3
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling verteld dat het niet goed gaat met [minderjarige] . [minderjarige] krijgt wekelijks therapie. Daarnaast zal speltherapie worden gestart, omdat [minderjarige] trauma’s heeft. Het gedrag van [minderjarige] is volgens de moeder erg veranderd sinds de begeleide omgang met de vader. [minderjarige] is bang dat de moeder haar in de steek zal laten en zij slaat en stompt de moeder. Volgens de moeder heeft [minderjarige] tegen haar gezegd dat de vader haar tijdens de begeleide omgang heeft geslagen en geschopt toen de begeleidster even weg was. De moeder heeft verder gezegd dat [minderjarige] blijft herhalen dat zij absoluut niet naar de vader toe wil.
5.4
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij [minderjarige] mist en haar graag weer wil zien. De vader betwist dat er sprake is geweest van fysiek geweld tijdens de omgang. Hij heeft [minderjarige] juist omhelsd en toen legde [minderjarige] haar hoofd op zijn schouder. De begeleidster van de omgang heeft volgens de vader ook gezegd dat [minderjarige] hem had gemist. De vader vindt dat bij begeleide omgang ook rekening moet worden gehouden met zijn cultuur, want die is anders dan de Nederlandse cultuur.
5.5
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard ernstige zorgen te hebben over de ontwikkeling van de nog maar driejarige [minderjarige] . In dat kader heeft de raad benadrukt dat het heel zorgelijk is dat een kindje op deze leeftijd al weet van de zitting en de rechtszaak. De raad heeft verder verklaard dat er uit de stukken en tijdens de zitting onvoldoende duidelijk wordt wat betreft de omgang het meest in het belang van [minderjarige] is. Er moet daarom worden onderzocht of er mogelijkheden zijn om het contact tussen de vader en [minderjarige] te herstellen. De raad heeft vervolgens aangeboden een raadsonderzoek uit te voeren.
5.6
Na het advies van de raad heeft de vader ingestemd met een raadsonderzoek. De moeder heeft bezwaren tegen een raadsonderzoek, zeker ook gelet op het advies van de raad tijdens de eerdere zitting dat het eerst beter moet gaan met [minderjarige] voordat er volgende stappen, zoals een raadsonderzoek, gezet kunnen worden. De moeder heeft zich, na raadpleging van haar advocaat, wel neergelegd bij een raadsonderzoek. Daarop heeft het hof partijen tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat er een raadsonderzoek zal worden gelast.
5.7
Het hof zal de behandeling van het verzoek in hoger beroep aanhouden en de raad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van contactherstel tussen de vader en [minderjarige] en de draagkracht van [minderjarige] hierin. Het hof verzoekt de raad in het onderzoek ook de culturele verschillen tussen de vader en de moeder te betrekken en te adviseren welke hulpverlening of begeleiding bij (een eventueel) contact tussen de vader en [minderjarige] noodzakelijk is. Het hof zal de raad verzoeken om over het verloop van een en ander te rapporteren.
5.8
De raadsvertegenwoordiger heeft tijdens de mondelinge behandeling nog verklaard dat de wachtlijst voor een raadsonderzoek op dit moment ongeveer vier maanden is en dat de ouders meteen op de wachtlijst zullen worden geplaatst. Het hof zal de behandeling van het verzoek in hoger beroep om die reden zeven maanden, gerekend vanaf de mondelinge behandeling op 23 september 2025, aanhouden.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
verzoekt de raad onderzoek te (doen) instellen als hiervoor onder 5.8 omschreven en daarover uiterlijk op
4 mei 2026te rapporteren;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van het rapport van de raad te bepalen datum, voor welke datum partijen en de raad zullen worden opgeroepen;
bepaalt dat het onderzoek door de raad zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. R. Feunekes;
bepaalt dat de raad zich voor vragen of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat partijen hun inlichtingen en verzoeken dienen te richten aan de raadsheer-commissaris;
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 21 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.