ECLI:NL:GHARL:2025:6536

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
22 oktober 2025
Zaaknummer
21-004673-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen plegen van diefstal van aanhangwagens met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het meermalen plegen van diefstal van aanhangwagens. De politierechter had de verdachte op 24 oktober 2024 al veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting op 7 oktober 2025 heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht. De advocaat-generaal heeft vrijspraak gevorderd voor het eerste tenlastegelegde feit en veroordeling voor het tweede feit. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal van twee aanhangwagens, gepleegd op 8 november 2023 en 17 december 2023. Het hof heeft het bewijs dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd als wettig en overtuigend beschouwd. De verdachte heeft geen aannemelijk alternatief scenario kunnen bieden voor zijn betrokkenheid bij de diefstallen. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet kon worden vastgesteld of de schade daadwerkelijk was geleden. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de uitspraak gedaan in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004673-24
Uitspraakdatum: 21 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, van 24 oktober 2024 met het parketnummer 18-106845-24 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 oktober 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde en veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf van één dag, alsmede een taakstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. B. van Elst, naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 primair en 3 subsidiair is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte derhalve niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 24 oktober 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. Daarnaast heeft de politierechter de benadeelde partijen [benadeelde partij] en [benadeelde partij] in de vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 december 2023 te [gemeente] een aanhangwagen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 8 november 2023 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een aanhangwagen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat uit de getuigenverklaringen blijkt dat de aanhanger op 17 december 2023 al achter de auto van de verdachte stond bij terugkomst thuis. Dat er discrepanties tussen de getuigenverklaringen bestaan met betrekking tot het tijdstip, gelet op het plaatsvinden van de verhoren anderhalf jaar na de tenlastegelegde datum, doet daar niet aan af. Tevens blijkt uit de getuigenverklaringen en de stukken uit het dossier dat de verdachte op het moment dat de aanhanger is weggenomen niet thuis was. Daartoe voert de raadsman aan dat het dossier foto’s bevat waaruit blijkt wanneer de verdachte zich bevond op de kerstmarkt, wanneer hij daar is vertrokken en dat er niks valt te zeggen over of er op de betreffende dag sprake was van file of dat er misschien door betrokkenen is getankt.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit dat er een te algemene omschrijving wordt gegeven van de persoon die de aanhanger wegnam op 8 november 2023. Daartoe voert hij aan dat zijn cliënt ten tijde van het tenlastegelegde zwaarlijvig was, Amerikaans dik, en niet “potig” zoals in de getuigenverklaring is omschreven. Tevens wordt er in de getuigenverklaring gesproken over vlug handelen. Gelet op de zwaarlijvigheid toen, was zijn cliënt hier niet toe in staat. Hoewel de kentekenplaat van de auto van verdachte is herkend tijdens het wegnemen van de aanhanger, is dit onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarmee kan medeplegen niet bewezen worden verklaard.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de door de raadsman gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals die hierna zijn uitgewerkt.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van deze bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in bijzonder het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Uit de hieronder opgenomen bewijsmiddelen volgt dat de aanhanger van aangever [benadeelde] is gestolen op 17 december 2023 te [gemeente] . Uit de camerabeelden volgt dat de aanhanger rond 19:00 uur van de oprit van [benadeelde] wordt weggenomen. Kort daarop heeft de politie een melding ontvangen. Verbalisanten zijn om 19:05 uur naar het adres van aangever gegaan en zijn vervolgens in de omgeving van [gemeente] gaan zoeken. [benadeelde] heeft een uitgebreide beschrijving van de aanhanger gegeven. De aanhanger, die door de verbalisanten, na een tijdje zoeken, gekoppeld aan de zwarte Volkswagen met het kenteken [kenteken] werd aangetroffen op de parkeerplaats naast [adres] , wordt door aangever [benadeelde] herkend als zijn aanhanger. Voornoemd kenteken stond op de naam van de verdachte. Door verbalisanten is beschreven dat op het moment van aantreffen van de aanhanger de motorkap van de zwarte Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken] nog warm was.
Gelet op het bovenstaande en de inhoud van de na te noemen bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de gestolen aanhangwagen kort na de diefstal is aangetroffen vlakbij de woning van verdachte en ook nog eens gekoppeld aan de auto van verdachte, waarvan de motorkap nog warm was. Een en ander levert naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewijs op dat verdachte de diefstal heeft gepleegd.
Door de verdediging is het alternatieve scenario geschetst dat de aanhanger gekoppeld aan de auto werd aangetroffen door de verdachte toen hij thuis arriveerde, waarbij iemand anders de auto van de verdachte heeft geleend en de aanhanger heeft weggenomen. Het hof is van oordeel dat dit scenario op geen enkele manier aannemelijk is geworden. Om te beginnen kan verdachte, anders dan hij heeft gesuggereerd, wel degelijk ruim vóór 19:00 uur zijn thuisgekomen van de kerstmarkt in [plaatsnaam] in [land] . Dit is zelfs heel waarschijnlijk. Uit de door hemzelf in aanvulling op zijn appelschriftuur overgelegde foto’s volgt immers dat hij op 17 december 2023 al om 17:32 uur per auto onderweg was naar huis. De route [plaatsnaam] - [gemeente] kan volgens algemeen toegankelijke bronnen worden gereden binnen 40 minuten. De route van de woning van verdachte naar de plek waar de aanhanger is weggenomen kan volgens diezelfde bronnen gereden worden in minder dan 10 minuten. Verder is op de terechtzitting van het hof herhaaldelijk aan de verdachte gevraagd om de naam van degene die zijn auto op 17 december 2023 zou hebben geleend, te noemen. De verdachte beweert dat hij weet wie zijn auto heeft geleend en de aanhangwagen heeft weggenomen, maar wil om hem moverende redenen de naam van die persoon niet noemen. Dit lag wel op zijn weg. Temeer nu het naar het oordeel van het hof ongeloofwaardig is dat iemand ongevraagd een auto van een ander leent om daar vervolgens een aanhangwagendiefstal mee te gaan plegen. Dat die persoon de gestolen aanhangwagen dan ook nog eens achter de ‘geleende’ auto zou laten hangen en bij de woning van degene van wie hij de auto zou hebben ‘geleend’ zou laten staan, acht het hof volstrekt ongeloofwaardig. Het alternatieve scenario dat door de verdediging wordt geschetst acht het hof dan ook niet geloofwaardig en niet aannemelijk geworden.
Gelet op al het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof verklaard dat hij handelde in aanhangers. Als er aanhangers gekocht werden, ging hij in zijn auto als bijrijder mee, omdat hij zelf geen rijbewijs heeft. Hij ontkent deze aanhanger te hebben weggenomen.
Door getuige [getuige] is een signalement gegeven van de persoon die op 8 november 2023 te [plaatsnaam] als bijrijder uit de zwarte Volkswagen met het kenteken [kenteken] stapte, en de aanhanger van haar overbuurman [benadeelde partij] wegnam. Deze bijrijder wordt beschreven als een potige/gezette man, met kort gemillimeterd haar, een donkere korte baard en donker gekleed. Dit signalement komt, in tegenstelling tot wat de verdediging hierover heeft aangevoerd, naar het oordeel van het hof overeen met de uiterlijke kenmerken van de verdachte op dat moment. Dit, tezamen met het gegeven dat het kenteken van de zwarte Volkswagen op naam van verdachte stond en zijn eigen verklaring dat hij als bijrijder in zijn eigen auto meeging ten behoeve van de handel in aanhangers, maakt dat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde tezamen met een ander, de bestuurder van zijn auto, gepleegd.

Bewijsmiddelen

Het onder 1 tenlastegelegde:
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2024, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verbalisant] :
Op donderdag 1 februari 2024 was ik, verbalisant [verbalisant] , belast met het uitvoeren van opsporingsonderzoeken. Ik las dat deze gestolen aanhangwagen later is aangetroffen, gekoppeld aan een zwarte Volkswagen Polo voorzien van kenteken [kenteken] . Hierop bevroeg ik genoemd kenteken en zag ik dat ik genoemd kenteken in de periode van 17 oktober 2023 tot en met 3 januari 2024 op naam stond van [verdachte] .
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 januari 2024, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023334858 d.d. 6 februari 2024, inhoudende de verklaring van [benadeelde] :
Ik zag op zondag 17 december 2023, omstreeks 19:00 uur, dat ik een melding kreeg op mijn telefoon van onze digitale deurbel, ik krijg een melding als er beweging is. Ik keek de laatste 15 seconden terug en zag dat er iemand met een bruine jas met capuchon (met bontkraag) voor de deurbel langsliep. Ik zag dat hij mijn aanhangwagen vasthield en deze van mijn oprit afrolde. Ik kan mijn aanhangwagen als volgt omschrijven: een traanplaat op de bodem, stickers met ' [naam] ' er op, aan de bovenkant van de stekker zit een gat en kun je naar de draden kijken, de afdichtdopjes missen aan één kant, de schotten hebben wat rotte plekjes.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2023, opgenomen op pagina 24 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verbalisant] :
Op zondag 17 december 2023 omstreeks 20:40 uur, kwam [benadeelde] naar het politiebureau in [gemeente] om te controleren of de aanhangwagen, die wij aantroffen en in beslag hadden genomen, zijn aanhangwagen was. [benadeelde] verklaarde dat dit 100% zijn aanhanger was. Hij was er zeker van omdat er afdekdopjes mistten, dat er een traanplaat op de bodem lag, dat er een gat bij de stekker zat zodat je de draden zag zitten, dat er wat rotte plekken in de zijkanten zaten en dat er stickers van ' [naam] ' op zaten.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2023, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verbalisant] en [verbalisant] :
Op zondag 17 december 2023 omstreeks 19:05 uur werden wij verzocht om met prioriteit één te gaan naar de [adres] te [gemeente] . Aldaar zou op heterdaad een aanhangwagen van een erf gestolen worden. Wij (verbalisanten) namen contact op met de eigenaar, [benadeelde] . Na een tijdje gezocht te hebben reden wij in de wijk [naam wijk] en in de [straatnaam] . Ik (verbalisant [verbalisant] ) belde [benadeelde] om te vragen naar meer kenmerken over het voertuig en vroeg naar eventuele camerabeelden. [benadeelde] vertelde dat zijn buurman camerabeelden had en dat daar op te zien was dat er een kleine zwarte auto voor de aanhangwagen zat. Wij zagen op de parkeerplaats, naast [adres] , een kleine zwarte auto staan met daarachter een aanhangwagen. We liepen naar de auto en zagen dat er in de aanhangwagen een traanplaat op de bodem lag. Wij controleerden het kenteken wat op de aanhangwagen zat en zagen dat dit overeen kwam met het trekkend voertuig. Wij zagen het kenteken [kenteken] was. Wij voelden dat de motorkap van de zwarte Volkswagen Polo nog warm was. Ik ( [verbalisant] ) belde [benadeelde] om hem te vragen wat voor stickers er op de aanhangwagen zaten. Ik hoorde [benadeelde] zeggen dat het stickers waren van ' [naam] '. Ik vertelde [benadeelde] dat we zijn aanhangwagen gevonden hadden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van binnentreden d.d. 17 december 2023, opgenomen op pagina 33 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verbalisant] :
Op zondag 17 december 2023 om 19:45 uur, ben ik ( [verbalisant] ), vergezeld van 2 personen genaamd [brigadier] , brigadier van politie en [verbalisant] , agent van politie, binnengetreden in de woning [adres] . In de woning hebben wij gezocht naar de verdachte, [verdachte] , geboren in 1985, tevens wonende op bovenstaand adres.
Het onder 2 tenlastegelegde:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van het hof d.d. 7 oktober 2025 – zakelijk weergegeven – inhoudend;
In het dagelijks leven verkocht ik aanhangers. Dit heb ik een half jaartje gedaan. Als er een aanhanger opgehaald moest worden ging ik als bijrijder mee in mijn auto. Ik heb zelf geen rijbewijs.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 november 2023, opgenomen op pagina 6 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij] :
Op 8 november 2023, omstreeks 16:00 uur kwam ik aangereden bij de woning van mijn dochter genaamd [naam] . Mijn dochter woont op het adres: [adres] , in [plaatsnaam] . Ik parkeerde mijn auto met daarachter mijn aanhanger langs de straat. Vlakbij de woning van mijn dochter. Plots werd mijn dochter door haar overbuurvrouw gebeld. Mijn dochter vertelde mij dat ze haar overbuurvrouw hoorde zeggen, dat mijn aanhanger net was gestolen, dan wel woorden met gelijke strekking. Ik ben naar buiten gegaan en zag dat mijn aanhanger niet meer achter mijn auto zat. De overbuurvrouw heeft het kenteken gezien van de auto die mijn aanhanger heeft gestolen. Dit betreft: [kenteken] . Ik hoorde van mijn dochter dat de overbuurvrouw had aangegeven dat een man met een zwarte baard, die de bijrijder was op dat moment, mijn aanhanger afkoppelde en achter zijn auto koppelde en wegreed.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 november 2023, opgenomen op pagina 12 e.v. van voormeld dossier, inhoudende – zakelijk weergegeven – de verklaring van [getuige] :
Op 8 november 2023 omstreeks 16:15 uur ben ik, getuige geweest van een diefstal van een aanhanger. Bij onze buren aan de overkant, huisnummer [nummer] zijn ze aan het verbouwen. Ik zag dat de vader van de overbuurvrouw genaamd [benadeelde partij] eraan kwam rijden met een aanhanger achter zijn auto. Dit was ongeveer rond 15:45 uur. De vader parkeerde de auto langs de kant van de weg aan de kant van huisnummer [nummer] . Omstreeks 16:15 uur, uit de richting van [straatnaam] kwam een auto aangereden. Hij remde af voor de woning van de overburen. De auto werd in zijn achteruitgezet. Ik zag de auto een stuk achteruitrijden. Ik zag dat er twee mannen in de auto zaten. De auto werd naast de auto van [benadeelde partij] gezet. Ik zag de mannelijke bijrijder uitstappen, in een fractie had hij de aanhanger van [benadeelde partij] losgerukt en achter hun eigen auto gekoppeld. Duurde nog geen minuut. Ze scheuren vervolgens heel hard weg. Op het moment dat de auto met aanhanger wegscheurde kon ik nog net het kenteken waarnemen: [kenteken] . Het betreft een zwarte Volkswagen. Ik heb de buurvrouw van huisnummer [nummer] gebeld.De bijrijder heb ik kunnen zien, de bestuurder niet. Ik omschrijf de bijrijder als donker gekleed, kort donker gemillimeterd haar, donkere korte zwarte baard, potige/gezette man van 1.80/185 cm.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 februari 2024, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verbalisant] :
Op donderdag 1 februari 2024 was ik, verbalisant [verbalisant] , belast met het uitvoeren van opsporingsonderzoeken. Op genoemde datum las ik in de aangifte dat er op 8 november 2023 een aanhangwagen is gestolen. Ik las dat deze gestolen aanhangwagen later is aangetroffen, gekoppeld aan een zwarte Volkswagen Polo voorzien van kenteken [kenteken] . Hierop bevroeg ik genoemd kenteken en zag ik dat ik genoemd kenteken in de periode van 17 oktober 2023 tot en met 3 januari 2024 op naam stond van [verdachte] ).

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 17 december 2023 te [gemeente] een aanhangwagen, die aan [benadeelde] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 8 november 2023 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente] , tezamen en in vereniging met een ander, een aanhangwagen, die aan [benadeelde partij] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

1. Diefstal.

2. Diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De raadsman acht de eis van de advocaat-generaal, redelijk, mocht het hof tot een bewezenverklaringen komen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan diefstal van een aanhanger. Door zijn handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. De verdachte heeft, mede gelet op zijn proceshouding in hoger beroep, op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Het hof heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 september 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Na onderhavige feiten is verdachte onherroepelijk veroordeeld voor een strafbaar feit. Gelet hierop houdt het hof rekening met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof is van oordeel dat, gelet op het vorenstaande en in het bijzonder gelet op het strafblad van de verdachte, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarnaast is het hof niet gebleken van bijzondere en persoonlijke omstandigheden in de situatie van verdachte, die het hof aanleiding geven anders te beslissen.
Alles afwegende acht het hof, net als de politierechter, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.450,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Voor de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij dient vastgesteld te kunnen worden dat sprake is van rechtstreekse schade, schade die door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is veroorzaakt. Op basis van de vordering en het dossier rijst de vraag die daaraan voorafgaat, te weten óf er überhaupt (nog) sprake is van schade. In het dossier staat in het proces-verbaal van bevindingen van 6 februari 2024 dat de aanhanger die op 8 november 2023 is gestolen, later zou zijn aangetroffen. Ter terechtzitting bij het hof is geen antwoord gekomen op de vraag of de aanhanger van [benadeelde partij] daadwerkelijk is gevonden en terug is naar de eigenaar. Het hof is van oordeel dat de beantwoording van die vraag en daarmee de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen. Zij behoudt de mogelijkheid om de vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. F.E.J. Goffin, voorzitter,
mr. E.W. van Weringh en mr. L. Pieters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.A. Norden, griffier,
en op 21 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.