In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag van ouders over hun kinderen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat zij vreest dat de kinderen klem en verloren raken tussen de ouders. De vader, verweerder in hoger beroep, betwist de claims van de moeder en stelt dat hij in staat is om zijn gezag uit te oefenen. Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 17 april 2025 de raad voor de kinderbescherming verzocht om advies over het gezag. De raad heeft geconcludeerd dat er op dit moment geen ruimte is voor gezamenlijk gezag, gezien de angst en onrust die de kinderen ervaren in relatie tot de vader. Tijdens de zitting op 9 oktober 2025 heeft de moeder haar verzoek tot benoeming van een bijzondere curator ingetrokken. Het hof heeft vastgesteld dat de vader zich terughoudend opstelt en de dagelijkse beslissingen aan de moeder toevertrouwt. Ondanks de angst van de kinderen voor de vader, heeft het hof geoordeeld dat het gezamenlijk gezag in stand moet blijven, omdat het risico bestaat dat de vader geheel uit het leven van de kinderen wordt geweerd. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.