In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan op het hoger beroep van belanghebbende, een V.O.F., tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had eerder een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) van € 3.311 opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende deels gegrond, met betrekking tot de kosten in de bezwaarfase, maar ongegrond voor het overige. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de Inspecteur ook incidenteel hoger beroep instelde. Het Hof heeft op 21 oktober 2025 de zitting gehouden en de zaak beoordeeld. Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en dat de Inspecteur niet in zijn standpunt had kunnen worden gevolgd dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Het Hof concludeerde dat de bewijslast bij belanghebbende lag, die niet had aangetoond dat er sprake was van meer dan normale gebruiksschade aan de auto. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Hof veroordeelde de Inspecteur tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.814. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan.