ECLI:NL:GHARL:2025:6627

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
21-004603-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met letsel als gevolg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging, gepleegd op 14 augustus 2021, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gebruikt tegen een persoon, [benadeelde]. De verdachte kreeg een voorwaardelijke taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaar. Het hof verwierp het bewijsverweer van de verdachte en achtte de verklaringen van de aangever en getuigen geloofwaardig. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor materiële en immateriële schade tot een totaalbedrag van € 1.185,00, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders verantwoordelijk zijn voor de gevolgen van hun gewelddadige optreden, dat de lichamelijke integriteit van de benadeelde is aangetast en dat dergelijk gedrag de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, maar het hof hield rekening met zijn proceshouding en het aandeel van de benadeelde in de escalatie van de situatie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004603-24
Uitspraakdatum: 24 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 24 oktober 2024 met het parketnummer 18-076293-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 oktober 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis van de politierechter;
  • veroordeling van de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde tot een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis;
  • hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot een bedrag van € 1.185,00, bestaande uit € 385,00 aan materiële schade en € 800,00 aan immateriële schade, dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. H.C.L. Crozier, naar voren is gebracht.
Verder heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door en namens de benadeelde partij naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep gericht is:
  • de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis;
  • de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 augustus 2021 te [plaats] , [gemeente] openlijk, te weten, aan de [weg] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [benadeelde] door die [benadeelde] bij de keel te grijpen en/of in de keel te knijpen en/of meermalen (tegen de grond) te duwen en/of meermalen in zijn buik en/of rug, althans tegen zijn lichaam, te schoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 augustus 2021 te [plaats] , [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] bij de keel te grijpen en/of in de keel te knijpen en/of meermalen (tegen de grond) te duwen en/of meermalen in zijn buik en/of rug, althans tegen zijn lichaam, te schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging. Hiertoe heeft hij – kort samengevat – aangevoerd dat de aangifte van [benadeelde] steun vindt in de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , het letselverslag en de videobeelden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft hij – kort samengevat – aangevoerd dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] stellig ontkennen dat zij aangever hebben geslagen en geschopt. Op de beelden is niet duidelijk te zien dat de aangever wordt geraakt en door wie; er is enkel een schoppende beweging in zijn richting te zien. Het letsel dat bij aangever te zien is kan ook zijn ontstaan door een val door het veerooster. De medische verklaringen geven niet consistent weer dat het letsel bij de aangever is ontstaan doordat hij is geslagen en geschopt. Verder had justitie meer en beter onderzoek moeten doen naar de andere personen die in de groep zaten waar de verdachte en de medeverdachte deel van uitmaakten.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Aangever [benadeelde] heeft bij de politie verklaard dat hij op 14 augustus 2021 een groep jongens wilde aanspreken op geluidsoverlast. Hij zag dat een aantal van deze jongens op enig moment om hem heen stonden. Hij heeft een van hen weggeduwd, waardoor deze man op de grond viel. Hij zag en voelde dat medeverdachte [medeverdachte] hem met zijn handen bij de keel greep en door hem naar achteren werd geduwd. Vervolgens zag en voelde hij dat meerdere mannen tegen hem aan duwden en dat hij op de grond werd geduwd. Hij viel hierdoor op zijn handen en knieën. Hij voelde dat hij daarna diverse keren werd geschopt. Hij voelde dat hij met kracht in zijn buik werd geschopt. Verder voelde hij dat hij meerdere keren in zijn rug werd getrapt. Hij probeerde omhoog te komen en weg te lopen. Op dat moment werd hij nog steeds geduwd door die mannen. Hij viel in een veerooster. Hij zag dat bij de groep onder meer de volgende voor hem bekende personen stonden: [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte) en [medeverdachte] (
het hof begrijpt: de medeverdachte). Aangever weet niet wie hem heeft geschopt.
De verdachte en de medeverdachte hebben verklaard dat aangever de agressor was en dat hij een klap heeft uitgedeeld aan een persoon die deel uitmaakte van hun groep, te weten [naam 1] . Zij hebben aangever niet geschopt. Het letsel kan zijn ontstaan doordat aangever in een veerooster viel. Wel heeft de medeverdachte verklaard dat hij aangever vast heeft gegrepen, maar dat hij dit deed uit zelfbescherming en om hem te kalmeren.
Het hof acht de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte ten aanzien van de geweldshandelingen ten opzichte van aangever ongeloofwaardig en zal hieronder uitleggen waarom.
De vrouw van aangever, [getuige 1] , is samen met haar man naar de groep jongens gelopen om hen aan te spreken op geluidsoverlast. Nadat aangever de jongens had aangesproken, werden zij agressief naar hem toe. Ze stonden om aangever en haar heen. Vervolgens heeft [getuige 1] verklaard dat zij zag dat de medeverdachte [medeverdachte] aangever bij zijn keel beet pakte en dat op dat moment aangever onderuit werd gehaald en dat hij door de medeverdachte werd getrapt. De medeverdachte was de eerste die begon met trappen. Haar man zat toen op zijn handen en knieën. Zij zag dat aangever vervolgens meerdere keren werd getrapt door verschillende personen die deel uitmaakten van de groep. [getuige 1] heeft verder verklaard dat zij zag dat de verdachte aangever ook trapte. Zij heeft verklaard dat zij zeker weet dat de verdachte en de medeverdachte aangever hebben getrapt en dat naast hen ook nog twee anderen waren die aangever hebben getrapt. Die andere personen kende zij niet dan wel weet zij niet wie het waren.
Verder heeft de medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat hij aangever vast heeft gepakt en dat er duw- en trekwerk ontstond. Getuige [getuige 2] , die deel uitmaakte van de groep jongens, heeft verklaard dat de verdachte, medeverdachte [medeverdachte] , [naam 2] en hij aangever naar achteren duwden.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] volgt dat op het filmpje te zien is dat een man (
het hof begrijpt: aangever) op zijn handen en knieën zit en dat er een groepje jongeren omheen staat. Te zien en te horen is dat aangever geschopt wordt, terwijl hij op zijn handen en knieën op de grond zit. Je hoort ook dat aangever 'ooh' zegt, alsof het pijn doet. Het lijkt er ook op dat als aangever omhoog wil komen, hij weer omgeduwd wordt en op de grond blijft zitten. De verbalisant merkt op dat herkenning van een persoon lastig is, omdat het filmpje in het donker is opgenomen en van slechte kwaliteit is. Er wordt nog gezegd: ‘en no oerein komme en opdonderje’ (
vertaling hof: en nu overeind komen en opdonderen).
Uit de geneeskundige verklaring volgt dat er uitwendig letsel is waargenomen bij aangever, te weten op een kneuzing/roodheid op de knieën, letsel op de schouder, ribben en rug en striemen op de hals.
Het hof stelt allereerst op basis van de verklaringen van aangever en getuige [getuige 1] en de omschrijving van de videobeelden vast dat aangever is geschopt. Het hof heeft geen reden om hieraan te twijfelen.
Verder is het hof van oordeel dat de verklaringen van aangever en getuige [getuige 1] ook passen bij het letsel dat aangever heeft opgelopen. Een val in het veerooster zou wellicht schaafwonden aan de knieën en handen verklaren, maar verklaart niet het letsel aan de rug en ribben en de striemen in de nek. Op de beelden is weliswaar niet te zien wie aangever heeft geschopt, maar wel te zien is dat er een groep om aangever heen staat en dat aangever vanuit die groep wordt getrapt. Het is opvallend dat niemand van de groep jonge mannen heeft verklaard dat hij daar bij stond. Dit heeft invloed op de geloofwaardigheid van hetgeen de groep heeft verklaard. Hetgeen heeft plaatsgevonden kan naar het oordeel van het hof de groepsleden niet zijn ontgaan. Zij stonden er met hun neus bovenop en er wordt vanuit de groep zelfs nog wat gezegd in de richting van aangever. De verklaringen van aangever en zijn vrouw vinden ook deels steun in hetgeen de medeverdachte heeft verklaard, namelijk dat hij aangever vast heeft gegrepen. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] verklaard dat hij onder meer met de verdachte en de medeverdachte aangever heeft geduwd. Verder noemt aangever de medeverdachte expliciet bij naam en geeft hij aan dat hij niet weet wie hem heeft geschopt. De vrouw van aangever heeft expliciet verklaard dat verdachte en medeverdachte geweld hebben toegepast jegens aangever, maar dat zij niet weet wie de twee anderen zijn. Aangever en zijn vrouw belasten hiermee enkel de personen van wie zij weten dat zij geweldshandelingen hebben toegepast, terwijl uit het dossier naar voren komt dat zij meerdere personen uit de groep bij naam kennen. Het hof acht de verklaringen van aangever en zijn vrouw dan ook betrouwbaar en geloofwaardig en heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die verklaringen te twijfelen.
Het voorgaande brengt mee dat het hof het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen acht. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 14 augustus 2021 te [plaats] , [gemeente] openlijk, te weten, aan de [weg] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde] , door die [benadeelde] bij de keel te grijpen en tegen de grond te duwen en tegen zijn lichaam te schoppen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging tegen [benadeelde] . Verdachte en zijn mededaders hebben door hun gewelddadige optreden inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde] . Dergelijk openlijk gewelddadig optreden is in het algemeen zeer bedreigend en het versterkt gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, en in het bijzonder in een klein dorp als [plaats] . Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. Ten slotte heeft verdachte door zijn proceshouding laten blijken het strafwaardige van zijn handelen niet in te zien, in ieder geval niet als onderdeel van de groep waar hij deel van uitmaakte de verantwoordelijkheid voor de gebeurtenis te willen nemen.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 september 2025 is gebleken dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens (soortgelijke) strafbare feiten. Wel volgt hieruit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Hoewel openlijke geweldpleging een delict is waarbij ieder van de medeplegers van dat delict verantwoordelijk én aansprakelijk is voor het geheel van het door de groep gepleegde geweld en de gevolgen daarvan, houdt het hof bij het bepalen van de straf in dit geval – in strafmatigende zin – rekening met het aandeel dat [benadeelde] zelf heeft gehad in de escalatie van de situatie.
Verder houdt het hof bij het bepalen van de straf rekening met het tijdsverloop tussen het plegen van het bewezenverklaarde feit en de einduitspraak in hoger beroep.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel, dat een voorwaardelijke taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaar passend en geboden is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van de schade ten bedrage van € 1.500,00, bestaande uit € 700,00 aan materiële schade en € 800,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep hoofdelijk toegewezen tot een bedrag van
€ 1.185,00, bestaande uit € 385,00 aan materiële schade en € 800,00 aan immateriële schade, dit bedrag is vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel is opgelegd. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde kosten voor beveiligingsmaatregelen. De benadeelde partij dient ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vanwege de bepleite vrijspraak primair verzocht om de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om ten aanzien van de gevorderde materiële schade de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Het eigen risico is het gevolg van het stappen in een veerooster en niet door enig geweld van de verdachte. Verder zijn er geen beveiligingscamera’s geplaatst, terwijl de kosten hiervoor wel zijn gevorderd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met dat er sprake is van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft de confrontatie gezocht met de groep en hij heeft het vervolgens laten escaleren.
Het oordeel van het hof
Eigen risico zorgverzekering
Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 385,00, ter vergoeding van het eigen risico. Door onder meer het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is de benadeelde partij met de ambulance naar de spoedeisende hulp vervoerd. Hierdoor is het eigen risico van de benadeelde partij volledig verbruikt. De verdachte is (samen met de mededader(s)) tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag wordt toegewezen.
Kosten beveiligingsmaatregelen
Voor wat betreft de kosten die zijn gemaakt voor het treffen van beveiligingsmaatregelen komt het hof tot het oordeel dat deze schade geen rechtstreeks gevolg is van het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Daarbij is het volgende van belang.
Het arrest van de Hoge Raad waarnaar in het schade-onderbouwingsformulier wordt verwezen, ziet naar het oordeel van het hof op een geheel andere situatie. [1] Daarin was sprake van belaging door verdachte van zijn ex-partner en had het hof nadrukkelijk vastgesteld dat aangeefster als gevolg van de bewezenverklaarde gedragingen ‘hevige gevoelens van angst en onveiligheid heeft ervaren waardoor zij zich niet meer veilig voelde in haar eigen woonomgeving’. De beveiligingskosten die in dat geval werden gemaakt, kwamen daarom wel als rechtstreekse schade voor vergoeding in aanmerking. Van een dergelijke situatie is in de onderhavige zaak, gezien de op dit punt gegeven toelichting in het schade-onderbouwingsformulier, onvoldoende gebleken. Het verzoek tot vergoeding van de beveiligingsmaatregelen (€ 315,00) wijst het hof dan ook af.
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade is toegebracht als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek. Uit het procesdossier volgt immers dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte letsel heeft opgelopen.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, alsmede gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht het hof een bedrag van € 800,00 billijk. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk wordt toegewezen.
Het hof volgt de verdediging niet in het standpunt dat de eigen schuld van de benadeelde partij zou moeten leiden tot een ander oordeel. Weliswaar is er een verband tussen het handelen van de benadeelde partij en de aanleiding voor het escaleren van de situatie, maar brengt de billijkheid mee dat, gelet op de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten en de andere omstandigheden van het geval, er geen correctie dient plaats te vinden van de vergoedingsplicht aan de zijde van de verdachte. Het verweer van de verdediging op dit punt wordt dan ook verworpen.
Totale vergoeding
Het hof zal gelet op het vorenstaande de vordering tot het bedrag van € 1.185,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Hoofdelijkheid
De verdachte heeft het primair bewezenverklaarde feit samen met anderen gepleegd en zij samen zijn naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Het hof zal daarom bepalen dat wanneer de schadevergoeding door een mededader is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Veroordeling in de kosten
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.185,00 (duizend honderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 800,00 (achthonderd euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.185,00 (duizend honderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 800,00 (achthonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 21 (eenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 14 augustus 2021.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. L. Pieters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 24 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.HR 15 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:840.