ECLI:NL:GHARL:2025:6592

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
200.356.433/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schorsingsverzoek in civiele procedure inzake woningverdeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. De verzoekster, aangeduid als de vrouw, had een schorsingsverzoek ingediend met betrekking tot de verdeling van een woning. Het hof oordeelde dat de vrouw geen belang had bij het schorsingsverzoek, omdat het verzoek betrekking had op een beslissing die niet in het dictum van de bestreden beschikking was opgenomen. De rechtbank had eerder bepaald dat de woning aan de man zou worden toegedeeld tegen de getaxeerde waarde, en dat de vrouw recht had op de helft van de overwaarde. Het hof constateerde dat de vrouw in haar beroepschrift niet voldoende onderbouwd had waarom het schorsingsverzoek moest worden toegewezen. Het hof wees het verzoek af, omdat er geen executoriale titel was die de man in staat stelde om de eigendomsoverdracht zonder medewerking van de vrouw uit te voeren. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.356.433/02
(zaaknummers rechtbank Gelderland 434718 en 442857)
beschikking van 23 oktober 2025 op het verzoek tot schorsing
inzake
[appellante],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. Z. Acer,
tegen
[geïntimeerde],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. B. Anik.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 27 maart 2025, uitgesproken onder de hiervoor genoemde zaaknummers. Bij deze beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de wijze van verdeling van de woning aan de [straatnaam] in [woonplaats2] als volgt gelast:
- de man noemt binnen één week na de datum van de beschikking drie erkende taxateurs aan
de vrouw, van wie de vrouw er binnen een week daarna een uitkiest die belast wordt met de
taxatie van de woning. Indien de man niet binnen de termijn van één week drie makelaars
voorstelt, is de vrouw gerechtigd zelf een makelaar te kiezen. Indien omgekeerd de vrouw
niet binnen één week uit de drie voorgestelde makelaars een keuze maakt, is de man
gerechtigd om zelf een van de drie makelaars uit te kiezen;
- partijen zullen binnen een week nadat de vrouw haar keuze aan de man kenbaar heeft
gemaakt opdracht geven aan de taxateur de woning (bindend) te taxeren tegen de actuele
waarde. Indien slechts een van de partijen binnen deze termijn een opdracht aan de
makelaar heeft verstrekt, dan is deze na het verstrijken van de termijn bevoegd om als
vertegenwoordiger van de andere partij de opdracht aan de makelaar te verstrekken;
- ieder van partijen draagt de helft van de kosten van de taxatie;
- de woning wordt vervolgens toegedeeld aan de man tegen de getaxeerde waarde, en onder
de ontbindende voorwaarde dat de man de op de woning rustende hypothecaire geldlening
bij de hypotheekverstrekker geheel voor zijn rekening zal nemen en als eigen schuld zal
voldoen en de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze
hypothecaire geldlening;
- de notariële overdracht van de woning aan de man dient plaats te vinden binnen één maand
na opmaken van het taxatierapport;
- waarbij de vrouw recht heeft op de helft van de overwaarde van de woning, bestaande uit
de taxatiewaarde met aftrek van de hypothecaire schuld op het moment van de notariële
overdracht, en de man dit bedrag aan de vrouw zal vergoeden bij de notariële overdracht
van de woning aan de man.
en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing

2.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing met bijlagen, ingekomen op 23 juni 2025;
- het verweerschrift in de schorsingszaak;
- een journaalbericht namens de vrouw van 11 augustus 2025 met bijlagen;
- een journaalbericht namens de vrouw van 22 september 2025 met als bijlage een akte.
2.2
De mondelinge behandeling van het schorsingsverzoek heeft op 2 oktober 2025 plaatsgevonden. Partijen waren daarbij aanwezig, bijgestaan door hun advocaten.

3.De motivering van de beslissing

Twee-conclusie-regel

3.1
De bij het journaalbericht namens de vrouw op 22 september 2025 overgelegde akte (“Akte houdende aanvullende toelichting ten aanzien van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad”) beschrijft (voor het eerst) de gronden van het hoger beroep en geeft daarmee een extra toelichting op de stellingen van de vrouw in het beroepschrift. Het hof is van oordeel dat dit in strijd is met de twee-conclusie-regel. De twee-conclusie-regel houdt in dat de partij die hoger beroep instelt alle stellingen en onderbouwing daarvan in het beroepschrift moet aanvoeren. Voor een dergelijk uitgebreide (aanvullende) toelichting op het beroepschrift, zoals mr. Acer in eerdergenoemde akte heeft gegeven, is daarom geen plaats. Het hof zal daarom geen acht slaan op die akte. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof deze beslissing al aangekondigd.
Het toetsingskader
3.2
Hoger beroep schorst de werking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op grond van artikel 360 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de hogere rechter, indien hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, alsnog de werking schorsen.
Als de rechtbank de uitvoerbaarheid bij voorraad niet heeft gemotiveerd, kan het hof de uitvoerbaarheid schorsen als het belang van de ene partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de andere partij.
Als de rechtbank de uitvoerbaarheid bij voorraad wel heeft gemotiveerd, kan het hof de uitvoerbaarheid schorsen als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een duidelijke fout of vergissing (een ‘kennelijke misslag’) berust of als zich na de bestreden beschikking nieuwe feiten hebben voorgedaan waarmee in de bestreden beschikking geen rekening gehouden kon worden. Die feiten moeten kunnen rechtvaardigen dat van de bestreden beschikking wordt afgeweken.
3.3
Het hof constateert dat de rechtbank in de bestreden beschikking de uitvoerbaarheid bij voorraad niet heeft gemotiveerd, zodat het hof – in beginsel – dient te beoordelen of het belang van de vrouw bij schorsing van de beslissing zwaarder weegt dan het belang van de man bij behoud van de bestaande toestand.
De standpunten
3.4
De vrouw heeft in haar beroepschrift in hoger beroep gesteld dat haar schorsingsverzoek is gericht op het hiervoor onder 1. opgenomen deel van de beslissing van de rechtbank, waarbij zij vreest dat de man de overdracht van de aan hem toegescheiden woning aan de [straatnaam] in [woonplaats2] , aan welke overdracht zij niet zal meewerken, zal bespoedigen. De vrouw wil dat de woning, in afwachting van de beslissing in de hoofdzaak, in eigendom van beide partijen blijft.
De man heeft het hof verzocht om het schorsingsverzoek van de vrouw af te wijzen.
Het oordeel van het hof
3.5
Het hof oordeelt als volgt. De vrouw heeft haar stelling, voor zover die ziet op haar schorsingsverzoek, in haar verzoekschrift in hoger beroep volstrekt niet onderbouwd. Bovendien begrijpt het hof uit de stelling van de vrouw dat zij wil voorkomen dat zij op grond van de beslissing van de rechtbank zal worden verplicht om mee te werken aan de eigendomsoverdracht van genoemde woning. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking weliswaar bepaald hoe de wijze van verdeling van de woning zal plaatsvinden, maar niet, anders dan het gegeven “spoorboekje” ten aanzien van de taxatie en de wijze waarop partijen daaraan moeten meewerken, de vrouw verplicht om aan de eigendomsoverdracht van die woning mee te werken en op welke wijze de medewerking van partijen daaraan moet worden vormgegeven. Van (enige vorm van) een executoriale titel waarmee de man de overdracht (zonder medewerking van de vrouw) kan uitvoeren is in het dictum van de rechtbank geen sprake. Het geheel overziend is het hof van oordeel dat het niet onderbouwde schorsingsverzoek van de vrouw, nu daarbij – gelet op het voorgaande – ook haar belang ontbreekt, moet worden afgewezen.

4.De beslissing

Het hof:
wijst het schorsingsverzoek van de vrouw af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, R. Feunekes en
P.B. Kamminga, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 23 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.