Parketnummer: 21-005409-24
Uitspraakdatum: 14 november 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 26 november 2024 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-237277-23 en 18-029000-22, tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
op dit moment verblijvende in P.I. [detentieadres]
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 oktober 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
- de vernietiging van het vonnis van de rechtbank;
- de veroordeling van verdachte voor het onder parketnummer 18-237277-23 primair tenlastegelegde feit en het onder parketnummer 18-029000-22 tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 jaren, met aftrek van het voorarrest;
- het toewijzen van de vorderingen van de benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met de daarbij passende gijzeling.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overhandigd.
Verder heeft het hof kennisgenomen van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.H.L.C.M. Kuijpers, de benadeelde partij [benadeelde 1] en diens advocaat mr. R Spoelstra, en de benadeelde partij [benadeelde 2] hebben aangevoerd.
Het vonnis
De rechtbank heeft bij vonnis van 26 november 2024 verdachte veroordeeld voor het plegen van doodslag en tevens voor het mishandelen van een Penitentiair Inrichtingswerker tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren en één maand, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] in zijn geheel toegewezen, bestaande uit een bedrag van € 1.045,40 aan materiële schade. Deze vordering is vermeerderd met de wettelijke rente en de rechtbank heeft ter hoogte van datzelfde bedrag de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Verder heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 308,36, bestaande uit € 8,36 aan materiële schade en € 300,00 aan immateriële schade. Deze vordering is vermeerderd met de wettelijke rente en de rechtbank heeft ter hoogte van datzelfde bedrag de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Het meer gevorderde is door de rechtbank afgewezen.
Het hof vernietigt het vonnis om redenen van doelmatigheid en doet daarom opnieuw recht.
Tenlastelegging
Op de zitting bij de rechtbank is de tenlastelegging gewijzigd. Aan verdachte is na deze wijziging ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-237277-23:primairhij op of omstreeks 5 mei 2023 te [plaats 1] , [gemeente] , in of nabij de woning aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade, van het leven heeft beroofd, door deze [slachtoffer] met een vuurwapen, een kogel, althans een projectiel in de (linker)borstkas, althans in het lichaam te schieten;
subsidiairhij op of omstreeks 5 mei 2023 te [plaats 1] , [gemeente] , in of nabij de woning aan de [adres] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door deze [slachtoffer] met een vuurwapen, een kogel, althans een projectiel in de (linker)borstkas, althans in het lichaam te schieten.
Zaak met parketnummer 18-029000-22 (gevoegd):
hij op of omstreeks 24 oktober 2021 te [plaats 2] , een ambtenaar, te weten [benadeelde 2] , werkzaam als Penitentiair Inrichtingswerker van de Penitentiaire Inrichting, aldaar, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld, immers heeft verdachte deze [benadeelde 2] meermalen (met kracht) in het gezicht, althans tegen het hoofd, geslagen en/of gestompt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging ten aanzien van parketnummer 18-237277-23
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde, te weten het plegen van moord. De advocaat-generaal heeft – zakelijk weergegeven – gerekwireerd dat verdachte op meerdere momenten voldoende tijd heeft gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen besluit om het slachtoffer van het leven te beroven. Verdachte heeft aldus met voorbedachte raad gehandeld. Voor medeplegen dient partiële vrijspraak te volgen, vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft – zakelijk weergegeven – daartoe aangevoerd dat uit het aangetroffen DNA, de handpalmafdruk en de camerabeelden niet de conclusie kan worden getrokken dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer om het leven heeft gebracht. Verdachte was volgens zijn herinnering in de avond voor Koningsdag samen met een ander aan de deur bij de [adres] in [plaats 1] . Bij dat bezoek is
“zijn”DNA en handpalmafdruk achtergebleven. Daarnaast zijn bij de bewijskracht van de sporen vraagtekens te plaatsen. Op de camerabeelden is niet te zien waar de persoon op de bewuste dag de deur en of al dan niet het glas van die deur exact heeft aangeraakt. Bovendien is het niet vreemd dat op de zijkant van de deur mogelijk DNA werd aangetroffen dat van verdachte zou zijn. De deur werd niet volgens de regelen der kunst in beslag genomen, bemonsterd noch onderzocht.
Aantreffen van het slachtoffer [slachtoffer] op 9 mei 2023
Op 9 mei 2023 omstreeks 14.36 uur krijgen verbalisanten de melding om te gaan naar het adres [adres] in [plaats 1] . [getuige 1] maakt zich zorgen, omdat hij de bewoner van het adres, te weten [slachtoffer] , vanaf het weekend niet heeft gezien of gesproken. Diezelfde dag zijn omstreeks 15.00 uur verbalisanten bij de woning op voornoemd adres ter plekke. Op aanbellen volgt geen reactie. Verbalisanten forceren daarna een raam om de woning te betreden. In het woongedeelte zien zij een man op de grond liggen omringd door bloed. Verbalisanten constateren even later dat de man koud en stijf is. Eerste hulp verlenen is niet meer mogelijk. Bij het verlaten van de woning is vervolgens buiten de woning, op één meter afstand van de voordeur, een huls gevonden. Verbalisanten vermoeden dat er mogelijk sprake is van een misdrijf.Omstreeks 16.30 uur zijn forensisch onderzoekers ter plaatse en constateren dat de man in het midden van de borstkas een klein rond gaatje heeft. In het T-shirt van de man zit, op dezelfde hoogte van de verwonding op de borstkast, een kleine perforatie.De overleden man in de woning blijkt te zijn de bewoner [slachtoffer] (verder: het slachtoffer).
Oorzaak van het overlijden van het slachtoffer
Op het lichaam van het slachtoffer is sectie verricht om onder meer de doodsoorzaak te achterhalen. Uit forensisch pathologisch onderzoek blijkt van één huidperforatie (B) in het kader van één inschot aan de borst links, eindigend in een projectiel (1) in de onderkwab van de rechterlong. Van B naar 1 is een naar rechts, onderwaarts en achterwaarts gericht schotkanaal. Hierbij is er onder meer perforatie van het borstbeen, de rechterborstholte, de rechter grote luchtpijptak en de onderkwab van de rechterlong opgetreden.Dit heeft geleid tot bloedverlies, inademing of inloop van bloed in de longblaasjes en long- en ademhalingsfunctiestoornissen op basis waarvan het overlijden volledig wordt verklaard.
Geconcludeerd is dat het overlijden van het slachtoffer wordt verklaard door de gevolgen van één inschotletsel aan de borst links.
Volledig afgesloten woning
Als verbalisanten op 9 mei 2023 omstreeks 15.00 uur bij de woning aan de [adres] in [plaats 1] komen, blijkt de voordeur in het midden te zijn afgesloten, maar niet middels het nachtslot. Ook zit er opvallend veel ruimte op de deur. De balkondeur aan de achterzijde is afgesloten middels twee haken. Een draai-kiepraam in de zijgevel staat op de kiepstand. Het draai-kiepraam is geforceerd om de woning te betreden. In de woning liggen sleutels waarmee is geprobeerd de voordeur te openen. De voordeur kan wel op slot gedraaid worden, maar er komt geen beweging in de dagschoot en de deurklink. Verbalisant probeert de voordeur open te trappen, maar dit leidt niet tot het openen van de voordeur.De forensisch onderzoekers constateren dat de voordeur niet op de nachtschoot zit, dat de voordeur niet met de sleutel te openen is en dat de dagschoot is geblokkeerd. Naast het trappen onder de dagschoot is geprobeerd de voordeur open te ‘flipperen’. Uiteindelijk is de voordeur opengebroken met behulp van een breekijzer.
Huls bij de voordeur
Op 9 mei 2023 is aan de buitenzijde van de voordeur een kleine kogelhuls aangetroffen op ongeveer één meter afstand van de voordeur.Het betreft een koperkleurige huls met bodemstempel S&B 6.35 B. Deze huls is in beslag genomen (goednummer 1602219 met SIN AAQQ3820NL).
Projectiel in het lichaam
Het in het lichaam van het slachtoffer geel metalen intact aangetroffen projectiel (1) is veiliggesteld en in beslag genomen (goednummer 1602928 met SIN AAPS8350NL).
Huls en kogel
Door het NFI is onderzoek gedaan naar de huls (SIN AAQQ3820NL) en het projectiel (SIN AAPS8350NL). Uit vooronderzoek blijkt dat de ontvangen huls (SIN AAQQ3820NL) een bodemstempel heeft S&B 6.35Br. De huls is van het merk Sellier & Bellot , kaliber 6,35mm Browning. Het projectiel (SIN AAPS8350NL) blijkt een kogel, het best passend bij kaliber 6,35mm Browning. De afvuursporen in de huls worden verwacht wanneer deze is verschoten met een (semi-) automatisch werkend pistool van het kaliber 6,35mm Browning of naar het kaliber 6,35mm Browning omgebouwd gas-/alarmpistool. De afvuursporen in de kogel passen bij meerdere merken en modellen vuurwapens waaronder naar 6,35mm Browning omgebouwde gas-/alarmpistolen. De huls en kogel kunnen, op basis van de uiterlijke kenmerken en de referentieverzameling munitie van het NFI bij elkaar gehoord hebben. Omdat er geen vuurwapen is aangetroffen kon niet worden onderzocht of de huls en de kogel daadwerkelijk uit één hetzelfde vuurwapen afkomstig zijn.
Tijdstip van overlijden van het slachtoffer
Nog in leven op 4 mei 2023
Op de voordeur van de woning van het slachtoffer is een camera gericht.Op de camerabeelden is het slachtoffer op 4 mei 2023 meermalen te zien.Op 5 mei 2023 om 00.11 uur komt een persoon aan bij de woning, waarbij is aangenomen dat die persoon het slachtoffer is, kijkend naar het postuur en de kleding.Op 5 mei 2023 om 00.24 uur gaat het licht in de woning van het slachtoffer uit.
Aanval op 5 mei 2023
Op de camerabeelden is te zien dat op 5 mei 2023 tussen 00.29.29 en 00.30.27 uur een incident plaatsvindt bij de voordeur van de woning van het slachtoffer. Om 00.29.29 uur komt er een persoon de hoek omgelopen. De persoon is helemaal in het zwart gekleed en draagt een capuchon over het hoofd.De persoon loopt naar de voordeur van de het slachtoffer. Met zijn linkerhand doet de persoon iets ter hoogte van zijn broekzak. Daarna drukt de persoon met een vinger op de bel.De persoon staat een aantal seconden te wachten en dan wordt licht zichtbaar in de hal. Op dat moment doet de persoon een stap achteruit. Een persoon opent de voordeur, gelet op het postuur en de kleding wordt aangenomen dat het gaat om het slachtoffer.De persoon voor de voordeur doet een stap naar voren en maakt kort daarop een trappende beweging met zijn linkerbeen richting het slachtoffer. Te zien is dat het slachtoffer daarop achter de deur wegduikt. De persoon loopt verder naar binnen en begint met zijn rechterarm op het slachtoffer in te slaan. Hij maakt hierbij driemaal een slaande beweging in de richting van het slachtoffer. Tijdens het gevecht komt de persoon weer buiten te staan. Het slachtoffer doet daarna bijna de voordeur dicht. De persoon wil een trappende beweging maken richting de voordeur, waarop de voordeur nog even kort open gaat en vervolgens sluit. Als de voordeur gesloten is trapt de persoon driemaal tegen de voordeur ter hoogte van de slotplaat. Daarna rent de persoon weg in de richting van waar hij is gekomen.
Eigen waarneming van het hof ter terechtzitting – uitkijken camerabeelden ‘incident 5 mei’
Het hof ziet op de camerabeelden genaamd ‘incident 5 mei’ het volgende. Op 5 mei 2023 om 00.29.32 uur is op de meest rechter stoeptegel, direct voor de voordeur van het slachtoffer, niets te zien. Deze stoeptegel is lichter van kleur in vergelijking met de omringende stoeptegels. Op 00.30.11 uur doet het slachtoffer de deur open. Tussen 00.30.14 uur en 00.30.16 uur dringt de persoon de woning binnen, waarna het slachtoffer met de linkerzijde van zijn lichaam achterover duikt. De persoon maakt driemaal een slaande beweging, waarbij de persoon telkens zijn rechterarm boven het hoofd breng en daarna naar beneden beweegt. Tussen 00.30.18 uur en 00.30.20 uur is de deur bijna dicht, waarna de deur kort weer even opengaat en het slachtoffer met de linkerzijde van zijn lichaam in de deuropening staat. Op 00.30.27 uur is op de meest rechter stoeptegel, direct voor de voordeur van het slachtoffer, iets zwarts en donkers te zien.
Camerabeelden na de aanval op 5 mei 2023
Uit de camerabeelden blijkt dat het slachtoffer na de aanval op 5 mei 2023 niet meer op de beelden te zien is, terwijl in de voorliggende periode van 26 april tot en met 4 mei 2023 iedere dag diverse (reis)bewegingen van het slachtoffer zijn waargenomen.
Getuigenverklaringen
[getuige 1] heeft verklaard dat hij vanwege zijn werk bij de gemeente als begeleider betrokken is bij de inburgering van het slachtoffer. Op 9 mei 2023 rond 13.30 uur is hij gebeld door de school van het slachtoffer, omdat het slachtoffer zowel op 8 als op 9 mei 2023 niet op school is verschenen.Ook toont de getuige zijn telefoon waaruit blijkt dat het slachtoffer op 4 mei 2023 om 20.38 uur voor het laatst online is geweest op WhatsApp.Uit de verklaring van getuige [getuige 2] blijkt dat hij het slachtoffer op 4 mei 2023 voor het laatst heeft gezien.Diezelfde dag hebben zij voor het laatst contact gehad via WhatsApp.Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij op 4 mei 2023 ook voor het laatst (telefonisch) met het slachtoffer heeft gesproken.Uit de door deze getuige getoonde schermafbeelding van haar WhatsApp gesprek met het slachtoffer blijkt dat het slachtoffer op 4 mei 2023 om 20.39 uur voor het laatst online is geweest op WhatsApp.Uit de verklaring van [benadeelde 1] , de broer van het slachtoffer, blijkt dat hij op 4 mei 2023 om 19.53 uur een videogesprek heeft gevoerd met het slachtoffer. Hij en het slachtoffer spraken elkaar om de twee à drie dagen.
Gebruik bankrekening
Uit onderzoek naar de bankrekening van het slachtoffer blijkt dat de pinpas voor het laatst is gebruikt op 4 mei 2023 om 13.12 uur bij de Jumbo in [plaats 1] .
Bevindingen deskundigen
Uit forensisch pathologisch onderzoek blijkt dat verbloeding als gevolg van het hiervoor onder ‘oorzaak van overlijden van het slachtoffer’ beschreven letsel een relatief langzaam proces is, waarbij het slachtoffer nog enige tijd (mogelijk meerdere tot meerdere tientallen minuten) handelingsbekwaam kan zijn geweest, gevolgd door bewustzijnsverlies (onder toenemend bloedverlies) en uiteindelijk het overlijden.De aanwezigheid van bloederige inhoud in de maag is het gevolg van actief inslikken van bloed, wijzend op tijdelijk behoud van enige mate van bewustzijn na oplopen van het schotletsel.Bij forensisch pathologisch onderzoek zijn tekenen van postmortale bloedbemonstering aangetroffen. Het lichaam van het slachtoffer toont postmortale veranderingen passend bij een postmortaal interval van hooguit enkele dagen (uitgaand van een constante omgevingstemperatuur van circa 20 tot 22 graden). Een postmortaal interval van meerdere dagen (in geval van bijvoorbeeld een koelere omgevingstemperatuur) is echter niet geheel uitgesloten.Uit het schouwverslag blijkt dat de lichaamstemperatuur gemeten is op 17,3ºC bij een omgevingstemperatuur van 17,1ºC.Nadere forensische aanknopingspunten blijken niet uit het dossier.
Tussenconclusie overlijden slachtoffer op 5 mei 2023
Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat op 5 mei 2023, tijdens de aanval bij de voordeur van de woning van het slachtoffer, een kogel is verschoten in het lichaam van het slachtoffer, ten gevolge waarvan hij is komen te overlijden. Het hof overweegt daarbij als volgt.
Het hof heeft op de zitting van 24 oktober 2025, tijdens het uitkijken van de camerabeelden ‘incident 5 mei’, waargenomen dat direct na de aanval, op de meest rechter stoeptegel voor de voordeur van het slachtoffer, iets zwarts en donkers is te zien wat er voor de aanval niet heeft gelegen. Vlak bij die plek, op één meter afstand van de voordeur, is op 9 mei 2023 een kogelhuls aangetroffen. Gelet op vorenstaande, gaat het hof ervan uit dat zij tijdens het uitkijken van de camerabeelden op 00.30.27 uur de huls heeft waargenomen. Nadere verklaringen voor het aantreffen van de huls blijken niet uit het dossier.
Het NFI heeft geconcludeerd dat de huls die bij de voordeur is gevonden past bij de kogel die in het lichaam van het slachtoffer is aangetroffen. Daarbij komt dat het vastgestelde schotkanaal past bij het handelen van de persoon tijdens de aanval. Het vastgestelde schotkanaal verloopt immers van de linkerborst naar rechts, onderwaarts en achterwaarts, hetgeen past bij de neerwaarts slaande bewegingen met de rechterhand door de aanvallende persoon maar ook kan passen bij een schot van de aanvaller op het moment dat de deur kort weer even opengaat en het slachtoffer met zijn linkerzijde in de deuropening staat. Hoewel het hof niet kan vaststellen op welk moment precies is geschoten, staat voldoende vast dat gedurende de zeven seconden durende aanval een schot is gelost ten gevolge waarvan het slachtoffer is komen te overlijden.
Dat het slachtoffer op 5 mei 2023 ten gevolge van de aanval is komen te overlijden wordt mede ondersteund door de bevinding dat het slachtoffer na het incident in het geheel niet meer op de camerabeelden van de voordeur is te zien tot het moment waarop hij op 9 mei 2023 dood in de woning is aangetroffen. Dit terwijl hij in de dagen voorafgaand aan de aanval iedere dag op de camerabeelden is te zien. Uit het onderzoek blijkt bovendien dat op 9 mei 2023 de woning volledig was afgesloten, inclusief de haken aan de binnenkant van de balkondeur aan de achterkant van de woning. Uit het sporenonderzoek is tevens niets gebleken van sporen in andere ruimtes dan wel aanwijzingen voor een andere aanval op het slachtoffer dan die te zien is op de camerabeelden van 5 mei 2023. Bovendien blijkt uit tactisch onderzoek, te weten de hiervoor beschreven camerabeelden, de getuigenverklaringen en het gebruik van WhatsApp en de bankpas door het slachtoffer, dat na de aanval op 5 mei 2023 geen teken van leven meer is verkregen van het slachtoffer. Het hof heeft daarbij, evenals de rechtbank, in aanmerking genomen dat aannemelijk is dat als het slachtoffer op 5 mei 2023 nog in leven zou zijn geweest, hij na de aanval contact zou hebben gezocht met bijvoorbeeld de politie of een kennis. Daarvan is echter niets gebleken.
Sporenonderzoek op de voordeur
Op 10 mei 2023 onderzoeken forensisch onderzoekers onder meer de voordeur van de woning van het slachtoffer op sporen. De voordeur van de woning is van hardhout met twee glaspanelen dubbelglas. De buitenzijde van het glas is glad. De forensisch onderzoekers zien op het bovenste glaspaneel een handpalmspoor en vingersporen.Deze sporen zijn veiliggesteld (spoor 87340 met SIN AAPK4338NL). De vingersporen, die zijn beoordeeld als niet geschikt voor identificerend onderzoek, zijn bemonsterd op de aanwezigheid van DNA-contactsporen (spoor 87338 met SIN AAQQ3839NL).
Naar aanleiding van het bekijken van de camerabeelden van 5 mei 2023 die zijn gericht op de voordeur van het woning van het slachtoffer, is op 10 mei 2023 nader forensisch onderzoek gedaan. Op de camerabeelden is te zien dat de persoon op de locatie waar
voornoemde handpalmafdruk is veiliggesteld, zijn linkerhand op de ruit heeft geplaatst.Verder is op de beelden te zien dat de persoon bij het naar binnen dringen het raam in de voordeur aan de buitenzijde aanraakt. Het raam van de voordeur is daarna op twee plaatsen bemonsterd op de aanwezigheid van DNA-contactsporen (SIN AAPK4306NL en SIN AAPK4287NL).Op 2 juni 2023 is de voordeur veiliggesteld en in beslag genomen (goednummer 1609994 met SIN AAQQ3880NL).Op 19 juni 2023 is de voordeur ontvangen door het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI). Aan het NFI is opdracht gegeven om, als er op de deur (waar voor zover te zien is op de camerabeelden contact is met de dader en de deur) vezelsporen aanwezig zijn, vezelsporen veilig te stellen.Door onderzoekers van het NFI is de voordeur vervolgens nogmaals op twee locaties bemonsterd, te weten: een deel van de deur aan de kopse kant, vanaf het slot tot de bovenste klem (SIN AAQQ3880NL#01) en een deel van het glas aan de buitenkant van de deur, waar eerder een handpalm is waargenomen die met dactyfolie is bemonsterd (SIN AAQQ3880NL#02). Tevens zijn de eerder bemonsterde DNA-extracten van SIN AAQQ3839NL (buitenzijde glas voordeur), AAPK4287NL (4 veegspoortjes buitenzijde voordeur naast onderste witte sticker) en AAPK4306NL (glas voordeur buitenzijde boven folie handpalm)samengevoegd en krijgt dit SIN AAQQ3839NL#01.
Handpalmafdruk buitenzijde voordeur
Het spoor met SIN AAPK4338NL is onderzocht. Vergelijkend onderzoek in Havank heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in Havank onder biometrienummer 310001877089, te weten verdachte. Het spoor vertoont een zeer grote mate van overeenkomst en geen verschillen van dactyloscopische aard met de afbeelding van de linker handpalm van biometrienummer 310001877089. Twee dactyloscopisch onderzoekers zijn ervan overtuigd dat het spoor door deze donor is geplaatst. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
DNA van verdachte
Het NFI heeft in het rapport van 29 september 2023 de volgende resultaten gemeld.
Uit de bemonstering SIN AAQQ3839NL#01 (samengevoegd DNA-extract, zoals hiervoor gemeld onder ‘sporenonderzoek op de voordeur’) is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-mengprofiel is ongeveer 300 duizend keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen. Uit de bemonstering SIN AAQQ3880NL#01 is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA mengprofiel is ongeveer 590 miljoen keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen. Uit de bemonstering SIN AAQQ3880NL#02 is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee personen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-mengprofiel is ongeveer 20 duizend keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
Tussenconclusie daderschap verdachte
Zoals hiervoor reeds is omschreven, zijn sporen aangetroffen op plaatsen waar de aanvaller op basis van de camerabeelden contact heeft gehad met de voordeur. Uit de bemonsteringen SIN AAQQ3839NL#01, SIN AAQQ3880NL#01 en SIN AAQQ3880NL#02 is een DNA-mengprofiel verkregen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met voornoemde DNA-mengprofielen. Daarnaast vertoond de handpalmafdruk op de voordeur een zeer grote mate van overeenkomst en geen verschillen van dactyloscopische aard met de handpalmafdruk van verdachte. Gelet op de bewijskracht van de DNA-mengprofielen en de handpalmafdruk, in onderling samenhang bezien met het onderzoek naar de camerabeelden, concludeert het hof dat het verdachte is geweest die op 5 mei 2023 voornoemde sporen heeft achtergelaten en aldus het slachtoffer op 5 mei 2023 door middel van een schot om het leven heeft gebracht. Van contra-indicaties uit andere onderzoeksresultaten is het hof niet gebleken.
Alternatief scenario verdediging
Ten overstaan van de politie en de rechtbank heeft verdachte zijn betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit ontkend en heeft hij zich consequent op zijn zwijgrecht beroepen. Ten overstaan van de rechtbank heeft verdachte enkel verklaard dat hij het niet is geweest. Verdachte heeft in hoger beroep voor het eerst een verklaring afgelegd, namelijk dat hij op de avond voor Koningsdag (het hof begrijpt: 2023) samen met een vriend bij het slachtoffer is geweest omdat zijn vriend een pakket moest afgeven. Volgens verdachte deed niemand de deur open, maar kan dit verklaren waarom zijn DNA op de voordeur van het slachtoffer is aangetroffen. Volgens verdachte heeft hij toen met zijn hand tegen de ruit geleund om door het glas naar binnen te kunnen kijken of er iemand in de hal aanwezig was.
Naar aanleiding van de verklaring van verdachte is op 21 oktober 2025 onderzoek gedaan naar de camerabeelden van 26 april 2023 die zicht hebben op de voordeur van het slachtoffer. In de periode tussen 16:00 uur en 24:00 uur hebben de camerabeelden geen enkele andere activiteit bij de voordeur van het slachtoffer geregistreerd, dan bewegingen van het slachtoffer zelf. Verdachte heeft vervolgens ten overstaan van het hof verklaard dat hij zich, gelet op het tijdsverloop, mogelijk heeft vergist in de datum. Daarnaar gevraagd, heeft verdachte geen enkele concrete, objectief verifieerbare of geverifieerde feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat verdachte op enig moment, rond 26 april 2023, samen met een vriend bij de woning van het slachtoffer is geweest om een pakket af te geven. De naam van de desbetreffende vriend wenst verdachte, hoewel herhaaldelijk ter zitting daarnaar gevraagd ter verificatie van dit scenario, niet prijs te geven. Daarbij komt dat het door de verdediging aangedragen alternatieve scenario niet verklaart hoe het DNA-profiel van verdachte op de kopse, smalle, zijkant van de deur is aangetroffen. Deze zijkant is enkel aan te raken in een situatie waarin de deur niet in gesloten toestand tegen de (deur)sponning aangedrukt zit. Uitgaande van de verklaring van verdachte deed echter niemand de deur open toen hij op enig moment, rond 26 april 2023, samen met een vriend bij de woning van het slachtoffer is geweest.
Dat sprake is geweest van contaminatie van de biologische sporen, zoals door de verdediging is betoogd, is naar het oordeel van het hof eveneens niet aannemelijk geworden. Uit het dossier blijkt immers, zoals hiervoor weergeven, dat reeds op 10 mei 2023 sporen zijn veiliggesteld die in direct verband kunnen worden gebracht met verdachte. Op 2 juni 2023 is de voordeur vervolgens veiliggesteld en in beslag genomen, teneinde het NFI nader onderzoek te laten doen naar (eventuele) aanwezige vezelsporen. Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] )blijkt dat de voordeur met behulp van [naam] , ingehuurd door de woningbouwvereniging, is verwijderd en ingepakt. Ter voorkoming van contaminatie is [naam] voorzien van handschoenen en een mondkap. De voordeur is verpakt in lakens en een dubbele laag ademende plastic zakken. De buitenste plastic zak is verzegeld met behulp van kabelbinders. Niet gesteld noch gebleken is op welke wijze sprake kan zijn geweest van contaminatie in de tussenliggende periode. Daarbij komt dat het dossier geen concrete aanwijzingen bevat waaruit zou blijken dat onzorgvuldig is omgegaan met het onderzoeksmateriaal en/of dat er niet naar de regels is gehandeld.
Op grond van het vorenstaande - in onderling verband beschouwd - acht het hof de lezing van verdachte niet aannemelijk geworden.
Opzet
Nu verdachte ontkent kan een reden voor het bezoek aan het slachtoffer en het schieten niet worden vastgesteld. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat uit het dossier en met name uit de beelden onvoldoende blijkt dat verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer. Daarentegen blijkt wel dat bij verdachte sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Verdachte had een geladen wapen bij zich op het moment dat hij de confrontatie met het slachtoffer aanging. Daarmee heeft hij het risico genomen dat er schoten zouden kunnen vallen als het tot een confrontatie met het slachtoffer zou komen. Dit risico heeft zich ook geëffectueerd. Het handelen van verdachte, te weten het op korte afstand schieten met een vuurwapen in het bovenlichaam van het slachtoffer, is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het veroorzaken van de dood van het slachtoffer dat het niet anders kan dan dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer door zijn handelen zou komen te overlijden.
Juridisch kader
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde moord het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan, te weten dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.
De achtergrond van het vereiste dat verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis van de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven (vgl. het overleg en nadenken dat in de wetsgeschiedenis is geplaatst tegenover de ogenblikkelijke gemoedsopwelling). Dat verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van verdachte en/of getuigen geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. Daarbij verdient opmerking dat de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad.
Oordeel van het hof
Zoals hierboven reeds is overwogen, is het hof van oordeel dat het verdachte is geweest die het slachtoffer door een dodelijk schot om het leven heeft gebracht. Anders dan de advocaat-generaal, acht het hof niet bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad, zodat verdachte van dit bestanddeel zal worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Verdachte ontkent het slachtoffer met een dodelijk schot om het leven te hebben gebracht en heeft aldus geen enkel inzicht gegeven in wat voor en tijdens het begaan van het feit in verdachte is omgegaan. Daarnaast bevat het dossier geen bewijsmiddelen waaruit wettig en overtuigend een vooropgezet plan om het slachtoffer om het leven te brengen kan worden afgeleid. Het hof zal dus moeten afgaan op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden en dient te onderzoeken of verdachte voorafgaand aan de aanval of tussen de elkaar opvolgende geweldshandelingen voldoende tijd voor beraad en gelegenheid voor bezinning heeft gehad.
Uit de reeds beschreven camerabeelden volgt dat verdachte midden in de nacht van 5 mei 2023 naar de woning van het slachtoffer is gegaan, alwaar verdachte heeft aangebeld. Na het openen van de voordeur door het slachtoffer is verdachte vrijwel direct in de aanval gegaan. Verdachte heeft eerst een trappende beweging gemaakt, gevolgd door driemaal een slaande beweging. Gedurende de zeven seconden durende aanval heeft verdachte een schot gelost ten gevolge waarvan het slachtoffer is komen te overlijden.
Met de rechtbank overweegt het hof dat het meebrengen van een al dan niet gebruiksklaar vuurwapen een aanwijzing is dat verdachte iets van plan was met dit wapen. Echter, uit deze enkele aanwijzing kan niet geconcludeerd worden dat verdachte heeft gehandeld uit voorbedachte raad. Uit de reeds beschreven camerabeelden van 5 mei 2023 blijkt immers ook dat, hoewel verdachte weliswaar vrijwel direct de aanval inzet, hij daarbij niet meteen na het openen van de deur het wapen gebruikt. Op welk moment bij verdachte het wilsbesluit om het slachtoffer te doden is ontstaan, kan het hof niet vaststellen. Het is evenmin niet uit te sluiten dat het wilsbesluit pas heel kort voor het schieten is ontstaan; bijvoorbeeld gedurende de door verdachte ingezette aanval. Dat voorafgaand aan de aanval geen interactie heeft plaatsgevonden tussen het slachtoffer en verdachte, doet daaraan niets af, evenmin als de omstandigheid dat verdachte op 4 mei 2023 mogelijk betrokken zou zijn geweest bij een voorverkenning. Al zou sprake zijn geweest van een voorverkenning, dan nog haalt het de lat niet van de strikte eisen die door de Hoge Raad zijn geformuleerd om tot een bewezenverklaring van voorbedachte rade te komen.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet met voldoende mate van zekerheid uit het dossier worden afgeleid dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Het hof zal verdachte daarom, evenals de rechtbank, van de primair ten laste gelegde moord vrijspreken.
Medeplegen
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring van medeplegen. Niet blijkt dat er uitvoeringshandelingen zijn verricht door (een) ander(en) dan verdachte. Evenmin blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (een) ander(en) met het doel om het slachtoffer te doden. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen.
Eindconclusie
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-237277-23 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof acht het subsidiair tenlastegelegde daarentegen wel wettig en overtuigend bewezen, te weten het plegen van doodslag.
Bewijsoverweging ten aanzien van parketnummer 18-029000-22
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring, aangezien verdachte de tenlastegelegde mishandeling heeft bekend.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de veroordeling voor de tenlastegelegde mishandeling in stand kan blijven. Verdachte bekent het feit en heeft er spijt van.
Oordeel van het hof
Verdachte heeft bekend dat hij de tenlastegelegde mishandeling heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. Het hof volstaat, op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan te weergeven:
- de aangifte van [benadeelde 2];
- de verklaring van getuige [getuige 4];
- de bekennende verklaring van verdachte.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-237277-23 subsidiair en in de zaak met parketnummer 18-029000-22 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-237277-23:subsidiairhij op 5 mei 2023 te [plaats 1] , [gemeente] , in of nabij de woning aan de [adres] , een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk van het leven heeft beroofd, door deze [slachtoffer] met een vuurwapen een kogel in de linkerborstkas te schieten.
Zaak met parketnummer 18-029000-22 (gevoegd):hij op 24 oktober 2021 te [plaats 2] , een ambtenaar, te weten [benadeelde 2] , werkzaam als Penitentiair Inrichtingswerker van de Penitentiaire Inrichting, aldaar, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld, immers heeft verdachte deze [benadeelde 2] meermalen met kracht tegen het hoofd gestompt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 18-237277-23 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
doodslag.
Het in de zaak met parketnummer 18-029000-22 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor het plegen van moord en het mishandelen van een penitentiair inrichtingswerker wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 jaren, met aftrek van het voorarrest. De te bewijzen feiten kunnen volledig aan verdachte worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich onthouden van een standpunt omtrent een eventueel op te leggen straf.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 5 mei 2023 schuldig gemaakt aan doodslag. Verdachte heeft het slachtoffer in zijn woning – een plek waar hij zich juist veilig zou moeten voelen – om het leven gebracht. De aankomst bij de voordeur, de aanval en het vertrek van verdachte hebben bij elkaar genomen nog geen minuut geduurd. Verdachte kende het slachtoffer, naar eigen zeggen, niet. Waarom verdachte het slachtoffer heeft opgezocht en doodgeschoten is onduidelijk gebleven. Verdachte heeft geen inzicht getoond in zijn handelen en er geen uitleg voor gegeven. Hoewel uit het dossier een mogelijke aanwijzing volgt, namelijk dat het slachtoffer de zus van een vriend van verdachte stalkte, is hierover onvoldoende duidelijkheid verkregen. Verdachte heeft door zijn handelen op een verschrikkelijke en abrupte wijze het leven van het slachtoffer ontnomen. Doodslag is één van de zwaarste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. Met het plegen van dit feit heeft verdachte het slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. Daarmee heeft verdachte de familie, vrienden en bekenden van het slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht. Doodslag is een misdrijf dat de rechtsorde bijzonder schokt en sterke gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij veroorzaakt.
Daarnaast heeft verdachte zich op 24 oktober 2021 schuldig gemaakt aan het mishandelen van een penitentiair inrichtingsmedewerker door hem, zonder enige aanleiding, driemaal tegen het hoofd te stompen. Verdachte heeft daarmee een inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Daarbij komt dat hij een ambtenaar in functie heeft aangevallen. Een penitentiair inrichtingswerker moet zijn werk kunnen doen zonder met agressie geconfronteerd te worden. Ter zitting is het hof gebleken dat het slachtoffer nog steeds kampt met de impact die de mishandeling tijdens zijn werk op hem heeft gehad.
Justitiële documentatie (strafblad)
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van verdachte van 16 september 2025, waaruit blijkt dat hij in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsmisdrijven. Kennelijk hebben die eerdere veroordelingen geen indruk gemaakt op de verdachte. Verder heeft het hof geconstateerd dat ten aanzien van de doodslag artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Persoon van verdachte
Het hof heeft daarnaast gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gebracht en zoals deze ook blijken uit de verschillende rapportages die over verdachte zijn opgesteld.
Het hof heeft onder meer gelet op de Pro Justitia rapportage van 6 juni 2024, opgesteld door T. den Boer (psychiater) en [GZ- psycholoog] , beide verbonden aan het NIFP, locatie Pieter Baan Centrum (verder: PBC). Door deze deskundigen is geconcludeerd dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek. Er zijn geen aanwijzingen dat deze weigering gebaseerd is op psychopathologische motieven. Op basis van het verkregen beeld binnen de gestructureerde context van het PBC worden geen aanwijzingen gevonden voor een ernstige psychiatrische aandoening, een ernstige stemmingsstoornis, een angststoornis, een posttraumatische stressstoornis, een beperking in de aandachts- en concentratiefunctie en de impulsregulatie. Er zijn geen aanwijzingen voor ADHD, een autismespectrumstoornis of intellectuele beperking (laag- of zwakbegaafdheid kan niet worden uitgesloten). Op basis van de beschikbare informatie is niet duidelijk of gesproken kan worden van problematisch middelengebruik (cannabis) in de vorm van een stoornis. Binnen de context van het PBC is verdachte in staat zich op een sociaal voldoende vaardige en aangepaste wijze te verhouden tot groepsgenoten en personeelsleden. Het is echter onduidelijk hoe hij zichzelf en de ander beleeft, hoe hij omgaat met verantwoordelijkheid, of er sprake is van adequate zelfbewuste emoties en op welke wijze hij zijn handelen in lijn brengt met zijn overtuigingen. Op basis van de dossierinformatie wordt een zorgelijk en antisociaal gedragspatroon gezien, maar nader onderzoek is dus niet mogelijk. Er zijn geen argumenten gevonden voor een advies om het jeugdrecht toe te passen. Een advies met betrekking tot de mate van toerekenen van het ten laste gelegde kan niet worden gegeven, vanwege het ontbreken van afgeronde diagnostiek, het ontbreken van zicht op mogelijke aanwezige psychopathologie en de feitelijke context en omstandigheden waarin het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden. Het gebrek aan zicht op de persoonsgebonden factoren als op contextuele factoren maakt dat het niet mogelijk is op een betrouwbare wijze te komen tot een risicoanalyse met betrekking tot het recidiverisico. Het is dan ook niet mogelijk een advies te formuleren ter vermindering van dit risico.
Het hof acht verdachte mede op basis van voornoemd deskundigenrapport ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde volledig toerekeningsvatbaar.
Het hof heeft verder kennisgenomen van het meest recente reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 16 oktober 2025. Verdachte heeft ten overstaan van de reclassering zijn proceshouding ten aanzien van de tenlastegelegde doodslag gewijzigd van zich beroepend op zijn zwijgrecht naar ontkennend. De ontkenning van verdachte maakt dat de reclassering geen relaties kan leggen tussen het feit en mogelijke problemen op de leefgebieden. Er zijn door de reclassering geen beschermende of positieve factoren gevonden. Het sociale netwerk van verdachte wordt beschouwd als een risicofactor. Verdachte heeft aangegeven dat hij veel mensen kent die zich bezighouden met criminele activiteiten. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Gevangenisstraf
Het hof stelt vast dat op 5 mei 2023 het strafmaximum voor doodslag (zoals bepaald door de wetgever) een gevangenisstraf van vijftien jaren betrof. Dat per 1 juli 2023 dit strafmaximum is verhoogd tot een gevangenisstraf van vijfentwintig jaren doet daaraan niet af, omdat een nieuwe strafbepaling niet met terugwerkende kracht mag worden toegepast in het nadeel van verdachte. Het hof is daarom gebonden aan het op 5 mei 2023 geldende strafmaximum, te weten een gevangenisstraf van vijftien jaren.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat onderhavige feiten zonder meer het opleggen van een gevangenisstraf van vijftien jaren rechtvaardigen. Er zijn in dit geval geen bijzondere en/of verzachtende omstandigheden. De uitvoering van de doodslag en het kennelijk ontbreken van enig motief is ernstig en schokkend. Het handelen van verdachte wordt gekenmerkt door een grote mate van koelbloedigheid, die niet anders kan worden geduid dan als volstrekt gewetenloos. Zowel in de uitvoering van de doodslag als in de uitvoering van de mishandeling sloeg het gedrag van verdachte abrupt om van een kalmte naar agressie, met een explosieve uiting van geweld. De samenleving dient te worden beschermd tegen verdachte. Dit klemt temeer nu verdachte ondanks zijn jeugdige leeftijd als recidivist moet worden aangemerkt en niet heeft willen meewerken aan enige vorm van onderzoek naar zijn psychische gesteldheid. Door deze houding is er voor het hof geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een langdurige gevangenisstraf om de maatschappij tegen verdachte te beschermen.
Rekening houdend met bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren zonder meer passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.