Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
dat de verdachte, gedurende een proeftijd van één jaar, ingaande op de dag van uitreiking van deze kennisgeving, zich niet aan enig strafbaar feit zal schuldig maken.” Tijdens deze proeftijd is een nieuwe verdenking tegen [verdachte] ontstaan, namelijk de verdenking in de strafzaak met parketnummer 05-005176-25, ter zake van een winkeldiefstal in [plaats 2] . Naar aanleiding van deze verdenking is besloten om [verdachte] alsnog te vervolgen voor de winkeldiefstal in [plaats 1] , de zaak met parketnummer 08-215163-24. Uiteindelijk heeft de kinderrechter [verdachte] op 16 april 2025 van de tenlastegelegde winkeldiefstal in [plaats 2] vrijgesproken en voor de winkeldiefstal in [plaats 1] veroordeeld.
dan wel op andere wijze zich misdragen’aan de voorwaarde was toegevoegd (zie ECLI:NL:HR:2015:3639 en ECLI:NL:HR:2024:807). Een dergelijke ruim geformuleerde sepotvoorwaarde laat ruimte voor de uitleg dat daar tevens het ontstaan van een nieuwe verdenking dat een verdachte zich aan enig strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, onder valt. In deze zaak ontbreekt voornoemde toevoeging echter en daarmee de ruimte voor de uitleg zoals die in de andere zaken aan de sepotvoorwaarde is gegeven. Het hof is van oordeel dat verdachte zich, gelet op de onherroepelijke vrijspraak in de zaak met parketnummer 05-005176-25, niet schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit. Hij heeft de opgelegde voorwaarde van het voorwaardelijk sepot dus niet geschonden, waardoor het openbaar ministerie die vervolging niet meer had mogen voortzetten. De kinderrechter had de officier van justitie in de vervolging van de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde onder parketnummer 08-215163-24 niet-ontvankelijk dienen te verklaren. Het vonnis van de kinderrechter dient derhalve worden vernietigd.