ECLI:NL:GHARL:2025:6669

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
200.354.364
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en omgangsregeling na scheiding van ouders met Iraakse nationaliteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid van twee minderjarige kinderen, [minderjarige1] en [minderjarige2], van ouders die een Islamitisch huwelijk hebben gesloten dat niet door de Nederlandse wet wordt erkend. De vader, die de Iraakse nationaliteit heeft, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin was bepaald dat het gezag over de kinderen aan de moeder toekwam en een omgangsregeling was vastgesteld. De vader verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een alternatieve zorgregeling vast te stellen.

Het hof heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat er geen verbetering in de communicatie tussen de ouders te verwachten is. De rechtbank had eerder al bepaald dat de moeder alleen het ouderlijk gezag uitoefent, en het hof heeft deze beslissing bekrachtigd. Wat betreft de omgangsregeling heeft het hof de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en vastgesteld dat de kinderen elke zaterdag twee uur begeleide omgang met de vader hebben, waarbij de omgang wordt begeleid door een professionele organisatie. De regie over de uitvoering en uitbreiding van de omgangsregeling ligt bij de gecertificeerde instelling (GI). De proceskosten worden gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.354.364
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 583586)
beschikking van 28 oktober 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [plaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. H. Zobuoglu,
en
[verweerster],
wonende te [plaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.A.H. Boom.
Als informant zijn aangemerkt:
De gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: de GI,
en
[werknemer Reclassering],
werkzaam bij Reclassering Nederland,
verder te noemen: [werknemer Reclassering] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 5 februari 2025, uitgesproken onder zaaknummer 583586, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 5 mei 2025;
- het verweerschrift met producties;
- een journaalbericht namens de vader van 12 september 2025 met productie 5;
- een journaalbericht namens de moeder van 26 september 2025 met productie.
2.2
De minderjarige [minderjarige1] en [minderjarige2] hebben bij bericht van 17 september 2025 aan het hof hun mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 30 september 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- [werknemer Reclassering] ;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De ouders hebben een Islamitisch huwelijk. Dit huwelijk wordt volgens de Nederlandse wet niet erkend. De relatie tussen de ouders is verbroken.
3.2
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [minderjarige1] , geboren [in] 2012 en
- [minderjarige2] , geboren [in] 2017,
over wie de moeder sinds de bestreden beschikking alleen het ouderlijk gezag uitoefent.
3.3
De vader heeft de kinderen erkend.
3.4
De kinderen staan onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 31 juli 2026.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat het gezag over [minderjarige1] en [minderjarige2] vanaf dat moment aan de moeder toekomt en als omgangsregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld dat [minderjarige1] en [minderjarige2] elke zaterdag van 11.00 uur tot 20.00 uur begeleide omgang hebben met de vader, waarbij de omgang wordt begeleid door Grip Group dan wel een andere professionele organisatie. Deze beslissingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De vader is het niet eens met die beslissingen en is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking
De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, het verzoek van de moeder om belast te worden met het eenhoofdig gezag over [minderjarige1] en [minderjarige2] alsnog af te wijzen en een zorgregeling vast te stellen waarbij een van de kinderen op woensdagen bij de vader verblijft en beide kinderen op zondagen bij de vader verblijven, kosten rechtens. Daarnaast verzoekt de vader het hof de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De moeder voert verweer en vraagt het hof de verzoeken van de vader in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

de rechtsmacht en het toepasselijk recht
5.1
De vader heeft de Iraakse nationaliteit, zodat de zaak in internationaal karakter heeft. Het hof zal daarom eerst beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft.
5.2
De voorliggende verzoeken betreffen de ouderlijke verantwoordelijkheid. Gelet op artikel 7 lid 1 van de Verordening (EU) 2019/1111 van 25 juni 2019 (Brussel II-ter) die in deze zaak van toepassing is, zijn ten aanzien van de ouderlijke verantwoordelijkheid de gerechten van de lidstaat bevoegd op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Omdat [minderjarige1] en [minderjarige2] op het moment van indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg, 31 oktober 2024, hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, komt de Nederlandse rechter op basis van artikel 7 van Brussel II-ter in deze zaak rechtsmacht toe.
5.3
Er is geen grief opgeworpen tegen de toepassing van het Nederlands recht, zodat het hof daarvan zal uitgaan.
het ouderlijk gezag
5.4
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.5
Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook in stand laten (bekrachtigen). Het hof overweegt daartoe als volgt.
5.6
De ouders uiten over en weer ernstige beschuldigingen naar elkaar. Dit heeft in het verleden gezorgd voor ruis en onrust, waar de kinderen last van hadden en wat schadelijk was voor de ontwikkeling van de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling is bovendien gebleken dat er op dit moment geen communicatie is tussen de ouders en dat de vader zich op momenten dreigend uitlaat in de richting van de moeder dan wel dreigend naar haar overkomt. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling benadrukt dat gezamenlijk gezag er in dit geval voor zou zorgen dat de kinderen klem raken, zodat het niet in hen belang is dat ouders samen afspraken moeten maken. Het hof is van oordeel dat onder die omstandigheid van gezamenlijk gezag geen sprake kan zijn.
5.7
De vader stelt zich op het standpunt dat de ouders hulp nodig hebben om hun communicatie te verbeteren en dat hij verwacht dat dan binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in hun communicatie komt. Uit de stukken volgt volgens het hof echter dat de moeder er emotioneel doorheen zit en tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI laten weten dat de moeder traumatherapie nodig heeft, maar dat zij daar nu nog niet aan toe komt vanwege de voortdurend dreigende houding van de vader. Voor het hof is gelet daarop voldoende duidelijk dat van een traject van de ouders om de communicatie te verbeteren op dit moment geen sprake kan zijn. Voor de moeder en de kinderen is het van belang dat er rust komt. De moeder heeft in dat kader bovendien laten weten meer rust te ervaren sinds de vader niet langer belast is met het ouderlijk gezag. Dat inmiddels op de zitting is gebleken en toegelicht dat de vader een IQ heeft van 61 en het gedrag van de vader jegens de moeder in het verleden als gevolg daarvan mogelijk verkeerd is begrepen, maakt het voorgaande ten aanzien van het klem raken van de kinderen niet anders.
de omgangsregeling
5.8
De rechter stelt op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
5.9
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er lange tijd geen fysieke omgang tussen de vader en de kinderen is geweest. Hoewel de rechtbank in de bestreden beschikking een omgangsregeling heeft vastgesteld, is daar lang geen uitvoerding aan gegeven omdat de vader niet wilde instemmen met het begeleiden van de omgang. Positief is dat de vader dit inmiddels wel doet en dat de begeleide omgang in gang is gezet. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling in dat kader laten weten dat zij een passende organisatie heeft gevonden die de omgangsmomenten vanaf oktober gedurende twee uur op zaterdagen kan gaan begeleiden.
Het hof vindt het belangrijk dat de omgang tussen de vader en de kinderen zonder verdere vertraging gaat plaatsvinden. Alles is inmiddels gereed om de omgang op zaterdagen te laten plaatsvinden en, zoals de raad tijdens de mondelinge behandeling heeft benadrukt, is het veranderen van de dag van de omgang in verband met wachtlijsten niet eenvoudig. Het hof zal de dag van de omgang, anders dan de vader heeft verzocht, dan ook niet veranderen.
5.1
Gelet op het voorgaande, de recente ontwikkelingen in deze zaak en de belangen van [minderjarige1] en [minderjarige2] , zal het hof als omgangsregeling vaststellen dat beide kinderen elke zaterdag twee uur begeleide omgang met de vader hebben, waarbij de omgang begeleid wordt door een professionele organisatie.
Het hof vindt het belangrijk dat de omgang in de toekomst indien dit mogelijk en in het belang van de kinderen is, wordt uitgebreid en dat op termijn wordt geëvalueerd of de begeleiding nog noodzakelijk is. Het hof zal daarom ook vaststellen dat de regie over de uitvoering en uitbreiding van de omgangsregeling bij de GI ligt.
de proceskosten
5.11
De vader en de moeder moeten de eigen kosten dragen (compensatie van proceskosten), omdat het hier gaat om de kinderen van de ouders.
uitvoerbaar bij voorraad
5.12
De beslissing over de omgangsregeling in deze uitspraak kan ook worden uitgevoerd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 5 februari 2025, ten aanzien van de beslissing over het ouderlijk gezag;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 5 februari 2025, ten aanzien van de beslissing over de omgangsregeling, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt als omgangregeling vast dat [minderjarige1] en [minderjarige2] elke zaterdag twee uur begeleide omgang met de vader hebben, waarbij de omgang begeleid wordt door een professionele organisatie en de regie over de uitvoering en uitbreiding van de omgangsregeling bij de GI ligt;
verklaart deze beschikking ten aanzien van de beslissing over de omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, P.B. Kamminga en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 28 oktober 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.